Leesmaar.nl Capitel 20 Boek 11 Deel 3 Cruydt-Boeck 1644 (original) (raw)

lijcke draeykens oft geele veselinghskens vergadert is ende by een ghehoopt / die ten laetsten tot stuyfkens met den windt verwaeyen : waer onder dun ende smal langhworpigh saedt schuylt. De wortel is oneffen / ghebult ende gheblutst / dick / ende de handt vervullende / met langh / van buyten somtijdts bruyn swartachtigh oft aerdverwigh / van binnen wit ende ghelijfvigh oft vleeschachtigh / sterck van reuck / bitterachtigh van smaeck.

Plaetse

De Galant-wortele wast op vette ende wel ghemeste lustighe weyen : men vindtse oock somtijdts op bergen ende schaduwachtighe gewesten / die nochtans niet heel dor oft sonder water en zijn. Sy is seer ghemeyn / niet alleen hier in Nederduytschlandt / maer oock wel elders / als in Italien / Vranckrijck / Hooghduytschlandt / ende meer andere Rijcken.

Tijdt

De bloemen van Galant-wortele staen op haer schoonste in de Braeckmaendt ende Hoymaendt. De wortelen worden in den Herfst uyt der aerden getrocken / ende bewaert; ende somtijdts oock wel in den April ende Mey.

Naem

Dit cruydt wordt hier te lande Galant-wortele gheheeten; in Hooghduytschlandt Alantwurtz; in Enghelandt Elecampane; in Bohemen Woman; in Vranckrijck Enule Campane; in Italien Enoa ende Enola; in Spaegnien Raix del alla : het is in de Apoteken bekent met den naem Enula Campana : dan sijnen oprechten Latijnschen naem is Enula ende Inula, oft Helenium, nae den Grieckschen Helenion 'Helenion'. Het heeft oock dese naemen / onder de bastaert-naemen staende; te weten in 't Griecksch Symphyton, Persice, Medice, Oresteion, Centarion, Clionia, Phlomos Idaeos; ende in 't Latijn Terminalium.

Helenium van Aegypten. Behalven dit voorbeschreven Helenium oft de Ghemeyne Alant-wortele / vermaent Dioscorides van een ander dierghelijck gewas / 't welck / soo Crateuas schrijft / in Egyptenlandt soude wassen / ende daerom Helenium Aegypticum heeten. Dit is / soo hy dat uyt leydt / een cruydt met tacken van omtrent anderhalven voet langh / dat langhs der aerden kruypt / ghelijck Serpyllum oft Quendel; aen de steelkens hebbende veele bladeren / die kleyner zijn dan die van de Linden; met een geele wortel / soo dick als den kleynen vingher / naer beneden dun / bovenwaerts dicker / van buyten met een swarte schorsse bedeckt; wassende op heuvelkens ende donckere schaduwachtighe ghewesten. Van dit gheslacht schijnt Plinius oock te vermaenen in het 10. capitel van sijn 21. boeck / hoe wel hy dat een weynighsken anders beschrijft : want hy seydt / dat het een witte wortel heeft met tacken omtrent een spanne langh. sijn woorden luyden aldus : Helenium wordt gheseydt van de traenen van Helena ghesproten te zijn / ende daerom wordt 't ghene dat in het Eylandt van Helena wast voor het alderbeste ghehouden. Voorts soo is dat een kleyn heesterachtigh ghewas / sich selven langhs der aerden verspreydende / met tackskens van omtrent een spanne langh / ende bladeren als die van den Quendel. Daer nae / in het 21. capitel van 't selve boeck / schrijft hy / dat de wortel daer van soet van smaeck is / ende van binnen wit.

Helenium van Theophrastus. In de boecken van Theophrastus wordt oock een soorte van Helenium vermaent / de welcke / soo hy schrijft / een heesterachtigh houtachtigh cruydt is / ende in de kranssen ende tuylkens ghebruyckt wordt / ende van tacken / bladeren ende 't gantsche gewas door goedt ende lieffelijck van reuck is. Dan sommighe zijn van gevoelen / dat dit Helenium 't selve is met het voorseyde Helenium van Egypten.

Helenium van Apuleius oft Panaces Chironium. Daer is oock een soorte van Helenium by Apuleius beschreven / de welck gantschelijck van het Egyptisch Helenium, ende oock van de oprechte Galant-wortele verschilt; te weten het Panaces Chironium, 't welck (soo hy seydt) by de Griecken Helenion 'Helenion', ende by de Latijnen Inula campana ghenoemt pleegh te wesen. Maer laet ons Apuleius selve aenhooren / ende sijn woorden neerstelijck aenmercken : want hy schrijft aldus in sijn 95. capitel van de Inula Campana : De Griecken (seydt hy) noemen dat Panaces Chironion, andere Panaces Centaurion; andere Helenion; de Latijnen Inula Campana. Het heeft bladeren die van den Amaracus ghelijckende / goudtverwighe bloemen / een dunne wortel / niet diep in der aerden sinckende / gheweldighlijcken scherp van smaeck : ende gheneest de gene die van de slanghen oft adders ghequetst zijn. Welcke beschrijvinghe gantschelijck over een komt met Panaces Chironium by Dioscorides beschreven. Dan wy hebben van dese soorten van Helenion ghenoegh ghesproken / iae te veel / ghemerckt dat sy onse Galant-wortel / daer wy af handelen / niet met allen en ghelijcken.

Aerd

De wortel van het Ghemeyn Helenium, oft de Galant-wortele is bijster nut ende bequaem om verscheyden ghebreken te ghenesen; wesende van aerd verwarmende ende verdrooghende / ende dat in den derden graed; in sonderheydt als sy droogh is : want ter wijlen sy noch versch ende volsappigh is / soo overvloeyt sy van onnoodige vochtigheydt; door de welcke haer verwarmende ende verdrooghende kracht eensdeels ghebroken / vermindert oft verduystert wordt.

Kracht ende Werckinghe

Men ghebruyckt dese Galant-wortel seer nuttelijck tegen de enghborstigheydt ende het onghemackelijck herhalen des adems / als den mensche sijnen adem niet scheppen en kan dan met opgherechten halse; ende oock teghen den ouden hoest : want sy is seer bequaem om alle dicke / grove ende taeye slijmerachtighe vochtigheden / die in de borst ende de longeren vast steken ende ghedurigh blijven hanghen / los oft rijp te maken / ende te suyveren / alsmen die dickwijls ghebruyckt / 't zij met honigh oft suycker tot een leckinghe oft eclegma bereydt / 't zij geconfijt / oft met suycker gemenght / ende oock in andere manieren inghenomen zijnde.

De selve wortel geconfijt / oft in suycker geleydt zijnde / is seer bequaem ende nuttelijck om de maghe te verstercken / ende de verdouwinge oft verteeringhe te vervoorderen / ende den buyck te weecken / dat is den kamergangh ghemackelijck te maken / alsmen daer van een weynighsken nae de maeltijdt / des avonds eer men te bedde gaet / dickwijls ghebruyckt.

Het water daer dese wortel in ghesoden is / iaeght alle wormen ende onghedierte uyt den lijfve / soo Plinius betuyght : die oock versekert / dat de selve ghekauwt zijnde de tanden / die los oft wanckelbaer waeren / wederom vast maken kan; als het blijckt in het 5. capitel van sijn 20. boeck.

Men vermenght de Galant-wortele seer nuttelijck by de Antidota oft soorten van Theriakel / die men tegen fenijn ende smettelijcke sieckten in de Apoteken op voorraet pleegh bereydt te houden.

Sy gheneest de beten van de slangen; wederstaet alderhande vergift / ende is nut al de ghene die eenige verkrompen / geborsten / gebroken / verstuyckte oft geblutste leden / 't zij van binnen 't zij van buyten hebben.

Sommige sieden de Galant-wortelen wel morw / ende stampen oft wrijven die wel kleyn / ende vermengelense met honigh / ende maken daer als een salfken van; met 't welck sy versekeren datmen alle oude zeeren ende opene sweeren suyver-maken ende toe-heelen kan.

Galenus schrijft oock / datmen met dese wortel alle leden die door langhe ende koude ghebreken gequelt zijn geweest / ende daer door haer krachten ende goede verwe verloren hadden / wederom tot haeren ouden standt ende roodigheydt brengen kan; alsmen siet gebeuren in sommighe ghebreken van de heupen / diemen Sciatica pleegh te noemen / ende in sommighe kleyne maer ghedurighe verstuyckinghen ende ontsluytinghen van ettelijcke litmaten / die door overvloedighe vochtigheydt uyt haer koten oft ghelit vallen / verwronghen worden / ende los hanghen / sonder haer behoorlijck ampt in 't menschen lichaem te bedienen.

BIJVOEGHSEL

Dit veel gheacht ende wel bekent cruydt wordt selden van saedt vermenighvuldight ('t welck soo rouw is om aen te tasen dat het ieucksel in de handen maeckt;) want dat heeft selden macht om voorts te komen; maer moet eer met scheutkens; die van de wortel ghetrocken worden / seer diep in wel ghebouwde ende ghemeste aerde gheplant zijn / die niet seer vocht en is / maer op een lommerachtighe plaetse. Het dient wel gheplant in 't beghinsel van Sprockelle / dry voeten van malkanderen : want het krijght groote bladers / ende de wortels spreyden haer wijt uyt / ghelijck die van 't Riet. Dese wortel noch versch wesende en is niet sterck van reuck oft smaeck; maer als sy droogh is / heel sterck ende specerijachtigh / een olieachtighe vettigheydt hebbende. De Italiaenen noemen dat Helenio, L'Enula Campana, Erbella, Enola ende Iella.

Helenium van die van Salamanca, in 't Latijn Helenium Salamanticense, is dat ghewas dat Clusius voor Baccharis