19e eeuwse scheepvaart - kapitein Thomas Lange (original) (raw)
Scheepskapitein Thomas Lange Jeugdjaren van Thomas Lange in Noorwegen. Thomas Lange is op 10.12.1796 in Jevnaker geboren en dezelfde dag thuis[1]gedoopt. Op 10.1.1797 wordt hij in de kerk van Jevnaker opnieuw gedoopt.Wat is het voor een wereld, waar Thomas in terecht komt?Een warm familieleven, zoals hiervoor is aangeduid; veel kinderen. Thomas is derde in de serie en de tweede zoon. Een goede, redelijk ruime, pastorie met een bijbehorende grote boerderij in het Noorse dorp Jevnaker huisvest het gezin. Vader is predikant in een goede parochie, ca 60 km ten Noorden van Christiania (Oslo). |
---|
De glasfabriek "Hadeland Glassverk" was een heel apart element in de gemeenschap, zodat de dominee ook de leiding en de medewerkers van dit bedrijf onder zijn gemeenteleden telt naast de gebruikelijke landbouwende bevolking. De pastorie ligt wat buiten het centrum. Thomas' kinderjaren spelen zich af in een dunbevolkt gebied[2] met zowat geen en dan nog slechte wegen[3]. Voor de kinderen een prettige omgeving om op te groeien. Bossen en meren, velden en vee, met lichte, lange zomerdagen en veel sneeuw in de winter.
Noorwegen is dan al sinds lange tijd met Denemarken verenigd in een koninkrijk met de Deense koning als staatshoofd. De bestuurders in Noorwegen hebben in die tijd over het algemeen een Deense achtergrond. Zo ook ds Lange, al zal de herinnering aan de Deense achtergronden bij de Langes na een eeuw wel wat vervaagd zijn. Na de Franse revolutie wordt Denemarken-Noorwegen betrokken in de Napoleontische oorlogen. Tot 1807 heeft Noorwegen niet veel te lijden, maar dat verandert met het Engelse bombardement op Kopenhagen. Danmark-Norge komt in oorlog met Engeland. De Engelse vloot blokkeert de Noorse kust, zodat er hongersnood in de steden is. Velen sterven in 1807, 1808 en 1809.
De consequenties voor de familie Lange schijnen niet zo groot te zijn geweest. De zoons Hans Nicolai en Otto Vincent worden evengoed in 1807 naar school in Kongsberg gestuurd en beide studeren rustig vele jaren[4]. Het is overigens merkwaardig dat niet Thomas, de tweede zoon, naar school gestuurd wordt, maar zijn een jaar jongere broer Otto. Is het dan al duidelijk dat Thomas niet zal gaan studeren? Lokt de zee zo vroeg? Thomas is in het jaar dat zijn broers naar school gaan elf jaar oud.
De familie is weliswaar zeer betrokken bij openbaar bestuur, kerk, politiek, economie en religie, maar er zijn - zoals hiervoor beschreven - ook connecties met de scheepvaart. Vader Johan Jørgen bezit immers omtreeks 1760 met zijn vijf broers het schip de "Sex Brødre" en oom David brengt zijn leven op zee door. Het past dus in de familietraditie dat een zoon naar zee gaat. Maar misschien ontbrak er wat aan zijn studiezin. Maar als hij in 1827 gaat trouwen, verklaart de dan residerende predikant in Jevnaker[5] dat hij een rechtschapen, fatsoenlijke jongeman is, die een opleiding in de scheepvaart heeft gevolgd, zodat aangenomen mag worden dat er bij de beroepskeuze geen negatieve factoren een rol speelden. Gewoon een avontuurlijke jongen, uit een familie met een zeevarende traditie, die de wereld in wilde.
Het is mogelijk dat Thomas in die oorlogsjaren een zeevaartopleiding aan land heeft gevolgd. Dat kan gebeurd zijn in Drammen, omdat er dan daar een mogelijkheid voor is[6]. Drammen is feitelijk de grootste zeehaven van Noorwegen. Bovendien heeft zijn moeder relaties met het machtige handelshuis Smith in Drammen, door haar adoptiefmoeder en tante Anthonetta Larsen-Smith.
Na 1809 wordt de economische situatie beter. Noorse schepen voeren graan uit Denemarken aan, er komt een systeem van Engelse vrijbrieven voor Noorse schepen. Het laat zich denken dat Thomas in die jaren wel naar zee gaat. In 1810 is hij dertien, een normale leeftijd voor scheepsjongens.
Op 3.3.1813 wordt hij, als laatste in een rijtje van vijf personen kerkelijk bevestigd in Stromsøe (nu onderdeel van Drammen)[7]. Hij is dan zestien. Het feit dat hij niet in Jevnaker bevestigd is kan er op wijzen dat hij al langere tijd in Stromsøe heeft gewoond.
De situatie in de volgende jaren is weer minder goed. Uiteindelijk wordt Noorwegen van Denemarken gescheiden en het land wordt in 1814 in een Unie met Zweden samengevoegd.
De naoorlogse jaren zijn niet gunstig voor handel en scheepvaart. Drammen wordt door de heersende recessie erger getroffen dan de andere steden en het moet niet makkelijk geweest zijn voor Thomas om een bestaan in de zeevaart in Drammen te vinden[8]. De scheepvaart vanuit Drammen is vele jaren voor een belangrijk deel op Amsterdam georiënteerd geweest, zodat het voorstelbaar is dat Thomas juist naar Amsterdam gaat om zijn geluk te beproeven.
Maar eerst komt Thomas nog een keer in de papieren voor. Zijn moeder[9] schrijft in het kasboek dat zij hem op 21.3.1816 500 rijksdaalders heeft geleend: "1816. d. 21 Mars /Thomas/ laant ham 500 Rdl hvorpae han har givet mig sit bevis". Dat is anderhalf jaar voor zijn emigratie. Dit is overigens pas de tweede keer dat er iets over Thomas teruggevonden is na zijn doop.
Thomas Lange in Nederland; als matroos op de "Willem den Eersten" naar Nederlands-Indië.
We vinden Thomas Lange in 1817 in Amsterdam.
Amsterdam is in 1817 een verarmde stad in een na de Franse overheersing verarmd achtergebleven land. Een nieuw land ook, na de val van Napoleon gevormd uit de voormalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de voormalige Oostenrijkse Nederlanden. De Koning (Willem I) van het nieuwe rijk tracht, niet zonder succes, handel en nijverheid weer tot bloei te brengen. De kwaliteit van de vloot is evenwel in 1817 nog slecht: veel schepen dateren uit de tijd van de Republiek. De scheepsbouw floreert niet en de handelsbetrekkingen met de koloniën, door de Engelsen in beslag genomen en ook maar gedeeltelijk teruggegeven, zijn nog nauwelijks hersteld[10]. Er zijn niet meer dan 38 schepen die voor de vaart op Azië geschikt zijn of geschikt gemaakt kunnen worden[11].
De door de Koning genomen belangrijke maatregen ter bevordering van handel en nijverheid, zoals subsidiëring van scheepsbouw en de oprichting van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, hebben ook voor de familie Lange gevolgen. Later in het verhaal zullen we dat zien. De genoemde eerste vermelding van Thomas Lange in Amsterdam dateert van 26.11.1817[12], wanneer hij daar als twintigjarige matroos (gage f.20,- per maand) aanmonstert op het hoekerschip "Willem den Eersten"[13]. Volgens de gegevens bij zijn huwelijk in 1827 heeft hij zich in oktober 1817 in Amsterdam gevestigd. Hij moet dan namelijk aantonen dat hij aan zijn militaire verplichtingen heeft voldaan of bewijzen dat hij pas na het tijdstip dat hij in dienst zou hebben gemoeten in Nederland is gekomen[14].
De "Willem den Eersten" zal onder kapitein Jan Abes troepen naar Batavia, de hoofdstad van het toenmalige Nederlands-Indië, vervoeren. Het begint al traag. De monsterrol (30 man) is van 26.11.1817. De reis van de "Willem den Eersten" gaat via Rio de Janeiro, waar het schip op 5.7.1818, dus een half jaar na het vertrek, aankomt. Aankomst Batavia weer een klein half jaar later, 24.11.1818. Vertrek vandaar op 21.3.1819 en - na waarschijnlijk weer terug uit zee - wederom 7.4.1819. Het hoekerschip van kapitein Abes wordt op 20.5.1819 door de bliksem getroffen op 23�36'ZB/29�OL. Het komt op 20.7.1819 beschadigd en zeer lek bij de Kaap de Goede Hoop aan. Ruim twee maanden later, op 6.10.1819 vaart het schip, zo goed mogelijk gerepareerd, uit om echter de volgende dag alweer lek terug te keren. Het schip wordt dan op het strand gezet, verkocht en gesloopt[15]. Het kost nogal wat moeite om toestemming te krijgen om de lading te verkopen. Het Britse bestuur van de Kaap wil in principe alleen goederen afkomstig van Britse schepen in de Kaapkolonie laten verkopen, maar uiteindelijk wordt ingezien dat het onredelijk zou zijn om in dit geval toestemming te weigeren. Perslot is er geen andere oplossing voor de lading. Kapitein Jan Abes overlijdt eind december 1819 aan de Kaap. Sommige bemanningsleden blijven in Zuid-Afrika. Thomas niet, maar het is niet bekend hoe en wanneer hij in Europa is teruggekeerd van deze lange, zo ongelukkig eindigende reis met de "Willem den Eersten". Wat een beeld trouwens: de jonge Noorse predikantszoon, voor het eerst op een echt verre reis[16], in de niet zo comfortabele rol van matroos; meer dan twee jaar van huis na een langzame heenreis met Z.M. troepen in een kleine ruimte, hangen in de havens van Rio de Janeiro, Batavia en Kaapstad en dan tenslotte zonder schip bij Kaap de Goede Hoop.
Thomas Lange maakt als matroos op het fregatschip de "Strever" twee reizen naar Suriname.
Pas op 27.3.1821, dus een dik jaar na het verongelukken van de "Willem den Eersten", vinden we Thomas terug in Amsterdam. Hij keert dus niet - althans niet definitief - naar Noorwegen terug; mogelijk is hij in die jaren met de "Willem den Eersten" toch al van Noorwegen vervreemd. Mogelijk speelt de Noorse militaire dienst ook een rol. Thomas monstert op de genoemde datum, nog steeds als matroos, aan op het fregat "De Strever" naar Suriname, onder kapitein John Afflick. Gezeild wordt op 22.4.1821. Het schip komt op 27.5.1821 in Paramaribo aan. Passagiers zijn Madam en Valseria (?) Vabreij[17] en de koopman Wm Leckie die bij deze gelegenheid naar Suriname terugkeert[18]. Leckie adverteert in de Surinaamse Courant van 27.5.1821 met de vele, zeer verschillende goederen, die hij met de "Strever" heeft ontvangen. Voor de invoer met het schip aangevoerde drank moet vergunning worden gevraagd. Voor Leckie is dat voor 350 flessen rode wijn en een kist met vierentwintig halve flessen likeur[19]. Ook anderen voeren ook grote hoeveelheden drank in. De kapitein importeert zes kelders jenever en zeven dito brande-wijn. Een kelder is twaalf flessen.
Enkele maanden voor de aankomst van het schip (21.1.1821) is Paramaribo getroffen door een grote brand, waarbij ruim 400 huizen en gebouwen waaronder de kerk van de Hervormde Gemeente en de Rooms-Katholieke kathedraal in vlammen opgegaan zijn[20]. Op 7.9.1821 is het schip weer in Texel. Matroos John Linquist uit Finland is op deze reis overleden.
Op 27.9.1821 vertrekt Thomas opnieuw met de "Strever" naar Suriname, gezeild op 18 oktober, onder dezelfde kapitein, aankomst Paramaribo 6.12.1821[21]. Er wordt dit keer niet veel drank meegebracht. Hendrich Woolff is passagier. Kapitein John Afflick overlijdt een paar dagen voor het vertrek van het schip in Suriname[22], waarna opperstuurman Laurens Wildschut het bevel overneemt. Het schip vaart op 5.2.1822 uit en is op 17.3.1822 weer thuis. Thomas Lange is nog steeds matroos en verdient zodoende niet meer dan f. 20,- per maand. Reizen van een half jaar.
Thomas Lange stuurman op het brikschip "Nordloh", drie reizen naar Nederlandsch-Indië.
Na deze twee reizen naar Suriname koerst Thomas Lange weer naar het Oosten; hij maakt tussen juni 1822 en december 1826 drie reizen met het brikschip "Nordloh" onder kapitein J.H. Breukemeyer naar Nederlands-Indië. De eerste twee als onderstuurman, de laatste als stuurman (maandelijkse gage resp. f. 40,-, f. 50,- en f.70,- maand, dus niet onaardig oplopende bedragen). De reizen naar Indië heen en terug duren samen tussen een jaar en vijftien maanden, zoals uit het onderstaande tabelletje blijkt.
Data vertrek en aankomst alsmede de route van de drie reizen met het brikschip de "Nordloh"
| | vertrek | aankomst | | | ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | ------------ | -------------------------- | | Eerste reis | 19.6.1822 | 07.10.1823 (onderstuurman) | | | Voor vertrek is de monsterrol aangehouden, eerst via Madeira naar Kaapstad, ook teruggaande via de Kaap. | | | | Tweede reis | 06.07.1824 | 24.06.1825 (onderstuurman) | | | Gezeild Texel, heengaande via de Kaap. | | | | Derde reis | 16.11.1825 | 05.12.1826 (stuurman) | | | Vertrek Texel via Vlissingen naar Indië, terugkomst Texel.Op 19.11.1825 geraakt het schip bij Duinkerken `tussen de banken'. | | |
Als voorbeeld wat meer gegevens[23] over de tweede reis met de "Nordloh".
Hert schip vertrekt 6.7.1824 met als passagiers F.Hassekam, J.C.Schilderman, C. de Mulder en T.C. Mauer. Aankomst Tafelbaai [24] 29.9.1824, cargo : "sundries for this Port and Batavia". Als passagiers worden in Kaapstad genoemd "Mr and Mrs Moser and child, mr T.Schelderman, Mr C.Muller en Mr F.Hassenkamp for Batavia". In Kaapstad wordt een aantal producten verkocht (de beperkingen hierop zijn dan klaarblijkelijk opgeheven):
"Publieke Verkoping aan het Pakhuis van G.Martin, no 5, Burgstraat[25]
Op heden voormidddag en aanstaande Dingsdag den 5 en Zaturdag den 9 October van de volgende goederen, nu geland van de Hollandsche Brik "Nordloh", Kapt. Breukemeyer, als: Zoetemelksche en Komijne Kazen, Westfaalsche Hammen, gerookte Pater en Ribstukken, rode wijn, Nuremburger porseleine Pijpkoppen, pijpen, stoffers, borstelwerk, extra-fraaije witte, groene, blaauwe, rozekleurige en zwarte Fransche satijnen, zwarte en witte dubbele Florentijn, gebloemde zwarte zijde en fluweel onderbaatjes-goed, zwarte en witte krip, gebordeerde Tulle (Blondes) en een uijtgezocht assor tement effe en gewerkte zijde en satijne linten".
De "Nordloh" vertrekt uit de Tafelbaai op 27.10.1824 en komt in Batavia op 5.1.1825 aan. Stahl en Kemper in de Javasche Courant adverteren met de "Nordloh" uit Amsterdam en Kaap de Goede Hoop ontvangen goederen. Rode en andere fijne wijnen, bier, minerale wateren, lakens, casimieren en andere manifacturen, boter, rolpens, gerookt vlees, gedroogde vruchten, kruidenierijen, schilderijen, spiegels, papier, schrijfbehoeften en nog andere goederen. Ook bieden Stahl en Kemper passage aan op de "Nordloh", die begin februari zou vertrekken en 'excellent goed ingerigt' is voor het vervoer van passagiers. Het schip vertrekt uit Batavia op 12.2.1825, met als passagiers J.Precht, mw de wed. L.Ducloux en zeven (gepasporteerde) militairen. Op de terugreis wordt de Kaap niet aangedaan. Het schip komt in juni 1825 in een ontredderd Nederland aan. Het land is in de eerste week van februari getroffen door een grote watersnood (de bekende watersnoodsramp van 1825).
Bij thuiskomst van deze reis met de "Nordloh" vaart Thomas voor het eerst door het Noord-Hollands Kanaal, dat in 1824 is aangelegd, waardoor de schepen niet meer via de Zuiderzee hoeven te komen. De schepen gaan, getrokken door paarden, veelal door dit kanaal. 1824 is ook het jaar van het oprichten van de Nederlandsche Handels-Maatschappij. De Indiëvloot telt omstreeks die tijd niet meer dan 54 schepen[26]; de handel op de Oost stelt dan dus nog steeds niet veel voor.
Zowel de twee reizen naar Suriname als de drie reizen naar Nederlands-Indië, soms dus met een tussenlanding aan de Kaap de Goede Hoop, verlopen zonder veel problemen. Amsterdam blijft Thomas' thuishaven. Op 25.10.1826 is Thomas weer in Nederland na zijn laatste reis als stuurman op de "Nordloh". Thomas begint op de tweede reis met storten in het Weldadig Zeemansfonds[27], het verzekeringsfonds voor zeelieden van het Amsterdamse College Zeemanshoop[28].
Thomas Lange koopt het galjootschip de "Vlashandel" en trouwt met Catharina Carstens.
In 1827 begint een nieuwe periode in het leven van Thomas Lange. Hij koopt voor f. 5.500,- op een openbare veiling in Amsterdam 26.3.1827 het galjootschip de "Vlashandel", dat hij "Catharina" herdoopt naar zijn aanstaande vrouw, Catharina Carstens, met wie hij op 20.6.1827 in Amsterdam in het huwelijk zal treden[29]. De "Vlashandel"[30] is een meer dan tien jaar oud, vrij klein schip (150 ton, diepgang 3,11 m); het schip is in Makkum gebouwd. Maten: " langover steven 26 el, 47 duimen, wijd bij de eerste balk voor het grote luik 6 el, 30 duimen, hol in het ruim bij de eerste balk voor het grote luik op zijn uitwatering 3 ellen, 11 duimen, alles in Nederlandsche maat" (De el en de duim worden na 1820 in Nederland op 1 m en 1 cm gesteld). De prijs van f. 5.500,- is redelijk; nog in januari is de waarde van het schip op verzoek van kapitein Hidde Eilerts Bijl door deskundigen op f. 6.500,- getaxeerd[31]. Thomas woont bij de koop van het schip Gelderse Kade 36, waarschijnlijk een zeemanshuis.
Zijn huwelijk vergt enige voorbereiding, alhoewel hij nog wel kans ziet voor zijn huwelijk een reis met de "Catharina" naar de Oostzee te maken. Er dient een verklaring uit Jevnaker te komen dat er daar geen bezwaren tegen zijn huwelijk bestaan. Deze verklaring uit Jevnaker (hiervoor al geciteerd) arriveert in goede orde[32]. Het stuk is opgesteld door de predikant in Jevnaker Stenersen: "...(Thomas) werd opgeleid tot de zeevaart, welke hij tot dusverre met ijver heeft voorgestaan. Hij heeft zich hier door gene trouwbeloften verbonden, en is mij even zo min iets bekend, hetwelk hem zoude kunnen beletten in den echt te treden, daar waar hij zulks geschikt oordeelt. Met den hartelijken wensch voor het toekomend geluk van dezen regtgeaarden en zedigen Jongman, wordt dit attest door den ondergeteekenden Stedelijken Predikant verleend. Jevnager, op de Pastorij, den 2 Maart 1827". De uittreksels uit de registers van de Burgerlijke Stand van Amsterdam voor de doop van Catharina en het overlijden van de ouders van Thomas en van vader Johan Diedrich Carstens worden verzameld; Thomas dient zelfs te verklaren dat zijn grootouders overleden zijn. Er moet ondertrouwd worden. Hendrik de Bruyn op de Nieuwendijk 124 en T.L.J.C.(?) Schreuder, Hekelveld no 123 dienen nog weer te verklaren en zich eventueel als borg te stellen, dat Thomas zich niet in militaire dienst bevindt.
De zedige jongeman wil kennelijk tussen zijn eerste en tweede reis met de "Catharina" geen tijd verliezen, zodat al voor zijn terugkomst maatregelen genomen zijn om de procedures voor het burgerlijk en kerkelijk huwelijk te bespoedigen. Er is ontheffing nodig van de Officier van Justitie om af te zien van de tweede huwelijksaankondiging Deze toestemming wordt al op 13.6.1827 verleend, "uit hoofde de bruidegom, als kapitein van het schip Catharina, bestemd naar de Oostzee, en met hetzelve zeilree voor deze stad leggende, eerstdaags moet vertrekken, en derhalve den bij de wet bepaalden tijd om te trouwen, onmogelijk kan afwachten". Op de dertiende komt Thomas pas in het Vlie aan. Hoe de officier dan kan verklaren dat het schip zeilree voor deze stad ligt is een raadsel. Ook kerkelijk wordt er spoed achter gezet. De eerste en tweede huwelijksaankondigingen in de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk te Amsterdam worden samen op 17 juni gehouden. Drie dagen later, 20 juni, wordt er dan getrouwd. De moeder van Catharina Carstens, Anna Carstens-Henke, is bij het huwelijk aanwezig. Een opmerkelijk detail uit de acte van de Burgerlijke Stand: "...verklarende de Moeder niet te kunnen schrijven". Catharina is zonder beroep. De kerkelijke bevestiging vindt op dezelfde dag plaats; "Extra", op een woensdag, dus midden in de week[33]. Onder de getuigen bij het burgerlijk huwelijk is ook Hendrik de Bruijn, winkelier op de Nieuwendijk 124. In dat huis gaat het jonge echtpaar wonen. Op kamers boven een winkel[34].
Met een simpele gedrukte kaart wordt van het huwelijk kennis gegeven[35]:
Getrouwd
Thomas Lange
en
Catharina Carstens
Amsterdam, den 20 Junij 1827
Maar wat is er bekend over de achtergronden van Catharina Lange-Carstens?
Catharina Carstens is geboren op 22.10.1799 te Amsterdam, 25.10.1799 Evangelisch-Luthers gedoopt, dochter van Johann Diedrich Carstens en Anna Henke. Beide ouders zijn in Duitsland geboren. Vader Johann Diedrich stamt uit een familie van zeer eenvoudige boeren in het kleine Oldenburgse dorp Jethausen; hijzelf is pakhuismeester in Amsterdam. Hij sterft twee jaar voor het huwelijk van zijn dochter Catharina. Moeder Anna Henke uit Bremen overleeft haar man twaalf jaar. Een volstrekt ander sociaal patroon dan dat van Thomas: Anna Henke, die niet kan schrijven. Ook de getuigen bij de verschillende gelegenheden wijzen op een kleine kring van eenvoudige sociale herkomst. Beide ouders zijn Luthers. Twee zusters en een broer zijn teruggevonden. De families Carstens en Henke zijn in Amsterdam ieder op hun eigen wijze met handel en scheepvaart verbonden. Het is begrijpelijk dat Thomas na zijn huwelijk in Nederland blijft.
Vier reizen met de in "Catharina" herdoopte "Vlashandel"; verkoop van de "Catharina"
Met de "Catharina" maakt Thomas in anderhalf jaar vier reizen. Op deze reizen met de "Catharina" wordt hij bijgestaan door zes of zeven bemanningsleden met een Nederlandse minderheid, zoals ook bij de eerste reis:
Bemanning van het galjootschip "Catharina" op de eerste reis naar Nerva en Riga 12.4.1827
Naam | Herkomst | Functie | Leeftijd | Gage |
---|---|---|---|---|
Peter Olsen | Carelshamn | stuurman | 28 | 30 |
Bastiaan Haye | Føhr | matroos | 23 | 20 |
Sietse Gerrits Klip | Ameland | matroos | 22 | 20 |
Hermann Houkamp | Holthausen | matroos | 43 | 20 |
Siemen Roelofs | Føhr | matroos | 49 | 20 |
Johann Hendrik Everding | Amsterdam | kok | 19 | 16 |
Franz Arnold Houkamp | Holthausen | jongen | 18 | 8 |
De eerste reis gaat naar Nerva en Riga in het toenmalige Russische Keizerrijk, heengaande met ballast en teruggaande met hout als lading,de tweede weer naar Riga, de derde naar Drammen (aankomst en vertrek zijn in de tolboeken[36] van Drammen zorgvuldig gedocumenteerd, ballast heen en terug weer hout) en tenslotte een reis naar Koningsbergen (nu Kaliningrad). Deze laatste reis heeft als einddoel Antwerpen, dat dan tot het Koninkrijk der Nederlanden behoort, met tarwe (51 last), rogge (29 last) en graan (17 last) als lading. Er is storm onderweg; schade aan het schip,de scheepsjongen slaat overboord en verdrinkt[37]. Thomas verkoopt de "Catharina" in Antwerpen voor hetzelfde bedrag waarvoor hij het gekocht heeft[38]. Na anderhalf jaar en vier niet geheel schadevrije reizen een mooie prijs.
Terwijl Thomas met flauwe wind en buien in de Oostzee zijn granen vervoert, zoals het zeeprotest vermeldt, schenkt Catharina op 23.7.1828 in Amsterdam het leven aan hun eerste kind: Johan Jørgen.
Thomas is nu lid van het College Zeemanshoop, onder nr 211. Bij de hernummering in 1836 krijgt hij nr 130. Even een overzicht van de vier reizen.
Data en bestemmingen vier reizen van Thomas Lange als kapitein op het galjootschip "Catharina"
Datum | Terugkomst | Bijzonderheden monsterrol |
---|---|---|
12.04.1827 | 13.06.1827 | Terugkomst Vlie, komende uit Nerva,01.05.1827 en 03.06.1827 bij de Sonttol. |
19.06.1827 | onbekend | Vertrek uit het Vlie 01.07.182716.08.1827 in de Sont, komende uit Riga |
03.09.1827 | 29.09.1827 | Reisdoel Drammen |
25.03.1828 | 19.08.1828 | 06.04.1828 en 01.08.1828 bij de Sonttol.Aankomst Antwerpen, komende uit Koningsbergen. |
Thomas Lange kapitein op het in Zwolle gebouwde kofschip "Vrouw Catharina"
Thomas Lange wordt nu kapitein op het op de werf van Pieter van Goor in Zwolle gebouwde kofschip de "Vrouw Catharina". De "Vrouw Catharina" is wat groter dan de eerste "Catharina" en is met de eerder genoemde rijkssteun in het kader van de stimulering van handel en scheepvaart gebouwd. De prijs van het hol is f. 15,022,50 waarop f. 4.522,50 rijkssubsidie. Het schip heeft drie jaar op stapel gestaan; de bouw van het eerste schip van dit formaat in Zwolle was een zwaar karwei voor de bouwer. Thomas neemt voor een kwart deel in dit schip. Johannes Ridderinkhof, koopman te Zwolle, en Evert Lindeboom, koopman te Heino, doen dit ieder voor 11/32ste deel en Hermannus van der Vegte, touwslager te Zwolle, die als reder optreedt, voor 2/32ste deel (zie documenten). Op 30.6.1829 vindt de tewaterlating in aanwezigheid van het gehele Zwolse officium plaats[39].
Thomas Lange maakt tussen 1830 en 1838 zeventien reizen met de "Vrouw Catharina", die in onderstaande tabel zijn aangegeven. Een monsterrol is bij de documenten afgedrukt.
Overzicht van de reizen van de schoenerkof de "Vrouw Catharina"
Nr | Achtereenvolgens bezochte havens | Vertrek | Aankomst | |
---|---|---|---|---|
I | Amsterdam - Texel -Liverpool - Hellevoetsluis - Dordrecht | 26.03.1830 | 17.05.1830 | *) |
II | Dordrecht - Hellevoetsluis - Riga - Hellevoetsluis - Schiedam | 15.06.1830 | 18.09.1830 | |
III | Schiedam - Brielle - Liverpool - Hellevoetsluis - Rotterdam | 25.09.1830 | 25.12.1830 | |
IV | Rotterdam - Brielle - Bergen Nw - Riga - Texel - Amsterdam | 21.03.1831 | 06.09.1831 | |
V | Amsterdam - Texel - Drammen - Amsterdam | 25.09.1831 | 10.11.1831 | *) |
VI | Amsterdam - Vlie - Riga - Vlie - Zwolle | 02.05.1832 | 15.06.1832 | *) |
VII | Zwolle - Texel - Riga - Zwolle | 08.07.1832 | 24.09.1832 | |
VIII | Zwolle - Amsterdam - Riga - Texel - Zwolle | 26.04.1833 | 29.06.1833 | *) |
IX | Zwolle - Amsterdam - Riga - Zwolle | 03.08.1833 | 16.10.1833 | |
X | Zwolle - Amsterdam - Paramaribo - Amsterdam | 13.01.1834 | 20.06.1834 | *) |
XI | Amsterdam - Riga - Zwolle | 11.07.1834 | 29.09.1834 | *) |
XII | Zwolle - Amsterdam - Paramaribo - Amsterdam | 03.11.1834 | 18.04.1835 | *) |
XIII | Amsterdam - Riga - Vlie - Zwolle | 08.05.1835 | 02.07.1835 | *) |
XIV | Zwolle - Vlie - Riga - Texel - Amsterdam | 12.08.1835 | 15.10.1835 | |
XV | Amsterdam- de Theems - Nickerie - Texel - Amsterdam | 13.02.1836 | 07.09.1836 | *) |
XVI | Amsterdam - Genua - Livorno - Genua - Amsterdam | 07.10.1836 | 21.06.1837 | *) |
XVII | Amsterdam - Texel - Paramaribo...................... | 01.08.1837 | niet | *) |
*) Monsterrollen in het Gemeentearchief Amsterdam; de data slaan soms op de passage bij Texel of het Vlie.
Het aantal aangedane havens in Nederland kan wat groter geweest zijn. Meestal is Amsterdam de haven van vertrek en aankomst. Over de bemanning lichten de monsterrollen van de Waterschout ons nader in. Voor de kleinere reizen heeft hij acht en voor de grotere negen bemanningsleden mee. Er is veel verloop onder deze heren. Alleen Lambert Jan Lindeboom, behorende tot de familie van een van de voornaamste eigenaren van het schip, gaat opklimmend van scheepsjongen tot stuurman, vrijwel altijd mee.
Bij de eerste, tweede en derde reis wordt resp. een lading naar Dordrecht, Schiedam en Rotterdam gebracht. Latere reizen gaan soms rechtstreeks naar Zwolle.
De eerste reis gaat naar Engeland om zout. De thuisreis, van Liverpool naar Dordrecht, gaat niet zonder problemen. Er is een zware storm die veel schade aan de tuigage veroorzaakt[40] Overkoombaar, maar toch vervelend op een eerste reis met een nieuw schip. De tweede reis gaat naar Riga, waar 85 last rogge en 40 last garst wordt gehaald. Dan gaat Thomas weer een keer naar Liverpool om zout te halen. Op de thuisreis is er een aanvaring met het schip de "Antigone", hetgeen uiteraard ook niet zonder de nodige schade afloopt[41]. De "Antigone" strandt uiteindelijk op de Vlaamse kust en wordt door de Vlaamse kustbewoners geplunderd. De overige reizen verlopen voorzover bekend rustig, behalve de laatste, zoals zal blijken.
De vierde reis is een wat langere reis. Deze gaat via Bergen in Noorwegen, waar 1754 vaten haring geladen worden, naar Riga. De vijfde keer wordt in ballast naar Drammen gevaren om een lading hout te halen. Hout transporteren uit Drammen in de traditie van oom David. Daarna is gedurende vier reizen Riga aan de Oostzee het einddoel. De registers van de Sonttol lichten ons nauwkeurig in over de vervoerde thuislading op de Oostzeereizen. Byg, hamp og ryg (gerst, hennep en rogge), maar ook veel hout en lijnzaad worden vervoerd. Pennefjer (ganzeveren) zijn een bijzonder product, zo ook een keer meerschuim. Heengaande vaart het schip uitsluitend in ballast.
Tussen de vijfde en zesde reis laat hij zich op 5.2.1832 eindelijk inschrijven bij de Amsterdamse Hersteld-Evangelisch Lutherse gemeente; vermeld wordt dat zijn vrouw lid is en dat hij in Amsterdam al een zoon en een dochter heeft laten dopen. Het derde kind is op komst[42].
De achtste reis gaat onder Kniphuizer vlag; tijdens de Belgische Opstand is het, wegens een interrnationale boycot van de Nederlandse scheepvaart, enige tijd niet veilig onder Nederlandse vlag te varen. Knyphausen is een Duits vorstendommetje dat als onafhankelijke staat los van het geschil staat.
In het najaar van 1834 (tiende reis) durft Thomas zijn vleugels wat verder uit te slaan en vertrekt naar Paramaribo, de hoofdstad van Suriname. Met de "Vrouw Catharina" reist hij totaal vier keer naar Suriname. Hij maakt ook nog een reis naar Genua en Livorno, waar hij marmer ophaalt, maar ook o.m. Surinaams geelhout, balen jeneverbessen en galnoten. Tussendoor gaat de "Vrouw Catharina" nog weer drie keer naar Riga. Over deze reizen is verder weinig bijzonders te melden.
Naar Suriname vervoert Thomas allerhande producten. De afgelegen kleine kolonie is voor alle gebruiksvoorwerpen vrijwel geheel aangewezen op aanvoer uit het moederland. Teruggaande wordt suiker, koffie en katoen meegenomen. Producten geteeld op de Surinaamse plantages, waar de slavernij nog in volle omvang bestaat. Drie keer naar Paramaribo en een keer naar Nickerie. Over de reis naar Nickerie (reis XV) ter illustratie even wat meer. De bemanning ziet er als volgt uit.
Bemanning van de " Vrouw Catharina" op de reis naar Nickerie op 6.2.1836
Schepelingen | plaats van herkomst | functie | leeftijd | maandgage |
---|---|---|---|---|
Lambert Jan Lindeboom | Heino | stuurman | 22 | 34 |
August Hinrich Georg Boster | Cappeln | onderstuurman | 26 | 26 |
Lorenz Fadsen | 't Hoogen | klamphoud | 24 | 25 |
Johann Henrich Meijer | Lantrup | kok | 30 | 24 |
Gerrit Gerrits Klein | Ameland | matroos | 24 | 20 |
Gerrit Jansen Ducken | Ihringsfehn | matroos | 29 | 20 |
Jørgen Nielsen | Østerhusen | lichtmatroos | 21 | 16 |
Jacob Pettersen Clauszen | Rysum | lichtmatroos | 20 | 14 |
Johann Henrich Johanns | Amsterdam | jongen | 17 | 6 |
Op zichzelf trouwens een bemanning, die redelijk representatief is voor alle reizen van Thomas. Jong en een sterk Duits-Deense inslag.
De "Vrouw Catharina" vertrekt voor deze reis op 13.2.1836 met ballast naar Suriname, gezeild 1.3.1836, op de Theems 4.3.1836.
Het schip komt op 21.5.1836 in Nickerie aan. Een kleine, vrij jonge nederzetting aan de rivier de Nickerie, met katoen-, koffie- en suikerplantages en verder wildernis[44]. De Landdrost van het district Neder-Nickerie moet een dagelijks journaal maken over de gebeurtenissen - er gebeurt natuurlijk nauwelijks iets, behalve een keer een grote slavenopstand - in het district, en hierover ieder kwartaal rapporteren aan de Gouverneur-Generaal van de Nederlandsche West-Indische bezittingen[45]. De aankomst van de "Vrouw Catharina" en ook haar vertrek op 2.7.1836, met katoen en suiker naar Amsterdam, worden dus aan de Gouverneur-Generaal gemeld. Het uitklaringsmanifest wordt door de Landdrost naar de Administrateur van Financiën in Paramaribo gestuurd[46]. Boeiend is in de kwartaalrapporten te zien dat het weinig voorkomt dat er een Nederlands schip rechtstreeks uit Amsterdam naar Nickerie komt, ontlaadt, laadt en rechtstreeks naar Amsterdam terugkeert. In het derde kwartaal is de "Vrouw Catharina" het enige schip, dat zoiets doet. Verder is er wat kustvaart, één of twee Nederlandse schepen, die via Paramaribo naar Nederland gingen en een enkele Amerikaan[47].
Overigens een wat gevaarlijke periode voor een reis naar Suriname, al was dat bij het vertrek nog niet duidelijk. Berichten over een gele koortsepidemie[48] in Suriname bereiken[49] nl Nederland pas eind februari, waarna onmiddellijk de quarantaineplicht[50] voor schepen komende uit Suriname wordt afgekondigd[51]. In de journalen van de Landdrost van Neder-Nickerie in het eerste halfjaar wordt steeds vermeld dat er geen sterfgevallen waren[52]. Nickerie is dus kennelijk niet door de epidemie getroffen. Toch sterven twee zeelieden (Ducken en Abbert) gedurende de terugreis; de eerste (Ducken) drie dagen na het vertrek uit Nickerie. Abbert is waarschijnlijk in Nickerie aangemonsterd ter vervanging van de zieke Ducken. Over Abbert hebben we nog een stuk[53]:
Verschot van Stuurman Lindeboom aan den matroos Abbert als volgt:
| | | Guld. | Cents | | | ------------------------------------------ | ----- | ----- | -- | | 5 (p.) tabak a 30 Cent het pont | | 1 | 50 | | 1 stang zeep | | 1 | 50 | | Voor Kleinigheden | | 2 | 0 | | | Somma | 5 | 0 | | | | Stuurman LindeboomAmsterdam 19 September | | | |
Thomas tekent hieronder aan:
"Ondergetekende heb gehoord dat de stuurman Lindeboom geld van den overledene hebben moet, maar hoeveel is mij onbekend. T.Lange"
Op 30.8.1836 arriveert het schip in Texel en wordt in quarantaine gelegd, waaruit het na de visitatie op 1.9.1836 alweer ontslagen wordt, zodat er kennelijk geen aanwijzing voor gele koorts is. Op 7.9.1836 komt de "Vrouw Catharina" in het Oosterdok in Amsterdam aan. Het carga terugkomende is 340 vat suiker,13 vat koffie en 135 baal katoen voor Charbon en Zn en 79 vat suiker voor Macpherson Cambell en Co.
Ondergang van de "Vrouw Catharina"
De laatste reis (reis XVII) wordt de "Vrouw Catharina" noodlottig. De heenreis verloopt normaal; Thomas Lange protesteert voor geleden zeeschade voor de Gezworen Klerken in Paramaribo, waaruit niet blijkt dat er op de reis iets bijzonders is gebeurd[54].
Op 13.1.1838 vertrekt het schip uit Paramaribo, beladen met 335 vaten suiker en 21 balen katoen aan boord. Een week later raakt het schip bij de Azoren in moeilijkheden[55]. Er steekt een zware storm op, waardoor veel water over het schip slaat. Zowel de grote mast, de fokkemast als de boegspriet breken. Alles bovendeks slaat weg; de achtersteven wordt ontzet. De timmerman wordt zwaar gewond. Terwijl allerlei pogingen om het schip weer in de macht te krijgen mislukken, blijft het schip vier weken stuur- en mastloos ronddobberen, soms met opnieuw stormweer. Twee keer is er land in zicht, dat niet bereikt kan worden en twee keer vangen passerende schepen de noodseinen niet op. Pas op 16.2.1838 biedt kapitein Skolfield van het Amerikaanse schip "John Dunlop" hulp. Het schip wordt verlaten en de bemanning gaat aan boord van de "John Dunlop". Met vijf schepelingen gaat Thomas even later over op de "Hope" en met kapitein Coombes naar Engeland. De andere bemanningsleden gaan met de "John Dunlop" door naar Amerika. De lading verdwijnt met de "Vrouw Catharina" naar de bodem van de zee, gelukkig niet onverzekerd. Thomas Lange heeft voor zijn vertrek aan Gezworen Klerken van Suriname een verzekeringspolis overgelegd, opgesteld voor J.J. Poncelet op 15/17.7.1837 in Amsterdam, waarbij de lading tijdens de terugreis voor f. 45.000,- is verzekerd in kleinere porties variërend van f. 1.000,- tot f. 1.500,- [56]. De verzekeringswaarde van de suiker klopt wel aardig. De prijs voor een kilo suiker in Nederland is in 1837 f.0.29 en een vat bevat dan 485 kg of f.140,65 per vat. Dertig vaten zijn verzekerd voor f. 150,- en de overige voor f. 120,-. Door verzekering in porties van f. 4.500,- tot f.3.000.-- per serie van tien, dertig of veertig vaten. De 18 schone balen katoen, wegende 5670 pond en de drie balen vuile katoen, wegende 960 pond zijn verzekerd voor resp. vijftig en vijfentwintig cent per pond. Totaal f. 3.075,-. Dit lijkt iets aan de lage kant; de prijs per kilo is in 1837 f.1,10. De deelhebber voor de duurste dertig vaten suiker is de familie de Mesquita en voor het overige een Jan de Jager, zoals blijkt uit de toegevoegde staat van het genomen aandeel, hoeveelheid, aard, merk en nummer van het geladen voorwerp en van de taxatie van de waarde. En dan maar vertrouwen dat het schip zelf goed verzekerd was. Financieel is de ondergang van de "vrouw Catharina" toch een schadepost voor Thomas, want hij krijgt geen gage meer betaald na de aankomst van het schip in Suriname[57]. Met de "Vrouw Catharina" gaat 1,5 % van de suikerexport uit Suriname in 1837 verloren, dus wat dat aangaat geen ramp [58].
Bouw van het kofschip "Stad Zwolle", het gezin Lange vestigt zich in Zwolle.
De familie Lindeboom laat prompt weer een nieuw schip door Van Goor bouwen[59]. De "Stad Zwolle". Thomas wordt weer kapitein; de ondergang van de "Vrouw Catharina" wordt hem dus niet aangerekend. Zelf loopt hij niet over van enthousiasme, zoals blijkt uit een brief (zie documenten) die hij op 18.3.1840 aan zijn broer Ulrik Fredrik schrijft[60]. Hij gaat in die brief eerst in op zijn omstandigheden. Vijf kinderen, ruimschoots voorzien van "brood". Hij woont in Zwolle, vanwege het nieuwe schip, dat nu klaar is om naar Suriname te vertrekken. Maar dan vertelt hij dat hij na de ongelukkige reis van twee jaar geleden weer naar zee moet, en dat, hoe pretttig hij het vroeger ook gevonden heeft om naar zee te gaan, hij er nu toch tegen opziet (en dat betekent dat hij inderdaad het zeevarend bedrijf mooi heeft gevonden, maar ook dat hij veroudert: de laatste weken van de "Vrouw Catharina" hebben sporen nagelaten) en behoefte heeft aan huiselijkheid bij zijn goede vrouw en lieve kinderen. Dan komt hij met wat mededelingen over de familie, waaruit blijkt dat er regelmatig contact is en dat hij zich betrokken voelt. Hij wil zijn broer graag weer zien, maar ziet daar geen mogelijkheden voor. En een kleine familiale gezelligheid: Catharina wil graag wat eiderdons om een kussen mee op te vullen.
Maar nog even ingaande op het doel van de brief het volgende. Het gaat om de vraag van het handelshuis Beling om recommandatie bij handelaren in Tromsø. Hij looft het bedrijf zeer. Het hoofd van het huis: zijn weldoener, die er aan meegewerkt heeft dat hij op zijn huidige plaats is gekomen.
In de slotalinea laat Catharina laat weten graag iets van Ulrik Fredrik te horen, en vraagt hem te schrijven. Zelfs als Thomas niet thuis is, want Catharina kan de brief lezen en begrijpen (Catharina moet dus redelijk thuis geweest zijn in het Noors).
En op 24 maart schrijft hij een vervolgbrief aan zijn broer over het verzoek van de heren Beling, met veel lof over de grote kwaliteiten van het huis Beling en dringt erop aan dat zijn broer hier iets aan doet. Belangrijk is nog de zin: "og da jeg saa lenge som jeg har varet her i Holland, som nu over tyve Aar, kjender Husets Chef hr. J.C.A.Beling, som en solid etc...." Het lijkt dus waarschijnlijk dat Beling een belangrijke rol heeft gespeeld in de "opvang" van Thomas in Nederland; hij kent de chef van het huis twintig jaar als solide[61].
Terug naar het schip en het zeevarend leven van Thomas.
Een nieuwe en naar zal blijken laatste periode in het leven van Thomas Lange breekt aan. Thomas bezit nu een achtste deel, evenals Van der Vegte. Het overige deel is eigendom van leden van de familie Lindeboom. De grootte is 129 lasten. Het schip is weer iets groter dan de vorige, ca 400 ton nu. Deze "Stad Zwolle" is het eerste wat grotere schip dat na de "Vrouw Catharina" in Zwolle wordt gebouwd; f. 16.400,- voor de bouw van het hol door Van Goor. De tewaterlating vindt plaats op 23.7.1839. Het gemeentebestuur biedt een vlag met het wapen van Zwolle aan. De reders bieden een eenvoudig doch gulhartig maal aan. En de Overijsselsche Courant meldt dat het schip volgens deskundigen de bouwmeester tot eers strekt. Bij de festiviteiten spreekt mr P.R.Feith[62] een lofdicht uit:
"Dit Schip, geboren binnen Zwol, en daarom Zwol geheeten,
Moog' nooit het doel van zijn bestaan of eerenaam vergeten!
't Geluk verzelle 't t' allen stond, bij dagen en bij nachten,
En, werwaarts 't ooit den steven wend', ontlade 't rijke vrachten!
Neptuin, 't aanschouwende op zee, gebiede zijn storm en baren:
<Waar ge immer Zwolle's bodem ziet, daar moet gij Zwolle sparen!>
Met dezen wensch ga 't in den vloed, en waar 't ook heen moge drijven,
Het geen ik sprak zij profetie, en moge op 't Schip beklijven!!!" [63]
Ook is er een lofdicht van de kanselredenaar Gerhard Henrich van Senden, dat bij de documenten is afgedrukt.
Het gezin verhuist in juli 1838, dus na de ramp met de 'Vrouw Catharina" naar Zwolle en betrekt daar eerst een tuinhuis buiten de Kamperpoort.
Thomas en Catharina komen in een kleine provinciale hoofdstad. Even iets over Zwolle.
Zwolle is een bestuurscentrum, met een gouverneur des Konings, een provinciale griffie, een arrondissementsrechtbank, een kantongerecht en uiteraard een gemeentebestuur. (Land)adel en stadspatriarchaat regeren. Er zijn een paar notarissen. Voor de naaste omgeving is er een verzorgende functie.
Zeehandel is er ook. In 1839 bezoeken 76 zeeschepen Zwolle, waarvan er 25 voor het binnenkomen moeten worden gelicht. Achtenveertig van deze schepen komen uit Hull, acht uit Liverpool, vijf uit Riga, twee uit Dantzig, Koningsbergen, Drammen en Sunderland. En dan nog vijf uit verschillende plaatsen. Geen indrukwekkend aantal. Belangrijk in de lading: garen, katoen, hennep, potas. Veel producten dus voor de Twentse textielindustrie, maar ook hout, steenkolen en andere zaken. Ook op de IJssel en de binnenvaarten is er uiteraard scheepvaart van en naar Zwolle geweest. Kleine scheepsbouw ook. In 1841[64] telt Zwolle 16.562 inwoners.
Ook wat wonen aangaat weer een grote overgang. Een tuinhuis buiten de stad, dus in de vrije natuur, is een geheel nieuwe ervaring voor het gezin Lange. Voor Catharina, die tot nu toe in kleine huizen in het centrum van Amsterdam heeft gewoond moet deze nieuwe huisvesting wel zeer bijzonder geweest zijn. Voor de kinderen een daaldersplekje.
Kerkelijk is Zwolle grotendeels Nederlands Hervormd, met een grote Katholieke minderheid. Het Lutherse aandeel - de Langes waren uiteraard Luthers - is niet meer dan een paar procent[65]. Na de scheuring van de Lutherse Kerk is in 1818 ook in Zwolle een Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk gevormd, waartoe ook de Langes later behoren. Een kleine gemeenschap, met leden uit eenvoudige milieu's; vaak als immigranten uit Duitsland naar Zwolle gekomen[66]. Over bijzondere kerkelijke activitieit van Thomas en Catharina is in de stukken overigens niets gevonden.
Er zijn geen aanwijzingen dat deze allochtonen zich niet thuis hebben gevoeld in Zwolle; voor vele nakomelingen is Zwolle de thuisbasis bij uitstek geweest. Zoals we later zullen zijn huwen twee kinderen Zwols.
De verhuizing van Amsterdam naar Zwolle levert nog een probleem op met de personele belasting.
Op 28.12.1838 verzoekt hij aan Gedeputeerde Staten van Overijssel vrijstelling, cq restitutie van een dubbel opgelegde aanslag in deze belasting. Hij heeft in Amsterdam al betaald, maar nadat hij in juli 1838 naar Zwolle gekomen is en zich heeft gevestigd heeft in tuinhuis in een tuin buiten de Kamperpoort, heeft hij opnieuw een aanslag gekregen. Gedeputeerde Staten vragen advies aan de Ontvanger der directe belasting, Burgemeester en Zetters[67], de Controleur der directe belasting, de Arrondissementsinspecteur en de Provinciale Inspecteur van deze belastingen, allemaal in Zwolle. Dat neemt uiteraard tijd, zodat Thomas op 9.4.1839 op afdoening gaat aandringen. De adviezen zijn eenduidig: "alle strekkende tot toewijzing der reclame". Gedeputeerde Staten beslissen evenwel op 4.4.1839 anders. Het bezwaar is meer dan drie maanden na het tijdstip van invorderbaar verklaring van de aanslag ingediend en volgens de bestaande verordeningen mocht het bezwaarschrift niet meer in behandeling worden genomen.
Maar daar neemt Thomas geen genoegen mee. Hij wendt zich tot de Minister in Den Haag. Op 30.4.1839[68] wordt op het Ministerie van Financiën, afd. directe belastingen, dit verzoek van Thomas Lange om ontheffing van personele belasting 1838/9 en restitutie van het reeds genotene, behandeld. De Gouverneur van Overijssel wordt om advies gevraagd[69].
De Gouverneur meldt het verhaal van het door Gedeputeerde Staten afgewezen verzoek, maar adviseert positief, omdat alle betrokken ambtenaren dit ook hebben gedaan en het verzoek van Thomas slechts een dag te laat was ingediend. De Minister beslist conform het advies van de Gouverneur[70]. Het bedrag waar het om gaat is elf gulden en drieëneenhalve cent.
Deze zaak, hoe onbelangrijk ook, heeft alle wenselijke democratische aandacht gekregen; opvallend is dat de Gouverneur de mening van zijn Gedeputeerden naast zich neerlegt. Voor wat Thomas aangaat, hij past kennelijk goed op zijn zaken en neemt adequaat actie tegen de eerste afwijzing.
Thomas Lange voert de "Stad Zwolle" tweemaal naar Suriname en verdrinkt op de tweede reis.
Het schip gaat onder bevel van Thomas twee keer naar Suriname. Twaalf schepelingen, waaronder Lambert Jan Lindeboom weer als stuurman. De gage van Thomas is f. 70,- per maand.
Eerst even de data van de beide reizen precies.
Data reizen van Thomas Lange met de "Stad Zwolle"
| | Eerste reis | Tweede reis | | | -------------------------- | --------------- | ---------- | | Vertrek Zwolle | 07.10.1839 | | | Aankomst Amsterdam | 13.11.1839 | | | Inschrijving Zeemansfonds | 07.03.1840 | 29.09.1840 | | Vertrek Amsterdam | 01.04.1840 | 29.09.1840 | | Vertrek Texel | 05.04.1840 | 02.10.1840 | | Aankomst Suriname | 08.05.1840 | 10.11.1840 | | Uitklaring Paramaribo | 07.07.1840 | 09.01.1841 | | Aankomst Texel | 17.08.1840 | 07.03.1841 | | Aankomst Amsterdam | 21.08.1840 | 11.03.1841 | | Uitschrijving Zeemansfonds | 01.09.1840 | 12.03.1841 |
De eerste reis verloopt normaal behalve dat op de terugreis voor Egmond de lichtmatroos Willem Blad (de loods was al aan boord) over boord slaat en verdrinkt. Ook hier moet Thomas de boedel regelen[71]. Er zijn schulden, er is de gage van de reis en er is zijn scheepskist met gebroken deksel. De kist bevat een bultzak, een deken, een kussen, een winterjekker, een duffelse broek, een trui, drie vesten, een rood hemd, een rode onderbroek, een wollen das, twee paar kousen en twee linnen broeken. Armoe troef. De verkoop geschiedt nu door de Waterschout; het schip was al bijna in de haven. De duffelse monkey jekker brengt een gulden op, zo ook de rood baaien onderbroek met een vest. De rest minder. De eindafrekening sluit op een batig saldo van f.4,05.
Heen wordt er stukgoed vervoerd, teruggaande 406 vaten suiker, 80 balen katoen, 35 vaten rijst, 544 pond indigo, 144 pond oud koper en 1046 pond metaal. Een mooie lading. Vanuit Paramaribo schrijft Thomas de dag na aankomst een wat sombere, vaderlijke brief aan zijn drie oudste kinderen (hij heeft er inmiddels vijf). Hij spoort de kinderen aan om gehoorzaam aan hun moeder te zijn en op school veel te leren opdat zij nadat hun ouders er niet meer zijn, voor zichzelf kunnen zorgen. deugdzaam leven opdat de Here zal zegenen. Er mogen vruchten uit de tuin worden geplukt, waarbij de kleine Dorothe (de jongste dochter) niet mag worden vergeten. De jongste zoon Hendrik Thomas moet gehoorzaam zijn, anders mag hij niet bij zijn vader op het schip. Het arme kind is nog niet eens vier [72]. Uit de drie brieven uit zijn laatste jaren blijkt dat noch zijn Noors (na twintig jaar logisch), noch zijn Nederlands (van wie had hij dat moeten leren?) vlekkeloos zijn.
Een indruk van de vaart op Suriname:
In het laatste kwartaal van 1840[73] arriveren vijftien Nederlandse, tien Amerikaanse en tien Britse schepen. De Nederlandse thuislading bestaat voor het overgrote deel uit suiker[74]. De tien Amerikaanse schepen mogen volgens de bestaande regeling uitsluitend melasse uitvoeren en doen dan ook[75]. Er zijn tien Engelse schepen voor het buurtverkeer, die hoofdzakelijk drank exporteren.
Voor zijn tweede en laatste reis verlaat Thomas met de "Stad Zwolle" op 29.9.1840 Amsterdam. Hij arriveert met stukgoed op 10.11.1840 in Paramaribo. Passagiers zijn de handelaar Geo Pringle en de kunstschilderSamuel Ferdinand Cornelis Arons
Arons[76] heeft op deze reis een portret van kapitein Lange gemaakt, dat zich in familiebezit bevindt.
Diverse handelaren bieden de aangevoerde koopwaar per advertentie in de beide Surinaamse kranten aan. Het gaat om de meest elementaire uiteenlopende goederen (zoals azijn, dranken, loodwit, spijkers, schrijfpapier, kalfsleder, aardewerk).
Op 9.1.1841 wordt de "Stad Zwolle" uitgeklaard met 450 vaten suiker, 1 baal hele koffie, 14 balen gebroken koffie, 32 balen katoen, 8 balen cacao en 3965 pond kwassiehout.
Dan slaat het noodlot toe.
Op vrijdag 12.2.1841 's morgens omstreeks vier uur valt Thomas Lange tijdens stormweer bij de Azoren uit de ra en verdrinkt. Op betrekkelijk kleine schepen was het niet ongebruikelijk dat de kapitein onder moeilijke omstandigheden ook zelf actief met de zeilen bezig was, maar de vraag waarom juist op dat moment zijn aanwezigheid in de ra nodig was blijft onbeantwoord. Een scheepsverklaring is niet gevonden.
Lindeboom neemt het gezag over. De "Stad Zwolle" komt op 7.3.1841 bij Texel in het vaderland terug. Zonder de kapitein, maar met het schilderij van Arons.
Catharina Lange-Carstens als weduwe.
Catharina blijft niet geheel onverzorgd achter. Thomas is (sinds 1836) lid geweest van het "Weldadig Zeemansfonds" van het Amsterdamse "College Zeemanshoop", waardoor zijn weduwe en kinderen recht op een uitkering hebben. de uitkeringen beginnen op 1.5.1841. De jongens tot hun veertiende, de meisjes tot hun zestiende. Helaas gaat het echter niet goed met het fonds, zodat er vaak belangrijk gekort wordt op de uitkering. Zij heeft in principe recht op een uitkering in de eerste klasse van f. 32,- per maand. Kortingen van 40% komen echter voor, Ook is er een inkomen uit de "Stad Zwolle". Maar aangezien zoals verder zal blijken het schip in de volgende jaren nogal wat schade oploopt, zal het inkomen hieruit ook niet groot geweest zijn. We mogen aannemen dat er enig los kapitaal was, maar toch moet het bestaan van de familie Lange na de dood van vader Thomas armoedig zijn geweest.
Wanneer zoon Johan Jørgen in 1863[77]weer contact met de familie van zijn vader zoekt, schrijft hij over deze jaren:
"Moeder houdt zich nog goed, is thans 64 jaar oud, heeft na Vaders dood veel moeten tobben van de kinderen groot te brengen, daar het schip waar vader aandeel in had in korten tijd geheel achter uit gevaren was en het zeemans Weduwenfonds zijne uitkeeringen ook merkelijk verminderd had, zoodat Moeder toen eene donkere toekomst tegemoet ging, doch ook die tijd is doorgeworsteld en nu wij groot zijn is het onze pligt zoo veel mogelijk te helpen".
Ook de boedel moet geregeld worden; voogden worden gesteld. Voor de kantonrechter[78] in Zwolle verschijnen voor de voogdijstelling (pas!) op 30.6.1842, uiteraard de weduwe Lange en voorts gevolmachtigden voor Johan Dirk Carstens, volle oom van moederszijde van de kinderen, Philippus Raders, aangetrouwde oom van moederszijde van de kinderen, en voor Jan Frederik Henke, neef van moederszijde van de minderjarigen. Voorts is aanwezig Hermannus van der Vegte J.H.zn, scheepsreder te Zwolle, als gevolmachtigde van Pieter Henke, ook een neef van de kinderen Lange van moederszijde. Van vaderszijde is er geen familie in het Koninkrijk.
Hermannus van der Vegte J.H.zn wordt tot toeziend voogd benoemd, hetgeen een verstandige keus lijkt, familie is er immers niet in de buurt. Catharina is uiteraard voogdes. Klein is de kring van familieleden: een broer, een zwager en twee tantezeggers van Catharina[79].
Catharina wordt beschreven als "een kalm mens"[80]. Nog een niet onbelangrijk gegeven: Thomas' broer Otto Vincent schrijft op 25.11.1840 een brief aan Thomas. Maar in die dagen wordt er ook in Noorwegen een bericht verzonden. Otto Vincent Lange[81] schrijft op 25.11.1840 uit Christiania aan zijn broer Thomas. Er zijn daar verschillende redenen voor. Eerst verontschuldigt hij zich dat hij niet zelf het overlijden in juni van de jongste van de kinderen Lange, Johan Jørgen Anthon (Broder Johan)[82]heeft medegedeeld, maar dat hij van zijn vrouw al in juli had gehoord dat Thomas ingelicht was. Voorts meldt hij het overlijden van hun zwager Even Hanssen[83], waarvan hij nog meer onder de indruk is dan van het overlijden van zijn broer Johan. Vooral ook waar dat sterfgeval zeer onverwacht is gekomen (een giftige zenuwkoorts van acht dagen) en Hanssen niet alleen zijn, wat zwakke, vrouw Barbara Abigæl Hanssen-Lange, maar ook tien onverzorgde kinderen achterlaat. Hij stelt zich voor haar binnenkort te bezoeken. Tenslotte moet de nalatenschap van broer Johan geregeld worden. De waarde van zijn goederen is 190 spd. Otto Vincent vraagt of Thomas van zijn deel in de kleine erfenis wil afzien, zodat er geen verkoop behoeft te zijn en Otto Vincent over één en ander kan disponeren.
In de voetnoot schrijft Otto Vincent (de pater familias) nog even dat het Barbara genoegen zal doen enige deelnemende woorden van Thomas te ontvangen (zou er reden geweest zijn er aan te twijfelen hij dat niet uit zichzelf gedaan zou hebben, of is het bemoeizucht van Otto Vincent?), vraagt nog even of Thomas nu vier of vijf kinderen heeft, en "og er din snille Kone fremdeles sunn? Hun mindrer mig vel fra dit Besøg paa Ness[84]". Informeren naar de gezondheid vann Catharina. Bezoek aan Ness: dus Catharina is met Thomas in Noorwegen geweest.
Catharina overleeft Thomas bijna dertig jaar en woont onder andere enige tijd in het huis Waterstraat 34 in Zwolle. Zij overlijdt op 3.1.1870 in Haarlem aan een hartkwaal bij haar jongste dochter Dorthea Helena Smink-Lange (Grote Houtstraat 152) waar zij de laatste drie jaar woont.
Hoewel een conclusie nauwelijk te trekken is lijkt het beeld van Catharina positief. Met een beperkte achtergrond redt zij zich in het vreemde Zwolle, ook als zij als weduwe met een aantal kleine kinderen blijft zitten. Zij blijft daar dan kalm bij. Ze heeft eerder wat Noors geleerd, is met Thomas op pad geweest en toont belangstelling voor de Noorse kant.
Nabeschouwing over de reizen van Thomas Lange vanuit Nederland.
Overzien we alle reizen die Thomas vanuit Nederland heeft gemaakt in de periode 1817-1841 dan blijken dat er vier naar Nederlands-Indië, acht naar Suriname en zeventien binnen Europa geweest te zijn. Drieëntwintigreizen maakt Thomas Lange als kapitein, zes naar Suriname en de rest binnen Europa. Twee keer gaat het schip (de "Willem den Eersten" en de "Vrouw Catharina") waarop hij vaart verloren. Statistisch blijkt dat binnen een dergelijke periode niet extreem veel te zijn[85]. Tweemaal sterft de kapitein (Abes en Afflick) van het schip waar hij dienst op doet onderweg. Een gevaarlijk en hard bestaan, zoals we ook bij David al gezien hebben.
De overlijdensadvertentie van Thomas Lange:
"Heden ontving ik de noodlottige tijding, dat mijn waarde Echtgenoot THOMAS LANGE, Kapitein op het Kofschip de Stad Zwolle, op zijne terugreis van Suriname naar Holland, den 12den Febr.ll., in den ouderdom van 44 jaar is overleden.
Alle die den Overledene hebben gekend, zullen beseffen wat ik en mijne vijf nog onverzorgde Kinderen in hem verliezen.
ZWOLLE, 16 Maart 1841 C. CARSTENS, WED. Th.LANGE." [86]
Lambert Jan Lindeboom:
Lambert Jan Lindeboom sterft ongehuwd in Ermelo op19.2.1868. Bij zijn overlijden woont hij in het ds Witteveen in Ermelo in 1864 opgerichte "Huis van Barrmhartigheid". waar hij verzorgd wordt. Een huis in de sfeer van het Reveil; een bejaardenhuis[87]
Ds Witteveen schrijft in zijn dagboek over het overlijden van Lambert Jan Lindeboom:
"Woensdag 19 februari 1868:
Terwijl op 's Konings jaardag de Vlag van Barmhartigheid wappert, gaat ca ... onze geliefde br. L.J.Lindeboom in zijn ruste, zacht en stil, terwijl de liefde van den Christus de Banier is over ons, en Joannes Koopmans (?) alleen bij hem is, en alzoo het eerste sterven hier in dezen laat geredden, die op deze kamer Zijn Heiland vond".
De overlijdensadvertentie van Catharina Lange-Carstens:
"Heden overleed, ten mijnen huize, tot onze diepe droefheid, onze geliefde moeder en behuwd moeder, Mejuffrouw, CATHARINA CARSTENS, weduwe van den Heer Thomas Lange, in den ouderdom van 70 jaren.
H a a r l e m, 3 Januarij 1870. B. SMINK."
Noten
- [1] Gezien de grote kindersterfte werd het vaak veilig geacht de kinderen meteen te dopen.
- [2] Lunner hoorde bij het ambtsgebied van vader Lange.
- [3] Nog in 1961 is de weg van Jevnaker naar Lunner slechts een "grusvei".
- [4] SAH: Sfifte etter D.H.Lange: Het kasboek, waarin Johan Jørgen, en later zijn weduwe, de uitgaven voor deze twee zoons heeft genoteerd, is bewaard gebleven. Jammer genoeg is er geen boek met de uitgaven voor Thomas, die er toch ook geweest moeten zijn.
- [5] GAA: Huwelijksbijlagen, Amsterdam 20.6.1827.
- [6] Den Norske Sjøfarts Historie, fra den ældste tiden til våre dager, Steenske Forlag Oslo,III Bind, blz 276 vermeldt dat er sinds 1770 in Drammen een navigationsinformant en examinator is geweest.
- [7] FAE: Brief van Vilhelm Lange 23.8.1980, Kirkebok for Stromsøe II-2 1739-1814 Tangen.
- [8] FAE: Brief van Jo Sellæg, Drammen 2.01.92.
- [9] SAH: Skifte D.H.Lange.
- [10] Ceylon en de Kaapkolonie blijven in Engelse handen.
- [11] Bossenbroek, drs M.P., Van Holland naar Indië. Het Transport van koloniale troepen voor het Oost-Indische leger 1815-1909, de Bataafsche Leeuw, Amsterdam 1986.
- [12] GAA: Archief 38, Waterschout, monsterrol 26.11.1817.
- [13] Willem I, Koning der Nederlanden.
- [14] ARA: Staatsecretarie 1827. Koninklijk besluit dd 22.7.1827 nr 150, getekend te Brussel, is bepaald dat Thomas Lange en achttien anderen aan hun verplichtingen ten aanzien van de militaire dienst geacht worden te hebben voldaan. Burgemeester en Wethouders verklaren op 6.1.1827 dat Thomas Lange zich " ... sedert de maand October des jaars 1817 binnen het Koningrijk bevindt, zonder dat hij noch zijn ouders voor die tijd ooit in hetzelve zijn gedomicilieerd zijn geweest ..." (zie documenten)
- [15] SAHD: Archieven Colonial Office,110 nr 149, 160,180; 3916, nr 343 en 347
- [16] De reizen vanuit Noorwegen zullen wel reizen met hout binnen Europa zijn geweest.
- [17] ARA: Archief Ministerie van Koloniën, nr 3600; 'Naamlyst der Passagiers, Welke van wegens het Gouvernement, als mede partikulier geëmbarkeerd zijn, op het Schip Strever, Kapitein John Afflick, gedestineerd naar Surinam'. Opgemaakt aan boord op de rede van Texel 13.4.1821.
- [18] ARA: GGWIB, Register van aangekomen passagiers 1816-1828
- [19] ARA: idem, Kassaboek impost natte waren.
- [20] Bueno de Mesquita, J.A., en Oudschans Dentz, fred., Geschiedkundige tijdtafel van Suriname, 1613- 1924, Paramaribo, Van Ommeren 1942.
- [21] LAD: Surinaamse Courant 9.12.1821 nr 92.
- [22] Idem: Surinaamsche Courant 29.1.1822, nr 9:
"In de vroege morgen van den 20e overleed alhier in den ouderdom van 43 jaren Kapitein John Afflick, laatst gevoerd hebbende het schip de Strever.
De verdiensten van dezen waardigen man zijn in de Kolonie algemeen bekend; bij eene onwankelbare rechtschapenheid, verenigde hij in zijn caracter, de zuiverste gevoelens van weldadigheid. Zijn bekenden verliezen aan hem een hartelijk vriend en de armen eenen edelmoedigen weldoener.
Vrede zij zijne nagedachtenis" - [23] KB: Bataviaasch Advertentieblad, de Amsterdamsche en de Rotterdamsche Couranten.
- [24] SAHD: Government Gazette, Kaap de Goede Hoop.
- [25] Idem: 2.10.1824
- [26] De "Nordloh" komt overigens in de registers van de NHM in deze beginjaren niet voor.
- [27] GAA: Particulier Archief 199 College Zeemanshoop en mr J.H.Hoek van Ostende, De geschiedenis van het College Zeemanshoop 1822- 1872, Amsterdam mei 1972
Zeemanscolleges zijn opgericht als onderlinge verzekering voor koopvaardijkapiteins.
Deelneming aan normale verzekeringen was gezien het grote risico van de zeevaart niet mogelijk. Er waren honoraire leden (donateurs) en effectieve leden (kapiteins): ter onderscheiding van de leden van andere zeemanscolleges is ook door de kapiteins van Zeemanshoop een signaal- of nummervlag gevoerd. Een rode vlag met een wit anker aan de bovenhals met witte nummers aan beide zijden van de vlag genaaid. Deze vlag heeft ook de communicatie bevorderd: uitwisselingen van berichten bij ontmoetingen. Ook zijn er jarenlang wekelijkse, verplichte samenkomsten geweest Als effectief lid konden toetreden alle kapiteins, die vanuit Amsterdam een ra- of kofschip of, na mei 1827, een stoomboot buitengaats varende, voerden.
Vrijwel direct na het oprichten van het College, nl al in augustus 1823, is het Weldadig Zeemansfonds ingesteld. Doel: ondersteuning van gebrekkige zeelieden en van weduwen en wezen van buitengaats varende zeelieden. - [28] PBO: Overijsselsche Courant 27.7.1839.
- [29] GAA: Brief dd. 20.10.1980 nr 1.80.374 I/M, onderwerp Thomas Lange, aan H. Ehrhardt, de basis van veel gegevens. De gegevens in dit - bijzonder gewaardeerde - rapport zijn volledigheidshalve in het GAA nagetrokken.
- [30] GAA: Archief Rechtbank van Koophandel, register van koop- en bijlbrieven, dd. 26.3.1827. Veiling voor notaris Matthijs Hanenburg in de Nieuwe Stadsherberg.
- [31] GAA: Archief Rechtbank, inv. nr 5074, taxaties, nr 1396 dd. 30.1.1827.
- [32] GAA: Huwelijksbijlagen, Amsterdam 20.6.1827.
- [33] GAA: Partikulier Archief 190 Hersteld Evangelisch-Lutherse gemeente, nr 242, 245, trouwregisters.
- [34] GAA: Huwelijksacte en huwelijksbijlagen, Amsterdam 20.6.1827:
Getuigen bij het burgerlijk huwelijk zijn:
Hendrik de Bruijn, winkelier, 52 jaar,
Dirk Olland, zonder beroep, 77 jaar,
Barend Wijnveld, broodbakker, 40 jaar,
Roelof Thomassen, 35 jaar, alle vier in Amsterdam woonachtig.
De naam Olland komt enkele malen voor onder de doopgetuigen van de kinderen van Johann Diedrich Carstens en Anna Carstens-Henke. Zo zijn Pieter Henke en Truitje Ollans getuige bij de doop van Catharina in 1799. De familie Carstens woont naast een familie Wijnveld. Thomassen woont op de Gelderse Kade 36 en is dus een huisgenoot van Thomas. - [35] FAE: Origineel.
- [36] RA: Tollbøker Drammen (douaneregisters).
- [37] RAB: Archief Rechtbank van Koophandel Antwerpen, reeks 26 nr 15
- [38] Idem: Archiefbestand Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, Griffie nr 132. (overschrijving van eigendomstitels van schepen).
- [39] PBO: Overijsselsche Courant van dinsdag 2 juni 1829:
"Heden is, met bijzonder goed gevolg, van stapel gelopen het kofschip de Vrouw Catharina, groot ruim drie honderd Nederlandsche tonnen; gebouwd voor rekening van den heer J. Ridderinkhof, op de werf van den scheepstimmermansbaas Pieter van Goor alhier, en zullende gevoerd worden door den kapitein Thomas Lange.
Groot was het getal der aanschouwers, onder welke men met vreugde opmerkte Z.Exc. den Heer Gouverneur dezer Provincie, met een aanzienlijk gevolg; den Edelachtbaren Heer Burgemeester en verdere leden van de Regering dezer stad." - [40] RAZH: Archief Rechtbank van Koophandel Dordrecht, 3.03.55, inv. nr 141.
- [41] KB: Rotterdamsche Courant 28.12.1830:
"Kapt. T.Lange voerende het schip de "Vrouw Katharina" met zout van Liverpool naar Amsterdam. meldt van Cowes van den 12den dezer, dat hij dien nacht aangezeild was geworden door het schip Antigone, Kapitein J. Leefkens, van Batavia naar Antwerpen, waardoor de boegspriet, kluiverboom, paalstuk en de stuurboordskraanbalk gebroken werden, uit welken hoofde hij dien dag aldaar was binnengelopen en aan de kaai lag, om te repareren, doch binnen acht dagen tot het voortzetten van de reis gereed te zijn; de naden van de boegspriet en het voordek allen gesprongen, doch weder toegetrokken zijnde, zou de lading niet behoeven gelost te worden. Aangaande het schip "Antigone" meldt hij nog dat de kluiverboom en galjoen geheel en een anker van 1600 pond dwars afgebroken was. - [42] GAA: P.A. 190, Archief Hersteld Evangelisch-Lutherse gemeente, register van van elders gekomen mannelijke lidmaten, nr 260.
- [43] GAA: Archief 38, Waterschout, monsterrollen 1836.
- [44] Het dorp is later weggespoeld en landinwaarts weer opgebouwd als Nieuw-Nickerie.
Zie: Heckers, A.A. Het district Nickerie, opnieuw uitgegeven door het bestuur van het Cultureel Centrum Nickerie in het kader van het eeuwfeest van Nieuw Nickerie, 1979. - [45] ARA: GGWIB, 1.05.08.01, 22.11.1836
- [46] Deze meldingen vinden echter pas plaats in het derde kwartaalrapport, 22.11.1836 ingezonden.
- [47] De scheepvaart op Suriname is op zichzelf al beperkt. Buitenlandse schepen mochten zonder toestemming Suriname niet aan doen, met uitzondering van regionale Britse schepen uit Curaçao, en het huidige Guyana (het toenmalige Brits-Guyana; Demarary en Berbice) en Amerikaanse voor het vervoer van melasse (bijproduct suikerbereiding). Zo zijn in het eerste kwartaal van 1834 hiervoor zes Amerikaanse schepen ingeklaard en acht uitgeklaard. In dit kwartaal zijn er twaalf schepen uit Nederland in Suriname aangekomen.
- [48] Stipriaan, Alex van, Surinaams Contrast, Roofbouw en overleven in een Caraïbische plantagekolonie 1750-1863 KTILV Uitgeverij, Leiden 1993 meldt slechts een epidemie van mazelen in 1835; maar niets in 1836.
- [49] RANH: Archief Gouverneur provincie Noord-Holland inv.reg.nr 16, 2854, folio 54, dossier quarantaine, heeft een bericht over een uit Suriname binnengekomen besmet schip.
- [50] idem: "De Burgemeester van den Helder e.a. maakt bij deze, aan Loodsen, Schippers, Sleeplieden en anderen bekend dat van heden af, de schepen herkomstig uit de kolonie Suriname, aan strikte quarantaine zullen worden onderworpen en daaronder zullen moeten verblijven tot dat dezelven door de Heeren Visiteurs der quarantaine zullen zijn ontslagen..."
Den Helder, den 26 Februari 1836 - [51] Een nader bericht over deze epidemie is vervat in extract van een brief van J.C. Karsseboom, administrateur van de plantage Zeezigt, dd 31.12.1835 aan zijn superieur in Nederland:
Met leedwezen zie ik mij genoodzaakt UWEGeb. ter kennisse te brengen gisterenavond dat omstreeks Negen Uur Uwe Kapt. I.F.Knijper na een kortstondige ziekte overleden is. Ik heb zorggedragen alles wat tot voordeel van Schip en lading moet strekken geschied is. De Stuurman die mij voorkomt een geschikt man te zijn zal ik door bevoegde en deskundige laten Examineren en met de terug reize van deze bodem chargeeren. Het vertrek blijft tegen het begin van Februari bepaald, zijnde reeds een groot getal van de lading aan boord. de sterfte onder het Scheepsvolk is groot. Kapt. Stada en Zaal zijn de eenigsten die tot dus ver nog geene zieken aanboord hebben - Bodeman is tot heden door geen genoegzaam volk te hebben opgehouden. - Ipsen zijne beide Stuurlieden en Zeven man zijn ziek - Medevoort is wat beter - onder de militairen schijnt dezelfde ziekte zich te openbaren, en de sterfte onder dezelve is zeer belangrijk. - Waaraan wij deze ziekte verschuldigd zijn, weet de goede God, de geleerden zijn het niet eens en de gemoederen der bevolking in geene deele gerust,=
P.S. 3 Januari 1836.
De Ingenieur Walker is op den eersten van deze maand in den tijd van 3 dagen overleden bij Missie Leggie die van de IJlanden afkomstig is en aan iedereen verzekerd als dat Walker al de Simpthomes van de Geele Koorts gehad heeft.
Doct. Cherice is ook gisteren overleden - Doct. N.Royer legd zwaar ziek en de Matrozen en Soldaten sterven geduurig". - [52] ARA: Archief Suriname na 1828, journaal van het Drostambt Neder-Nickerie, 1.05.11.10 - inv. nr. 3
- [53] GAA: Archief 38, Waterschout, boedels van omgekomen zeelieden 36/167.
- [54] ARA: Archief Suriname na 1828, zeeprotesten voor de Gezworen Klerken in de Kolonie Suriname, zetelende te Paramaribo, nr 137, bldz 67.
- [55] GAA: Archief President Rechtbank van Eersten Aanleg, afgelegde verklaringen 1838.
- [56] ARA: Archief Suriname na 1828, notarieel archief nr 41.
- [57] GAA: P.A. College Zeemanshoop, afrekening reizen.
- [58] Stipriaan, Van, bijlage 1.
- [59] RAO:Archief Arrondissementsrechtbank Zwolle, no 2897.
- [60] FAL: Brief dd 18.3.1840 aan broer Ulrik Frederik Lange in Noorwegen.
- [61] Maar waarom deze tweede brief? Angst voor niet overkomen, niet duidelijk genoeg geweest zijn of een gevoel van onzekerheid? Of nader aandringen van de Beling's? De beide brieven maken overigens een terzake kundige indruk.
- [62] Raadsheer in het Provinciaal Gerechtshof te Zwolle, zoon van de dichter Rhynvis Feith, gest. Zwolle 12.3.1853, oud 79 jaar.
- [63] PBO: Overijsselsche Courant 27.7.1839.
- [64] GAZ: Verslag plaatselijke commissie voor de volksgezondheid aan de Provinciale commissie.
- [65] Erdtsieck J, Het Zingende Kerkje, Geschiedenis van de Lutherse Kerk in Zwolle in haar "herstelde" periode (1818- 1847), eigen beheer schrijver.
- [66] Tot dit laag behoort ook de oorspronkelijk Duitse familie van de staatsman Johan Rudolf Thorbecke. Van 1837- 1841 is een neef van hem predikant in deze gemeente.
- [67] Volgens Van Dale is een Zetter een hoofdambtenaar bij de regeling van de aanslag van de belastingen.
- [68] ARA: Archief Ministerie van Financiën, agenda 30.4.1839, afd. dir. bel.
- [69] RAO: Agenda's tweede afdeling Gouverneur en Gedeputeerde Staten.
- [70] ARA: Archief Ministerie van Financiën, agenda 16.5.1839, afdeling directe belastingen. Alleen op de lijst van behandelde stukken is deze beslissing terug te vinden; de originele stukken zijn helaas vernietigd.
- [71] GAA: Archief 38, Waterschout, boedels van omgekomen zeelieden, 27/164.
- [72] Brief van Thomas Lange aan zijn drie oudste kinderen.
"Suriname den 9 Mey 1840
Waarde en liefhebbende Kinderen! Johan Jørgen, Anna Catharina, en Hans Nicolay Lange
Ik schrijf deze om u lieve kinderen aan te sporen en te bidden terwijl ik wek ben vooral moeder gehoorzaam te wezen en op school veel te leren, want nu is het voor u de beste tijd om alles te leren, want het is naderhand on zeker om de tijd en gelegenheid zich aanbied, en het is zoo mooi en aangenaam voor kinderen in de jeugd wat geleerd te hebben, en ook noodzakelijk en het zal u naderhand altoos te pas komen en wanneer u Vader niet meer zal zijn en uwe goede moeder u geen bijstand en goede raad zal kunnen geven, dan word er gevragd om u zelf in staat te zijn om u zelf te helpen en het ver nodige te kunnen verdien, en u deugdzaam te dragen. U moet God en zijne wijze geboden voor De ogen houden, en dan zullen er nooit en nimmer van de ware en regte pad kunnen afdwalen, dan zal de Here u zegenen en u paden dan makkelijk doen bewandelen; vaak ongehoorzame kinderen wil God altoos straffen en uwe ouders zal altoos met smart en weemoed op u nederzien, en dat verdriet zal u hen niet willen aandoen; zij hebben u zo lief en wenschen nog vele jaren bij u te kunnen wezen. De vrugten in den Tuin zal nu wel riip zijn en de rijpe moge u met moeders premissie gaarne plukken maar vooral geen onrijpen eten en zullen u gaarne voor de kleine Dorthea eenige plukken. Hendrik zal nu wel achter de boomen schuilen en rijp en onrijp afhalen, Zegt hem van mij, dat hij moet gehoorzaam wezen, ander als moeder over hem klaagt, komt hij niet op het schip bij mij. Nu lieve kinderen! spoedig hoop ik u te zien en geen klagten van meesters en moeder te hooren: dan krijgt u denkelijk iets van u liefhebbende Vader T.Lange.
(Aan De jongen Heeren Johan Jørgen Lange, Hans Nicolaij Lange en Jongejuffrouw Anna Catharina Lange te Zwolle)".
Origineel bij mevrouw M.M.Witsenburg in Zevenhoven. - [73] ARA: GGWIB, ingekomen stukken van diverse autoriteiten nr 253.
- [74] 7.863.034 pond suiker, 659.502 pond hele koffie, 81.443 pond gebroken koffie, 49.370 pond schone katoen, 44.6320 pond vuile katoen, 23.434 pond cacao, 19.854 gallons rum, 7.030 pond oud koper.
- [75] 154.323 gallons melassie.
- [76] Samuel Ferdinand Cornelis Arons is op 15.10.1812 in Paramaribo geboren als zoon van een onbekende blanke vader en de nog als slavin geboren mestieze (kwart negerbloed) Jeannette de Bije. Hij keerde terug van een verblijf van vijf jaar in Nederland, waar hij zich in de schilderkunst had bekwaamd. Arons overleed op 1.1.1865 ten huize van zijn zuster Anna Elisabeth Arons in het huis aan de Saramacca straat nr 65 te Paramaribo.In zijn desolate boedel bevinden zich tweeëntwintig schilderijen. Andere werken dan drie steendrukken in de Surinaamse almanakken en het portret vanThomas zijn niet teruggevonden. De opbrengst van zijn boedel is slechts f. 14,31.
Zie voor Arons ook: de West van 15.10.1996. Zoektocht naar onbekende Surinaamse schilder. Over Arons is dezerzijds eenartikelgepubliceerd in OSO, najaar 2000. - [77] FAL: Schr. dd. 26.3.1863,
Terzijde:
Het contact met Noorwegen is dus kennelijk (In langen tijd hebben wij niets van onze betrekkingen in Noorwegen gehoord schrijft hij) wat in de slof geraakt, totdat Johan Jørgen dit in 1863 (22 jaar na het overlijden van zijn vader) weer oppakt. Maar misschien is er in de eerste jaren na het overlijden van Thomas wel intensief contact geweest. We mogen dat aannemen, want naar zijn verweduwde zuster Barbara Abigæl Hanssen gaat bv Otto Vincent direct kijken. In een brief van 28.6.1848 (zeven jaar na het overlijden van zijn broer) schrijft Otto Vincent aan Ulrik Frederik: "Kommer fra Paris Jeg gik hjem nedad Rhinen til Amsterdam, og derfra tok jeg Skigsleilighet hjem. Jeg saa ikke Broder Thomas Enke, da hun boer saa langt fra Amsterdam, og jeg fik ikke Tid til at tage derud". Terugkomende uit Parijs gaat Otto Vincent dus via de Rijn naar Amsterdam, maar heeft de weduwe van zijn broer niet gezien, omdat zij zover van Amsterdam woonde en hij geen tijd had om daarheen te reizen. - [78] RAO: Archief Kantongerecht Zwolle 1842, inv. nr 121.1. 78, folio 133 en 159.
- [79] Idem: Johannes Voetelink wordt op 26.7.1842 door de kantonrechter aangewezen om de boedel te beschrijven en te taxeren. Helaas is zijn rapport niet bewaard gebleven, althans niet teruggevonden.
- [80] Opmerking van schoonkleinzoon Geert Steenbergen.
- [81] Brief Familiearchief Ehrhardt.
- [82] Gest. 16.6.1840. Veel zullen Thomas en Johan Jørgen Anthon elkaar niet gezien hebben; Thomas is al het huis uit als J.J.A. wordt geboren.
- [83] Overleden 15.11.1840.
- [84] Deze brief heeft Thomas niet meer bereikt; vermoedelijk de reden dat deze brief bewaard is gebleven.
- [85] ARA: Archief NHM.
In de bijlage van het jaarverslag 1849 van de NHM wordt vermeldt dat in 1849 161 schepen zijn bevracht, met een lijstje van 15 schepen die in 1849 of begin 1850 zijn verongelukt. Hoewel, van de 1777 scheepsjongens, die van 3.1.1840 tot medio 1843 door de NHM zijn aangenomen, zijn er "maar" 15 verongelukt.
Nog een bericht, van iets later datum, terzake is een het gevaar van het vak onderstrepende bladvulling in het Staatkundig en Staathuiskundig Jaarboekje 1855, uit de Annuaire de l'économie politique, 1854, pag 576:
"Van de 30.000 schepen, die het Bureau Veritas in 1852 tot 1854 heeft ingeschreven zijn vergaan: in 1852, 1850 of meer dan 6 pCt.; in 1853 1610 of meer dan 5 pCt.; in 1854 2120, of ruim 7 pCt.
Sedert 1836 en 1838 zijn geene schepen meer zonder tijdingen gebleven dan in 1854, en wel 253, waarvan 17 Hollandsche. Aanzienlijk is het getal der aanzeilingen toegenomen. Van 1845-1849 bedroegen zij 3016, waarbij 279 schepen zonken. Van 1850-1854 bedroegen zij 3149, waarbij 324 schepen zonken".
Een kans op een schipbreuk, deze laatste gegevens aanhoudend, is per jaar gemiddeld tussen de zes procent. Van 1817-1841 is de statische kans op een schipbreuk 24 x 0,06 is 1,44 schipbreuk Thomas maakt er twee mee (de "Willem den Eersten" en de "Vrouw Catharina"); binnen de grenzen van de nauwkeurigheid van de berekeningen, dus normaal. Een halve schipbreuk is nu eenmaal niet mogelijk. - [86] CBG: Collectie Familieadvertenties.
- [87] Universiteitsbibliotheek Amsterdam: handschriften, collectie Witteveen (Reveil).
Ds Witteveen weet zich staande te houden tegen een aanklacht bij de Zwolse Rechtbank, als zou hij zonder toestemming krankzinnigen verplegen. Het blijkt echter een huis voor open bewoning te zijn. - [88] Uit een bericht van Walter Wybrands Marcussen, directeur/uitgever bij De Bataafsche Leeuw en Van Soeren & Co: "Bij de laatste reis van de Willem I kan nog vermeld dat het hoekerschip van kapitein Abes op 20.5.1819 door de bliksem getroffen werd op 23�36'ZB/29�OL (AC 14.9.1819). Als vertrekdatum uit Batavia heb ik 21.03.1819 (BC 27.3.1819) en - na waarschijnlijk weer terug uit zee - wederom 7.04.1819 (AC 10.9.1819) en aan Simonsbaai in slechte staat 20.07.1819 (AC 17.1.1820).
Als vertrek van de derde reis van de `Nordloh' heb ik 16.11.1825 (AC 17.11.1825). Op 19.11.1825 geraakt het schip bij Duinkerken `tussen de banken' (AC 23.11.1825)."