19e eeuwse scheepvaart - kapitein Johan Jørgen Lange (original) (raw)

Scheepskapitein Johan Jørgen Lange

Scheepskapitein Johan Jørgen Lange

Eerst een overzicht van de belangrijkste personen voor dit verhaal uit de familie Lange ten tijde van Johan Jørgen, met weglating van vele anderen.

| | Thomas Lange tr. Catharina Carstens|Johan Jørgen Langetr. Eleonora Johanna ter Wee | | | | | -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | | | | | Thomas Lange | Catharina Johanna Langetr. Geert Steenbergen |Kinderen:Eleonora Johanna(Ehrhardt-) Steenbergenen Johan Jørgen Steenbergen | | |

Jeugdjaren van Johan Jørgen Lange; vier reizen naar Suriname

Johan Jørgen Lange, de oudste zoon van Thomas Lange en Catharina Carstens, is op 23.7.1828, 's avonds om tien uur in het huis Nieuwendijk 124, in Amsterdam geboren. Bij de inschrijving in de gemeentelijke registers zijn Jacob Bakker en Hendrik de Bruin (dan winkelier, waar de familie bij inwoont) getuigen. Johan Jørgen wordt op 10.8.1828 in Amsterdam Hersteld Evangelisch-Luthers gedoopt door ds J.C.Jacobi, met als getuige zijn grootmoeder Anna Henke.
Het heeft in de bedoeling gelegen dat Johan Jørgen na de terugkeer van de reis van zijn vader in de winter 1840-1841 als scheepsjongen mee zou gaan op de volgende reis met de "Stad Zwolle". Door het overlijden van Thomas is dat niet doorgegaan. Het ongeluk heeft Johan Jørgen en later ook zijn broer Hendrik Thomas overigens niet afgeschrikt om naar zee te gaan. Opvallend dat terwijl de binding met de zee in de families van beide kanten nu ook weer niet zo groot zijn, twee zonen na het omkomen van hun vader de zeevaart niet voor gezien houden. In Zwolle moeten ook wel andere mogelijkheden geweest voor de niet-domme oudste zoon. En zou niemand ooit op de gedachte gekomen zijn om althans de oudste zoon maar eens een tijdje naar Noorwegen te sturen?
Er zijn geen aanwijzingen dat Johan Jørgen een speciale opleiding, anders dan in de praktijk, voor de zeevaart heeft gevolgd. Toch moet hij bijgeleerd hebben, want zijn schriftelijk taalgebruik, zoals dat uit verschillende stukken blijkt, staat op een hoger dan lagere-schoolpeil.
Op 12.11.1842 vertrekt Johan Jørgen alsnog als scheepsjongen (veertien jaar oud) met de "Stad Zwolle"[1] naar Suriname. Roelf Pieters Dik is kapitein op deze reis. Johan Jørgen wordt dan dagelijks geconfronteerd met de ra waar zijn vader uitgevallen is.
Op deze eerste is er direct al schade. Nog nauwelijks van huis gaat het schip al lekken en vlucht naar de rede van Falmouth. Een deel van de lading moet gelost worden. Toch bereikt het schip, vier maanden na het vertrek uit Nederland, Paramaribo. Teruggaande zijn er geen problemen en de "Stad Zwolle" komt op 10.8.1843 behouden (met suiker) weer in Amsterdam aan.
Op 18.11.1843 vertrekt de "Stad Zwolle" weer naar Suriname: Johan Jørgen Lange is opnieuw scheepsjongen, maar Sikke IJsbrands Parma is nu kapitein. De heenreis verloopt goed, de terugreis echter niet. Het schip komt zwaar gehavend de haven van Portmouth binnen. De ondervonden zeer zware stormschade[2] wordt getaxeerd op een bedrag van f.17.044,855. De schade wordt in drie maanden in Portmouth hersteld, maar na terugkeer besluiten de eigenaren toch tot verkoop over te gaan. De "Stad Zwolle" wordt op 5.5.1845 in Amsterdam publiek geveild[3]. Het schip brengt f.16.000,- op; een lager bedrag dan de schade op de laatste reis beliep. De nieuwe eigenaar is de Nederlandsche Kofscheepsrederij, die het schip nu "Jacoba" noemt. De "Jacoba", onder leiding van kapitein H.L.Bakker, maakt tot 1854 nog vele reizen in Europa, zo naar Archangel, Newcastle, Genua en naar de Oostzee, maar ook een keer naar Algiers. Op 20.4.1854 wordt het schip terugkomende uit New York in zinkende toestand aangetroffen door de "Stanislas", die de équipage aan boord neemt. Kapitein Bakker sterft op 8.5.1854 aan boord van de "Stanislas" aan de "kinderziekte", zoals het persbericht aangeeft.
Johan Jørgen stort voor de reizen met de "Stad Zwolle" in het Weldadig Zeemansfonds als "jong" (maandgage eerste reis f. 5,- en tweede reis f.8,-), daarna niet meer. Later wordt hij als kapitein lid van het Rotterdamse Zeemanscollege "Maatschappij tot Nut der Zeevaart"[4].
Johan Jørgen heeft niet met de "Jacoba" gevaren. Direct na de verkoop van de "Stad Zwolle" monstert hij (17.5.1845) aan op de schoenerkof "Hoop" onder kapitein Johan Coenraad Londt. Op de terugreis uit Suriname loopt dit schip in november 1845 tussen Neath Bar en Port Talbot aan de Zuidkust van Wales (ver uit de koers!) aan de grond. Het schip is een wrak, de bemanning overleeft de stranding. De lading wordt er uitgehaald. Dit was dan ook alweer het einde van de "Hoop". Maar: Johan Jørgen heeft na al deze moeilijkheden op zijn eerste reizen nog twintig jaar vrijwel schadeloos gevaren.
Het hem bekende circuit van op Suriname varende kapiteins blijft hij nog één reis trouw. Hij gaat dan met kapitein Klaas Menen Hillers op de bark "Catharina" een reis naar Suriname maken, waarover geen bijzondere gebeurtenissen te melden zijn. Op 23.2.1847 is Johan Jørgen weer thuis in Amsterdam.
In deze jaren worden de tot dan bestaande belemmeringen voor de vaart van niet-Nederlandse schepen op Suriname opgeheven, waardoor de handel voor Nederlandse schepen minder aantrekkelijk wordt. Wellicht is dit een reden waarom Johan Jørgen nu inboekt op schepen, die naar Nederlands-Indië varen. Een overzicht van zijn Surinaamse reizen.

Reizen van Johan Jørgen Lange tussen 1842 en 1847

schip kapitein vertrek aankomst reisdoel
Stad Zwolle R.P.Dik 12.11.1842 10.08.1843 Suriname
Stad Zwolle S.IJ.Parma 18.11.1843 11.11.1844 idem
Hoop J.C.Londt 17.05.1845 niet idem
Catharina K.M.Hillers 17.04.1846 23.02.1847 idem

Johan Jørgen Lange maakt vier reizen op verschillende schepen naar Nederlands-Indië, het laatst als stuurman.
Johan Jørgen reist nu op schepen, die net als naar Suriname met stukgoed voor dagelijks gebruik naar Nederlands-Indië vervoeren. Ook veel textiel bestemd voor de kleding van de inheemse bevolking wordt getransporteerd. Teruggaande tropische producten, suiker, koffie, thee, kruiderijen. Bindrotting (rotan), tin voor de stabiliteit.
Het eerste schip waarmede Johan Jørgen naar Indië vaart is het grote fregat "Geertruida Maria", gevoerd door kapitein Christoffel Spiegelberg. Een in Dordrecht thuishorend schip. Johan Jørgen vertrekt op 6.5.1847 uit Nederland, waar het op 7.3.1848 terugkeert met huiden, koffie, rotting en suiker. Het schip heeft een aantal havens op Java aangedaan; de reisduur van alle Indische reizen ligt om en bij het jaar[5].
De tweede reis gaat met de redelijk grote bark "Sirius"[6] onder kapitein Hendrik Mulder en de derde met de vrij oude "Henriette Clasina" met kapitein Theunis Hagen. Beide reizen gaan naar Java. Bij de per advertentie aangeboden producten van de "Henriette Clasina" in de Bataviasche Courant vallen op boter, bier, glaswerk, azijn, meel, brood (vier maanden op zee!), suikerwerken, chocolade, jenever, vruchten op water, papier, zegellak, levertraan, hoeden en scheepsbeschuiten. De "Henriette Clasina" maakt voor de terugkeer nog een tussenreis naar Macao, de Portugese enclave aan de Chinese kust.
Deze drie reizen verlopen vrij rustig. Afgezien van averij ten gevolge van een aanvaring met een Engels schip van de "Henriette Clasina" op de terugreis bij het ankeren in St Helena (o.m. moet een van de masten gekapt worden) is er geen schade. Op de "Henriette Clasina" is Lange inmiddels tweede stuurman, nu 21 jaar oud[7]. De lading vermeldt ook tropische kruiderijen als peper, kaneel, maar ook agar-agar en drakenbloed.
Daarna keert hij terug op de "Geertruida Maria", nog steeds met Spiegelberg als kapitein. Het is inmiddels maart 1851. Een normale reis, waarvan hij op 15.2.1852 weer terug is. Weer zijn verschillende havens aan de Javaanse kust bezocht, Batavia, Semarang, Pasoeroean (Pasuruan), Soerabaya. De lading bestaat hoofdzakelijk uit koffie en suiker.

Reizen van Johan Jørgen Lange tussen 1847 en 1852

schip kapitein vertrek aankomst reisdoel
Geertruida Maria C.Spiegelberg 06.05.1847 07.03.1848 Nederlands-Indië
Sirius H.Mulder 05.06.1848 19.04.1849 idem
Henriette Clasina Th.Hagen 10.08.1849 21.12.1850 idem, China
Geertruida Maria C.Spiegelberg 05.03.1851 15.02.1852 idem

Johan Jørgen Lange stuurman op de Dordtse bark "Eva Johanna"

Dordrecht is vervolgens enige jaren zijn uitvalshaven. Door de Dordtse "Geertruida Maria" is hij al enigszins in het zeevarende circuit van Dordrecht beland, maar nu gaat hij drie reizen maken (als tweede stuurman en later als eerste stuurman) met het Dordtse barkschip "Eva Johanna", een nieuw vrij groot schip van 649 ton[8]. Jong nog als stuurman in dienst van reders uit Dordtse bovenlaag op lange tochten naar het Oosten. Ver van Jevnaker! Zijn gage is op de eerste reis f. 36,-. Bij de derde reis, hij is dan eerste stuurman, is dat f.38,- per maand. Harmen de Boer is kapitein.
De eerste reis met de "Eva Johanna" gaat naar Calcutta (vertrek Dordrecht 22.10.1853), waar Johan Jørgen een zonnesteek krijgt en een week in het ziekenhuis ligt. Eind november 1853 is het schip weer voor de kust van Kent. Tussen de eerste en de tweede reis blijft het schip in Londen. De tweede reis gaat op 14.2.1854[9] naar Australië (Geelong), waar het schip vier maanden na het vertrek uit Dordrecht aankomt, beladen met "wine, rum and grindstones"[10]. Daana met ballast naar Batavia en Semarang en op de gebruikelijke wijze terug met koffie, suiker, tin en rotting, maar ook met tweeënveertig kisten koperen duiten.
De derde reis met de "Eva Johanna" is weer een gewone, vrij saaie reis naar Java. Het stormt een paar keer, wat geen grote problemen oplevert. Een enkel detail:
Vertrek uit Hellevoetsluis voor Batavia 27.9.1855. Op 4.1.1856[11] komt de "Eva Johanna" met Harmen de Boer nog steeds als kapitein uit Dordrecht met 926.600 pond steenkolen, ledige leggers, koperen spijkers, dranken (40 vaten bier en 200 kelders jenever) en provisiën voor Haagen en Schuurman op Java aan. Ook is er nog een stuk lading voor de gezagvoerder: 200 kilo kaas, 54 doos rhijnwijn en 11 pullen azijn, 12 rollen doek en 1 krat blikwerk. Op 3.3.1856, dus nog geen twee maanden later, vertrekt de "Eva Johanna" uit Java met cochenille, uitschot, cassia, foelie, zwarte peper, gomdammer, hennep, buffelhuiden, rotting, koffie, rijst en Manilla sigaren voor Haagen en Schuurman. De Anjer wordt gepasseerd op10.3.1856[12]. 22.6.1856 geankerd voor Brouwershaven om 14.00 uur, met de genoemde producten nu omschreven als "10265 balen rijst, 200 balen koffie, 201 pakken cassia,336 zakken peper, 20 balen hennep, 162 stuks buffelhuiden, 15 vaten foelie, 34 kisten cochenille, 539 bossen bindrotting". Zo te zien bevredigende ladingen heen en terug. Voor Dordrecht ingeklaard uit Batavia 28.6.1856.
De bemanning van de "Eva Johanna" is veel Nederlandser dan de bemanningen uit de tijd van vader Thomas.
De gegevens van de eerste monsterrol volgen ter illustratie, er is nogal wat verloop op deze reis. Opvallend is ook dat de gages in de laatste dertig niet wezenlijk zijn veranderd. Bij de derde reis vaart er maar een buitenlander (uit Weener), velen komen uit Dordrecht.

Monsterrol 22.10.1852, reis "Eva Johanna" naar St Ubes (Portugal) en Calcutta

H.de Boer Dordrecht kapitein 35 -
F.Coller Nieuwendam 1e stuurman 28 65
J.J.Lange Zwolle 2de stuurman 24 36
E.Lipjes Vlieland 3de stuurman 25 25
J.van Dries Puttershoek timmerman 26 40
C.Louman*) Dordrecht bootsman 28 35
W.Verhoeven Dordrecht zeilmaker 36 26
J.de With Hogezand kok 40 30
L.D.Meermans[13] Rotterdam hofmeester 27 25
Tymen van Leeuwen Vlaardingen matroos 28 20
P.Albronda Leek matroos 21 20
John Möller**) Hamburg matroos 23 20
Thomas Traill **) South Shields matroos 19 20
W.Mitchel**) London matroos 22 20
John Davis**) G...way matroos 23 20
J.Theun***) Hamburg matroos 26 20
Nicolaas de Klerk Dordrecht matroos 26 20
John Rumsey Warwitz matroos 19 18
E.A.Kleijnenburg Piershil matroos 19 18
H.Pieters 's Hage ligtmatroos 29 16
G.du Hen Dordrecht ligtmatroos 17 12
J.A.Bax Dordrecht jongen 14 5

*) Overleden.
**) Weggelopen (drie Engelsen en een Duitser!).
***) Ontscheept in Calcutta.

Een overzicht van de drie reizen.

Reizen van Johan Jørgen Lange tussen 1852 en 1856 met het Dordtse barkschip "Eva Johanna"

| | kapitein | vertrek | aankomst | reisdoel | | | --------------- | ----------- | ------------- | ------------ | -------- | | Eva Johanna | H.de Boer | 22.10.1852 | 28.11.1853 | Calcutta | | idem | idem | 20.01.1854*) | 29.04.1855 | Geelong | | idem | idem | 25.08.1855 | 28.06.1856 | Java |

*) Het schip ligt in Londen. Tussen de eerste en tweede reis is het schip niet in Nederland geweest.

Het schip vaart nog enkele jaren naar Indië. Het laatste bericht is dat het kapitein de Boer met de "Eva Johanna" op 20.3.1861 uit Banjoewangi is vertrokken. Het schip is niet aangekomen, ieder bericht, ieder spoor ontbreekt. De weduwe De Boer begint een winkeltje in Dordrecht.
Maar Johan Jørgen heeft het schip al eerder verlaten om in Zwolle een schip te gaan voeren. Maar eerst trouwt hij.

Huwelijk met Eleonora Johanna ter Wee

Johan Jørgen trouwt op 15.7.1857 met Eleonora Johanna ter Wee; het huwelijk had eerder plaats moeten vinden, maar moest wegens ziekte van Johan Jørgen een paar maanden worden uitgesteld.
Eleonora Johanna ter Wee is op 30.12.1830 in Zwolle geboren, als jongste kind en enig meisje uit een gezin met zeven kinderen.
Haar vader Peter ter Wee drijft een theewinkel[14] op de Grote Markt in Zwolle. Bij de winkelgoederen in de boedelbeschrijving van C.J.Boucquet-ter Wee worden echter ook een groot aantal andere kruidenierswaren genoemd, alhoewel er een grote voorraad van verschillende theesoorten is[15]. De broers zetten ook in Groningen en Zaandam, de laatste met een zaak van grote omvang, de handel voort. Grootvader Remmelt ter Wee is kamperschipper in Zwolle.
Moeder Catharina Johanna ter Wee-Boucquet stamt uit een Hugenotengeslacht dat via Frankenthal en Hanau am Main naar Nederland is gekomen. Grootvader Jan Anthony Boucquet is conrector van de Latijnse School in Zwolle.
Vader Peter ter Wee sterft als Eleonora Johanna nog nauwelijks twee jaar oud is. De weduwe zet het bedrijf voort. Moeder Catharina Johanna ter Wee-Boucquet overlijdt twaalf jaar later als Eleonora Johanna veertien is. Eleonora wordt daarna opgevoed en verzorgd door haar vele volwassen broers. Aangezien de relaties, ook tot in volgende generaties, met de families van haar broers goed zijn gebleven, is er alle reden om aan te nemen dat de heren zich naar tevredenheid van hun taak hebben gekweten en aardig zijn geweest voor hun kleine zusje. Deze periode, inwonend en waarschijnlijk later meewerkend in huis of winkel, heeft dertien jaar geduurd. Duidelijk is dat Eleonora Johanna uit een familie met wat meer allure stamt dan haar schoonmoeder Catharina Lange-Carstens. Van moederskant de Hugenoten achtergrond, is er een sterk intelectueel en religieus element. Ook Eleonora Johanna was zeer aan haar Calvinistische kerk gebonden[16]. Haar kinderen werden desondanks Luthers gedoopt. Eleonora Johanna ter Wee trekt op 12.12.1855 bij haar broer Theodorus in Groningen in; vandaar dat het huwelijk in Groningen is vol trokken[17] .
Het huwelijk van Johan Jørgen Lange past in de sfeer van het milieu waarin de familie Lange in Zwolle leeft. Voor de zoon van de arme kapiteinsweduwe moet een huwelijk met de verweesde kruideniersdochter op de Grote Markt (al woonde ze de laatste jaren in Groningen) een passende partij zijn geweest. Mogelijk dat het feit dat Eleonora Johanna niet Luthers was nog enige bezwaren heeft opgeleverd. Deze zijn in ieder geval niet tot het nageslacht doorgedrongen.

Bouw van het barkschip "Sir Robert Peel" in Zwolle

Johan Jørgen krijgt nu ook een hogere functie. Na de derde reis met de "Eva Johanna" verlaat hij dat schip[18]. Hij wordt door bemiddeling van dr Lindeboom[19] in Zwolle voor de bankiersfirma en rederij Doijer en Kalff[20] kapitein op de bark "Sir Robert Peel"[21] (377 ton) dat op de werf van Jan Willem van Goor wordt gebouwd. De afmetingen zijn lengte 35,37 ellen, wijdte 5,88 ellen, holte van 6,6 ellen. Eikenhout, drie masten en een los tussendek. Het schip is de helft kleiner dan de "Eva Johanna". Bureau Veritas verklaart het schip voor zeven jaar geschikt voor de grote vaart. Dezelfde werf als waarop de "Vrouw Catharina" en de "Stad Zwolle" zijn gebouwd, met weer de familie van Goor als scheepsbouwers. Doijer en Kalff sturen een gedrukte circulaire uit voor inschrijving in parten van f. 1.000,-[22]. De formulering is dat Lange, dan nog eerste stuurman op het barkschip "Eva Johanna" Doijer en Kalff heeft benaderd voor de bouw van een schip in gemene rederij. Doijer Kalff bewilligen dit verzoek en vragen medewerking van de aangeschrevenen. Daarbij is de motivering de goede herinnering aan kapitein Lange, maar vooral de aanprijzende getuigenissen omtrent de geschiktheid, bekwaamheden en het gedrag van Johan Jørgen. Dat lijkt dus aardig; de inschrijving wordt voltekend en zelfs meer dan dat want de bouw wordt wat duurder. Vermoedelijk f. 74.000,- i.p.v. de geschatte f. 64.000,- De kapitein is voor 3/74ste deel eigenaar; de overige (meest Zwolse) eigenaren bezitten één of twee vierenzeventigste delen. Doijer en Kalff hebben er twee, Van der Vegte en enkele leden van de familie Lindeboom doen ook weer trouw mee met een aandeel. De Commissaris des Konings, de Burgemeester, andere vooraanstaande burgers en koopleden nemen een aandeel. Na het overlijden van Van der Vegte in 1862 wordt diens aandeel voor f.560,- verkocht[23]. Dat betekent dat de waarde van het schip na vijf jaar tot f. 41,440,- zou zijn gedaald. Aan zijn achterkleinkinderen is steeds als grote bijzonderheid vermeldt dat Johan Jørgen zelf toezicht op de bouw heeft gehouden, wat overigens minder ongebruikelijk is dan verondersteld werd.
De kiel wordt gelegd op 18.2.1857[24], er staan drie schepen voor de groote vaart in Zwolle op stapel. De tewaterlating vindt op 24.3.1858 plaats. Van aanwezigheid van autoriteiten en van lofdichten blijkt niets meer. Sir Robert Peel was een zeven jaar eerder gestorven conservatieve Engelse staatsman. De familieoverlevering wil dat Johan Jørgen grote bewondering voor hem heeft gehad; overigens kan het in de periode van Engelse suprematie geen kwaad gedaan hebben dat het schip naar een voorstaande Engelsman is genoemd.
Twee afbeeldingen zijn bewaard gebleven: zowel bij de nakomelingen Van Goor als bij de nakomelingen Lange bevindt zich een waterverftekening. De eerste is uit 1858 met een moeilijk te lezen signering; een Engelse kunstenares. De andere is van de hand van J.Spin uit 1862.

Johan Jørgen Lange maakt als kapitein zes reizen met het Zwolse barkschip "Sir Robert Peel"

Johan Jørgen maakt zes reizen met de "Sir Robert Peel" (er is geen directe koloniale zeevaart uit Zwolle) vanuit Amsterdam. Het aantal bemanningsleden is veertien of vijftien; broer Hendrik Thomas gaat mee op de eerste, tweede en vijfde reis. Albert de Looper (pokdalig[25]) is eerste stuurman op de laatste drie reizen. Reizen van veelal vier maanden naar Indië. De koers gezet, soms even luchten op St Helena en maandenlang als kapitein alleen verantwoordelijk op een schip, waarop hij afstand en orde moet houden. Verre van eenvoudig.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de reizen.

De reizen van Johan Jørgen Lange met de "Sir Robert Peel"

Nr Vertrek Amsterdam Terugkomst Amsterdam Bezochte havens
! 28.08.1858 18.06.1859 Padang (Sumatra).
II 15.08.1859 17.07.1860 Batavia, Semarang, Tjilatjap (Java).
III 12.11.1860 31.07.1861 Padang
IV 21.11.1861 03.10.1862 Padang
V 29.05.1863 21.05.1864 Singapore, Macassar (Celebes), Soerabaya, Banjoewangi
VI 07.07.1864 18.04.1866 Genua, Cadiz Montevideo, Buenos Ayres, Bangkok, Patjitan (Java)

We gaan na wat er over deze reizen te melden is.
Over de eerste reis is dat weinig. Waarschijnlijk is de "Sir Robert Peel" voor een particulier bedrijf om koffie naar Padang gestuurd. Koopman Schalekamp verzendt twee kistjes samen inhoudende 108 blikken ingemaakt vlees; in zijn werkplaats toebereid en van Nederlandse herkomst[26]. Voor alle naar Indië verzonden goederen moest een certificaat van oorsprong worden overgelegd, zo dus Schalekamp. Aankomst in Padang 7.1.1859, vertrek uit Padang 3.2.1859.
Meer is er bekend over de tweede reis, die hij voor de Nederlandsche Handel Maatschappij onderneemt. Over deze reis het volgende. Als hij in het Nieuwe Diep ligt ontvangt J.J.Lange via de Agent van de NHM in Den Helder bij schrijven van 20.8.1859[27]instructies hoe zich te gedragen. Deze instructies worden achter dit hoofdstuk afgedrukt. Gestrengelijk wordt de kapitein toegesproken dat hij zowel de belangen van de lading als van de NHM met de meeste zorg moet behartigen. Hij mag niet van boord zonder toestemming van de NHM. Bij terugkomst moet het schip gevisiteerd worden ter voorkoming van clandestiene handel door bemanningsleden. Verzocht wordt om ter completering van de Indische zeekaarten eventuele nieuwe gegevens door te geven.
De lading bestaat uit lege zakken, provisiën, dranken, manufacturen, verfwaren, papier, speciën en koopmansgoederen[28].
Maandelijks werden door het Ministerie van Koloniën lijsten opgesteld van door de NHM naar Nederlands-Indië vervoerde goederen met de naam van de verzender, naam en woonplaats fabrikant en de naam van de gemeente die het certificaat van oorsprong afgegeven heeft.
De lijsten voor juli en augustus 1859 vermeldt vele malen textiele producten die met de "Sir Robert Peel" naar Indië zijn gezonden.
Het volgende over de militaire goederen.
Met analoge gegevens over de belading van andere schepen zendt de Minister[29] op 23.8.1859 aan de Gouverneur-Generaal een nauwkeurige lijst van ten behoeve van de dienst in Oost Indië met de "Sir Robert Peel" verzonden (vele) goederen[30]. Allerlei soorten producten worden vervoerd. Van geschept papier tot korporaalssterren, zeemlappen en vijlen. Maar op 9.9.1859 worden door de Minister door de NHM de getekende facturen toegezonden van het transport van nog eens 42 kisten, met 747 blauwe kussenslopen, 32.200 kwartiermutsen en 36.855 Nederlandse el halflaken. Voorts 7 kisten halsdoeken (1300 stuks), 5 kisten verbanddoeken, 43 kisten boeken voor de bibliotheken van de militaire garnizoenen op Java, 6 kisten met de verslagen van het beheer en de staat der Koloniën van 1856 en een kist kranten ter doorzending naar Japan voor het Japanse Gouvernement De boeken voor de garnizoenen lijken een normale neerslag van de lectuur in die jaren; krijgsverhalen, land- en volkenkunde, een enkel stichtelijk verhaal. Enige internationale litteratuur ontbreekt. De Camera Obscura komt op het bewaard gebleven lijstje voor, maar dat is het enige boek dat nu nog wat zegt.
Eigenlijk gaat de overheidshandel vrij snel. Zo verzoekt het Ministerie aan de NHM op 8.8.1859 scheepsgelegenheid voor de kist met kranten aan te wijzen en op 22.8.1859, veertien dagen later, is de "Sir Robert Peel" al met o.a. deze kist op zee. Er is een heel gedoe over twee vaten fijn gebuild tarwemeel, niet meer dan 7% water houdende, die Nering Bøgel in Amsterdam[31], op zijn kosten, via de NHM en het Ministerie met het schip meegeeft teneinde deze overzee op geschiktheid te laten keuren. Het eindresultaat is dat een jaar later[32]bericht komt dat de kwaliteit van het meel niet zo best is. Geen handel voor Nering Bøgel! Maar er is nog een belangrijk stuk lading. De "Sir Robert Peel" krijgt nl ook door de NHM nog vijf vaten zilveren munten van het Departement mee[33]. Verzekerd bij de "Stad Rotterdam"[34].Ook wordt nog via de NHM een kist van het Koninklijk Instituut voor Land- & Volkenkunde te Delft voor de heren Mr H.D.Levijs en John Norman te Batavia ingeladen.
Een enkele particulier[35] geeft ook iets mee, zoals de koopman Cohen doet met een kist met 25 hammen. Of Donzelaar met 120 vaatjes boter en twee kisten met 100 kaasjes en Engbert van Goor met loodwit en Spaans groen. Alles uiteraard voorzien van certificaten van oorsprong. Er is een luitenant[36] als passagier, die terugkeert van een verblijf voor herstel van gezondheid in Nederland. Aankomst op Java 20.12.1859. De in Soerabaija aangebrachte, voor de Marine bestemde gereedschappen, lederwerken, terpentijnolie en glaswerk wordt in orde bevonden. Alleen zijn er wat tekortkomingen over beitels en hengsels. Vertrek uit Tjilatjap naar Nederland 9.3.1860.
Terug zijn er als passagiers een kapitein der infanterie[37] met zijn zoontje. De lading is tin, rotting, koffie, indigo en suiker voor de Factorij van de NHM naar Nederland[38]. Als Johan Jørgen op weg naar Indië is (4.10.1859), overlijdt zijn eerste dochtertje, een Catharina Johanna in Zwolle (open rugje), maar als hij op de thuisreis wordt zijn zoon Thomas Lange (17.4.1860) geboren.
Bij de overwegingen in de Directie van de NHM om de "Sir Robert Peel" nogmaals (een derde reis van Lange met het schip) naar Padang uit te zenden, telt dat het schip bekend staat als een gunstiger zeiler dan de andere in aanmerking komende schepen., zodat de opdracht aan Lange wordt gegund en niet aan de laagste inschrijver[39]. Bij de inschrijving wordt door Doijer en Kalff f. 50,- per last gevraagd voor de reis naar Sumatra, f.70,- voor de reis van Nederland via Java en f.80,- voor een terugreis via Java. Heengaande wordt veel textiel voor de inheemse bevolking naar Padang geladen en 40 hammen van Wolf Cohen. Pieter Linge stuurt 15 vaatjes glad geel koperdraad. Er gaat weer een grote hoeveelheid militaire hulpgoederen mee, waarbij iedere kleinigheid[40] omschreven is. Maar wellicht was een administratief strak bewind nodig om het gezag in dit grote rijk op afstand te kunnen handhaven. Uit een schrijven van de agent van de NHM in Padang blijkt dat een deel van de voor de NHM aangevoerde goederen nauwelijks of niet verkoopbaar is[41]. De aankomst van het schip (6.3.1861) moet dus geen genoegen voor Johan Jørgen zijn geweest; trots schip en lading behouden te hebben aangevoerd en dan blijkt dat het merendeel van de lading niet zo gewenst is. Evenmin moet de Agent van de NHM tevreden zijn geweest; hij is de lading van de vorige schepen nog niet kwijt en dan komt er alweer een schip met ook nog deels onverkoopbare spullen. Vier militairen (een sergeant, een korporaal en twee soldaten) gaan op de terugreis (vertrek Padang 10.4.1861) als passagiers mee, voorzien van een eveneens precies omschreven (schamele) uitrusting (hangmatten!) uit de militaire magazijnen van Padang. Eén van hen, korporaal Jacobus Lootens, is Ridder in de Militaire Willemsorde[42], aangezien hij zich onderscheiden heeft bij een veldtocht op Sumatra's Westkust (gewond aan de lever). Terug ook koffie (4205 picols), zwarte peper, (1000 picols) runder- en buffelhuiden, kassia, gomelastiek en enkele andere tropische producten. Aankomst 3.10.1862.
De tijd tussen de derde en de vierde reis is vrij lang. Zeven maanden, die voor een deel ook wel voor een onderhoudsbeurt van het schip zijn gebruikt.

De vierde reis biedt hetzelfde beeld: textiele goederen en militaire uitrusting (bv 5.000 gestreept katoenen spreien). 25.000 dakpannen behoren tot de lading op de uitreis. In Amsterdam zijn geen cossognements bij de laatste drie reizen in Amsterdam geregistreerd; wellicht het een en ander van elders. Vracht per last f. 125,-, via Java f. 135,- Aankomst Padang 7.4.1862. Vertrek Padang 12.5.1862 (kort voor de geboorte van zijn weer Catharina Johanna genoemde dochtertje in Zwolle - 29.5.1862). De lading op de thuisreis bevat 5.959 picols koffie, 108,61 picols (1255 stuks) runderhuiden, 19,98 picols buffelhuiden (139 stuks), 195,67 picols kassia en 68,78 picols rotting[43]. Een picol is 61,7613 kilo. De scheepsverklaring[44] noemt bij aankomst ook nog laganolie en enkele regalen[45]. De laganolie kunnen we trouwens ook verder volgen; die gaat van de NHM per pakschuit uit Amsterdam naar het Ministerie van Koloniën en vandaar naar de Chef van de Geweerwinkel in Delft. Daar wordt de olie gebruikt om wapenen voor Indië in te smeren[46]. Enige balen koffie worden tijdens de terugreis door zeewater beschadigd, maar dat is ook de enige keer op de reizen van de "Sir Robert Peel" dat er wat schade is. Deze schade van f.34,40 wordt door de verzekeringsmaatschappij "Stad Rotterdam" aan de makelaar Jan Havelaar uitbetaald[47]. Dan schrijft Johan Jørgen in voor een reis naar Decima (Japan), die hij echter niet krijgt. Een aanbieding van de "Pauline Constance Eleonore" is hiervoor aantrekkelijker.
Het schip ligt voor de volgende reis al tijdig in Amsterdam, op 26.3.1863 schrijft hij de in het vorige hoofdstuk beschreven brief naar Noorwegen vanuit Amsterdam. Een brief (in extenso achter dit hoofdstuk) trouwens, die aangeeft dat hij behoefte heeft aan contact met de familie van zijn vader. De brief wordt min of meer in het wilde weg, en ook niet voor de eerste keer, naar zijn ooms Hans Nicolaij in Drammen, die dan allang overleden is en Otto Vincent in Arendahl, die daar ook alweer een jaar of tien weg is en inmiddels Minister van Financiën in Oslo is. Het contact is dus niet groot geweest; naar hiervoor is gebleken is Otto Vincent tijdens zijn bezoek aan Amsterdam in 1848 ook niet naar zijn verweduwde schoonzuster in Zwolle wezen kijken. Mooi is trouwens in de brief na de beschrijving van de situatie van Catharina, haar kinderen en kleinkinderen, de zin: Wij hebben dus allen eene fatsoendelijke betrekking, wij baden ons wel niet in overvloed, doch hebben redelijk ons brood". Aangezien de brief in het archief in Lunner ligt, is hij kennelijk aangekomen. Later is er vrij geregeld contact, er worden cadeautjes gewisseld, familieoverzichten gestuurd en komt er ook wel eens iemand kijken[48].

Terug naar de reizen van de "Sir Robert Peel".
De vijfde reis begint op 29.5.1863, de eerste verjaardag van zijn dochtertje, en gaat naar Singapore met stukgoed voor de Gebr. van Ulphen (aankomst 22.10.1863) en vandaar naar Celebes (vertrek Makassar 6.12.1863) en verschillende havens op Java; veel bijzonderheden zijn er niet te vermelden. Nicolaas Wafelbakker geeft heengaande 25 stuks gerookte hammen mee. Voor Singapore wordt, waarschijnlijk ondermeer, een kistje met 400 linnen enveloppen en twee kisten zeildoek ingeladen. Naar huis (13.1.1864 van Banjoewangi naar Nederland, St Helena wordt aangedaan) met rotting, koffie, paarlmoerschelpen, kajapoetolie[49], schildpad, getah pertja, tabak en wat regalen.

De zesde reis is ineens totaal anders. Eerst naar Genua (vertrek 7.7.1864) met stukgoed voor T.K.Roodenbeek, dan om onbekende reden via Cadiz (vertrek 24.10.1864) naar Zuid-Amerika (Buenos Ayres en Montevideo; aankomst Buenos Ayres 27.2.1865) en vandaar naar Nederlands-Indië. In Batavia (aankomst 5.6.1865) wordt het schip door de NHM ingehuurd om een partij zout in Bangkok op te halen en naar Java te brengen. Daarna met een gebruikelijke lading terug naar Nederland met Patjetan aan de Zuidkust van Java als laatste haven (vertrek 22.12.1865). Een lange reis, waarvan heel weinig bekend is.17.4.1866 is Johan Jørgen terug in Amsterdam.
De bemoeienissen van Doijer en Kalff met de koloniale zeevaart zijn niet erg succesvol geweest, de zeilvaart raakt trouwens over het hoogtepunt heen. Bovendien zijn reparaties nodig. Er wordt dan ook besloten de "Sir Robert Peel" te verkopen. Het schip wordt op 20.8.1866 in Amsterdam geveild. De Gebroeders van Ommeren in Rotterdam kopen het schip voor f. 14.000,- en laten het schip een aantal reizen, o.m. naar Amerika, maken onder de naam "Bravo". In 1874 wordt de "Bravo" naar Noorwegen verkocht, waar het vermoedelijk in het begin van de jaren tachtig is gesloopt.
Voor Johan Jørgen is er geen direct emplooi meer op zee.

Johan Jørgen Lange slijter in Zwolle, verblijf in de Psychiatrische Inrichting Meerenberg; laatste jaren in Zwolle

Na een kleine drieëntwintig jaar als zeeman de wereld over gezworven te hebben koopt Johan Jørgen in Zwolle in 1867 een slijterij. Eerst al die reizen, naar Suriname, later naar het Verre Oosten en tenslotte die laatste lange reis om de wereld, dan middenstander in Zwolle en de grens niet meer over.
In zijn levensbeschrijving[50] vermeldt hij dat er wel mooie beloften uit Amsterdam waren, maar dat het wachten daarop moeilijk was, zodat tot aankoop van de slijterij werd overgegaan.
Op 7.1.1867 kopen[51] Johan Jørgen Lange en Eleonora Johanna Lange-ter Wee, voor notaris J.J.Roijer, van Jacob van der Kolk - slijter te Zwolle - een huis en erf[52] in de Korte Kamperstraat (no 22) voor f. 4.000,-[53]. Het echtpaar gaat daar dan ook wonen, eerst heeft het lang aan de Diezerpoorterplas gewoond, aanvankelijk samen met moeder Lange[54] en daarna Achterom 27. Een advertentie, die enig licht op de verkochte producten werpt:

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant dd 29.12.1874
SIROOP DE PUNCH
LIKEUREN, COGNAC, RUM, binnenlandsch GEDISTILLEERD
Korte Kamperstraat J.J.Lange

Gedurende achttien jaar is Johan Jørgen eigenaar en exploitant van deze slijterij. In 1884 wordt het bedrijf weer verkocht. Hij schrijft hier zelf over in 1894: "en besloten wij in 1866 eene slijterij in de Korte Kamperstraat van Van der Kolk over te nemen, die wij tot 1884 gehad hebben, daar nu de nieuwe drankwet ingevoerd werd en de vele tappertjes die geregeld met 1 en 2 en 5 liter insloegen het vergunningsrecht niet konden of wilden betalen werd de klandizie minder en moest men het meer in het reizen vinden, besloten wij om deze zaak te verkopen aan H.Portheine Jr, die nu nog in de zaak is". Het medisch dossier noemt echter ook als reden van verkoop een begin van de zenuwziekte, waarvoor hij later zou worden opgenomen. Zij verkopen te hunnen huize voor notaris Willem Cornelis van Reede op 13.7.1885. De koper is Hendrik Portheine J.C.zoon, schipper[55] wonende te Zwolle voor f. 6.000,-. Direct wordt f.1.500,- betaald en de rest volgt later in termijnen met 4% rente.
Financieel groeit hij in de periode van de slijterij. In 1871 wordt hij aangeslagen in de derde klasse (inkomen van f. 800,- tot f. 1.200,-) maar in 1874 in de 4de klasse (inkomen van f. 1.200,- tot f. 1.600,-)[56].
Waarschijnlijk was Lange dus een soort grossier in drank, die hij (o.m.) aan tappertjes verkocht. In het register van vergunningen heet het "groothandelaar in Binnenlandsch gedestilleerd"[57].
Na de verkoop van het bedrijf volgen acht rustige jaren voor het echtpaar Lange. Van belang in deze acht jaren is het huwelijk van hun dochter Catharina Johanna begin 1886 met de tabaksfabrikant Geert Steenbergen en de vestiging van zoon Thomas als arts in Renesse. Er worden twee kleinkinderen geboren. Eleonora Johanna Steenbergen op 21.1.1887 en Johan Jørgen Steenbergen op 21.4.1889. Zoon Thomas trouwt pas jaren na het overlijden van zijn vader. De huizen waarin Johan Jørgen en Eleonora Johanna wonen zijn dan achtereenvolgens Diezerstraat F 6[58], Beestenmarkt 4 a, Eekwal 21 en Roggenstraat 26.
Daarna slaat de zenuwziekte toe. Hij wordt hiervoor van 12.3.1894[59] tot 21.8.1896 verpleegd in de psychatrische inrichting in Meerenberg.
Zelfs nu na een eeuw lijkt het uit oogpunt van privacy niet passend om alle - hoezeer op zichzelf overigens ook niet zeer negatieve - details van de aanleiding tot en het verloop van de ziekte te vermelden.
Nog even terug naar het medische dossier. Er staan hierin nog enkele gegevens, die achtergrond informatie verschaffen.
De huisarts, dr Vitringa: "Verstandelijk aanleg goed", "Luthers. Hij ging niet ter kerke", "Hij had een phlegmatiek temperament, was uiterst kalm, zonder zorgen. Steeds zeer verzot op geld", "Aanleg tot hersenbloeding", "Hardhorend", "Operatie aan een verzwering van het trommelvlies ca 1885".
Geert Steenbergen: "Vader Thomas speelde net als Johan Jørgen graag met zijn oren", "Nooit misbruik van sterke drank en op zedelijk gebied altijd even solide geweest".
Sterk is hij dus niet; een tijd ziek voor zijn huwelijk, een zonnesteek in Calcutta en nu dit weer. Het jong verliezen van zijn vader moet een rol gespeeld hebben en ook dat hij toch wel erg vroeg in het stille Zwolle "opgesloten" is, waar hij ook in het gezin minder kapitein zal zijn geweest.
De laatste vijf jaar van zijn leven woont hij weer in Zwolle. Johan Jørgen Lange overlijdt op 3.10.1900 in Zwolle. Eerst lijdt hij aan gastro enteritis maar hij sterft tenslotte aan paralysis cordis (hartaanval)[60].
Volgens het bevolkingsregister is het adres bij zijn overlijden nog Roggenstraat 26. Er is echter voordien - 24.10.1878[61] - wel een huis gekocht aan de Rhijnvis Feithlaan (no 8), dat vermoedelijk eerst verhuurd wordt. De boedel betreft een bedrag van ca f. 50.000,-, behoorlijk voor die tijd.
Eleonora Johanna Lange-ter Wee woont na het overlijden van haar man aan de Rhijnvis Feithlaan. Bij openbare veiling op 9.1.1905[62] wordt het huis verkocht. Het huis brengt bij de verkoop f.6.425,- op en wordt gekocht door Theodorus Antonius Reinders, De nieuwe bewoner is zonder beroep. De Rhijnvis Feithlaan als typische renteniersstraat.
De weduwe Lange trekt bij haar dochter en schoonzoon Steenbergen in de Smeden in. Haar inkomen wordt in1907 op f. 1.600,- getaxeerd. Zij overlijdt op 13.2.1908[63].

Nabeschouwing reizen Johan Jørgen Lange

Johan Jørgen heeft vier reizen naar Suriname gemaakt, tien naar Nederlands-Indië, één naar Brits-Indië (India), één naar Australië en een laatste grote reis via de Middellandse Zee naar Zuid-Amerika en dan naar Nederlands-Indië. Zijn zeevarend leven in dienst van de koloniale zeilvaart. In de eerste paar reizen wat problemen, later, ook als kapitein niet. Hij is dan een voorbeeld van een koloniale zeilvaarder die zoals dat dan spottend genoemd wordt, het "karrepad" afvaart. Binnen Europa heeft hij nauwelijks gevaren; in de Oostzee is hij niet geweest en zijn familie in Noorwegen heeft hij nimmer bezocht.
Tenslotte:
Uit zijn laatste levensjaar zijn er twee brieven aan zijn kleindochter bewaard, die dan met een vriendinnetje bij haar oom Thomas Lange in Renesse logeert. Brieven van een aardige, misschien licht oubollige grootvader, die met zijn kleinzoon en diens twee vriendjes gaat vliegeren. Een verstild bestaan.



Noten

*) gebouwd voor Doijer en Kalff door Willem Roelof van Goor.
Drie met man en muis vergane schepen is erg veel.
Gegevens hoofdzakelijk RAO, Archief Arrondissementsrechtbank Zwolle, en de kapiteinsregisters in het SMA


stats