Het leven van Cornelis Engelbrechtsen, Schilder van Leyden., Het schilder-boeck, Karel van Mander - DBNL (original) (raw)

Het leven van Cornelis Engelbrechtsen, Schilder van Leyden.

Alhoewel in voorleden tijden in onse Nederlanden de Schilder-const was gheoeffent, ghelijck men segghen soude, constigh sonder Const, dat is, sonder gheleertheyt, studie, oft nae d'oude alderbeste wijse, die d'Italianen naemaels uyt d'Antijcke beelden hebben bespeurt: Soo is nochtans te verwonderen van den welstandigen aerdt, die onse Nederlanders so heel vroegh lieten sien in hun beelden en stelselen der bootsen, als uyter Natueren geleert, en wat een gheestighe fraey handelinghe en wijse van doen. Ghelijck onder ander, en insonderheyt ghemerckt can worden aen de cloecke constige wercken, en veerdighe schoon Pinceel-streken van den Leydschen Cornelis Engelbrechtsz. die oock al vroegh ghebloeyt is, en was gheboren in't Iaer 1468. binnen der Stadt Leyden: wesende wel den eersten, oft van de eerste, die binnen dees zijn gheboort-stadt heeft ghebruyckt de Oly-verwe, die wel ontrent tsestigh Iaren nochtans voor zijnen tijt is ghevonden, en in't licht ghebracht gheweest, door de Croon oft cieraet onser Nederlanden, Ioan van Eyck, als voor henen is verhaelt. By wien Cornelis gheleert heeft, oft dat zijn Vader ooc een Schilder was, heb ick niet vernome_n:_ Dan men houdt, dat den volgenden Lucas Hugensen van Leyden zijn Vader vroegh verloren hebbende, soude by hem hebben gheleert, Cornelis hadde noch twee sonen Schilders, tijt-

genooten van_Lucas,_ en eenen die den oudtsten was, genaemt Pieter Cornelisz. kunst, was een glas-schrijver, daer Lucas voornoemt veel gemeensaem mede was in de oeffeninge der Teyckenconst, so dat hy mede uytnemende was in glas-schrijven. Van zijn verhaelde ander twee sonen sal volgen. Nu Cornelis Engelbrechtsz. die wy voor hebben, was een seer goet teyckenaer, en een cloeck en veerdigh Schilder, in water en in Oly-verwe, gelijck als noch eenige aerdige schoon stucken (die in de rasende Diluvie der beeldtstorminghe niet vergaen, maer ten gelucke noch over zijn gebleven) connen getuyge_n_ en te kennen gheven. Dese stucken zijn van den Heeren van Leyden, om hun weerdicheyt wille, en ter ghedachtnis van sulck uytnemende Meester en Leydsche Borgher bewaert op het Stadt-huys: doch is iammer dat eenige te hoogh uyt der oogh hangen, datmen de netticheyt en den aerdt der Consten qualijck van beneden sien can: dit zijn twee Altaer-tafelen met deuren, welcke eertijt pleghen te staen buyten Leyden in een Clooster-kerck, ghenaemt tot Marien Poel. Het een stuck is de binnen Tafel, een Crucifix met de twee Moordenaers, Marien, Ioannes, en anderen omstandt te Peerdt en te voet, seer fraey en wel gedaen: in de rechter deur, d'Offerhande van_Abraham:_ en in de slincke, een Serpent-bijtinge. De ander Tafel is een afdoeninge van het Cruys, met noch daer rontom by gevoeght in cleyne perckskens ses ander weeningen van_Maria:_ in de deuren comen Prianten als ick meen, en is alles seer aerdich en constigh ghedaen. Noch isser op t'selve Stadt-huys van Cornelis, eenen grooten doeck van Water-verwe met groote beelden, wesende een dry Coninge_n:_waer in te sien is een heerlijcke schoon manier van ordineren, en laken, datmen wel licht sien can, dat Lucas van Leyden nae zijn dinghen gheleert oft ghepractiseert heeft: dan dit stuck is wat seer vergaen, dat welck om der Const wille schade is. Maer het alder weerdighste, en uytnemenste, dat van zijn gheleerde constighe handt te sien oft te vinden is, is een Tafereel met twee deuren, dat voortijts heeft ghedient tot een Graf-teycken van den Heeren van Lockhorst, welck sy tot ghedachtnis van hun gheslacht S. Pieters Kerck te Leyden hadden toegheeyghent, en ghehangen boven hun Graf-plaets, in de Lockhorst Capelle. Dit stuck pleeghtmen te sien te Leyden in't huys van Lockhorst: maer is nu vervoert, en is teghenwoordigh binnen Wtrecht, ten huyse van den Heer van den Boogaert, als getrouwt hebbende een dochter van den Heer van Lockhorst. De Tafel van dit seer edel stuck, is een historie uyt d'openbaringe Ioannis, daer het Lam voor den Throon Gods op doet het Boeck met den seven seghelen, alwaer t'gantsche Hemelsche heyr met veel aerdighe steldselen der beelden, en verscheydenheyt van lieflijcke fraey tronien, en een wonderlijcke veerdighe schoon handelinghe te weghe bracht is, en ghesien can worden, dat de alderbeste en ervarenste in onse Const hun te ontsetten en te verwonderen hebben, en is nochtans veel al ten eersten opghedaen, ghelijck sy doe veel voor een veerdighe fraey wijse hadden. Hier zijn oock te sien prianten, en seer wel gedaen conterfeytselen der gener, die dit stuck in sulcken tijdt deden maken. Summa, Cornelis Engelbrechtsz. is gheweest een treflijck en dapper Meester, die neffens zijnen grooten gheest en veerdicheyt, grooten arbeyt in zijn wercken dede, zijn dinghen oock met aerdighe cieraten eenen welstandt ghevende, en heeft oock uytnemende waergenomen het uytbeelden der affecten, oft Menschlijcke beweghentheden, ghe-