[Apollonius, Willem], Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6, P.J. Blok, P.C. Molhuysen - DBNL (original) (raw)

[Apollonius, Willem]

APOLLONIUS (Willem), geb. te Veere, overl. Jan. 1657, 54 jaar oud, zoon van Caspar (zie het reg. op J.C. van Slee, Diarium Everardi Bronchorstii); werd te Leiden als student ingeschreven 19 Sept. 1624, predikant te St. Anna ter Muiden 14 Nov. 1627, daarna te Middelburg als opvolger van W. Teellinck sedert 1631.

In de classis Walcheren bezat hij het volle vertrouwen van zijne ambtgenooten; hij was de ziel in hetgeen van deze classis is uitgegaan. Dit bleek op vele wijzen. Toen in 1641 verscheen: De episcopatu Constantini Magni seu de Potestate magistratuum reformatorum circa res ecclesiasticas dissertatio, werd aan Apollonius opgedragen den inhoud daarvan te weerleggen. Immers had volgens hen allen de burgerlijke overheid geen zeggenschap in kerkelijke zaken. Op 19 Maart 1643 kon de commissie van reviseurs daartoe aangewezen (tot de zes leden behoorde ook Joost van Laren te Vlissingen) rapporteeren, dat de door Apollonius voltooide arbeid aller goedkeuring had. Zoo verscheen: Jus majestatis circa sacra (1642). Daartegen verscheen van een ongenoemde: Grallae (d.i. stelten) seu vere puerilis Cothurnus sapientiae, quo se jactat apud imperitos Guil. Apollonnii.... In eene beantwoording daarvan: Grallopaeus detectus sive Epistola responsaria ad D. Jod. Larenum etc. (Mediob. 1647) wees Apollonius den middelburgschen geneesheer, eertijds predikant, Petrus Lansbergen als den schrijver aan van dit ‘schandelijck faemeus boeksken’. Doch, al had deze de bouwstoffen geleverd, de schrijver was Claudius Salmasius te Leiden. In een heftig boek trok deze opnieuw tegen Apollonius op. Het droeg den titel: Grallator furiens. In dezen ‘Grallenstrijd’ werden over en weer vele schimpwoorden gewisseld.

Joost van Laren (IV, 878) werd mede in den strijd betrokken. Hij schreef: Epistola ad rev. et clariss. virum Guil. Apollonii (Mediob. 1647), Responsio ad Grallarum authoris anonymi Bombomachiam Vlissinganam (Mediob. 1647) en Convictio praecipuorum Mendaciorum Calumniarum etc. (Mediob. 1648). Hierop verscheen:

Colus Flissinganus, en daartegen van Larenus met consent van de classis: Data Pensa trahamus, seu ad Colum Flissing. responsio (Mediob. 1649).

Lansbergen schreef twee werken ter verdediging: Verantwoordinghe D. Petri Lansbergii jeghens sekeren Brief van mr. Guilielmus Apollonii aan mr. Joos van Laren, geschreven den XVI Dec. 1647 (lees 1646) Midd. 1647; en Naerder apologie Petri Lansbergii op de Calumnien van M. Willem Apollonius.... (Midd. 1647). Nauwelijks had Apollonius geantwoord met: Guilielmi Apollonii, Corte verantwoordinge op de Apologien van Pieter Lansbergen, gewesen en ontslagen predicant en nu medicijnmeester ... (Middelb. 1647), of deze gaf uit: Ontdeckinge der schanden van mr. Apollonius, begaan in het Excuseren van sijn ghedaen Lasteren tegen Petr. Lansbergium. Dat is: D. Petri Lansbergii wederantwoorde op de korte verantwoordinge van M. Apollonius (Middelb. 1647).

Zóó ging het theologische Zeeland het vredesjaar te gemoet. Sepp schreef over dezen strijd: ‘Tot heden is de quaestie nog even splinterig als voor eeuwen, en zal dit blijven zoolang men niet komt tot wezenlijke, volledige scheiding van kerk en staat’.

Intusschen bleek de belangrijke plaats van Apollonius uit het vertrouwen, dat hij in de kerkelijke wereld genoot. Onder zijn leiding werden buitengewone classicale vergaderingen gehouden, die ‘kerckelijcke middelen’ beraamden ‘om so veel mogelijck is de schade en verderf over de kercken in Engelant ende consequentelijck oock over de kercken deser landen te voorcomen en te weeren.’ Een biddag werd uitgeschreven, opdat ‘in Engeland de Gereformeerde godsdienst gehandhaafd bleef’; een troostbrief werd geschreven ‘aan de kerken van Engeland’ (4 Juni 1643), waarvoor later de engelsche synode te Londen in een vleiend schrijven haar dank uitsprak; Apollonius werd aangewezen om een boek te schrijven tegen de Independenten. Weldra gaf hij uit: Consideratio quarundam Controversiarum, ad Regimen Ecclesiae spectantium quae in Angliae regno hodie agitantur; ex mandato et jussu Classis Walachrianae conscripta (Lond. 1644). Hiervan verscheen in 1645 een engelsche vertaling. De acta van de classis geven over dit alles uitvoerige inlichtingen. Apollonius' werk vond in Engeland zeer groote waardeering.

Dat deze man in eigen kring de kerkelijke belangen trouw verzorgde, verwondert ons niet, doch behoeven wij niet uitvoerig mede te deelen. Dat hij oog en hart had voor de kerken in Oost- en West-Indië, en al het mogelijke deed voor geloofsverwanten in Duitschland, zij slechts aangestipt. Hij verdient als ‘beteekenisvolle figuur’ opzettelijke beschouwing.

Na het vertrek van Alexander Morus in 1652 werd Apollonius benoemd aan de Illustre school te Middelburg. Voor zijne leerlingen gaf hij in 1655 uit: Disputationes theologicae de lege Dei, in quibus natura legis divinae ejusque actus et species, proprietates perfectionis omnesque controversiae explicantur quae Orthodoxis cum Pontificiis, Socinianis, Antinomis, aliisque intercedunt, de illa materia publicis disputationibus et praelectionibus in illustri schola Medioburgensi propositae, zooals de titel van dit zeldzame boek aangeeft: eene bestrijding van de Roomsch-Katholieken e.a. in hunne gevoelens over de ‘Wet Gods’, met aanwijzing van het Gereformeerde standpunt in deze materie.

Nog verscheen van hem: Tractaet van eenige bysondere deughden der kinderen Gods (Midd. 1652) en: Corte aenmerckingen over de nature en onderhoudinge van den Sabbath (Utr. 1659), welk laatste werk door zijn zoon is uitgegeven.

Zie: Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderland I (1907), 199- 208; Kerkelijk Handboek 1909, bijl., 122, 138. Voorts over het kerkelijk Zeeland: J.D. de Lind van Wijngaarden, Antonius Walaeus (Leid. 1891); W.J.M. Engelberts, Willem Teellinck (Amst. 1898). Een biographie van Apollonius zou het vervolg op deze beide dissertaties kunnen leveren.

Knipscheer