Sofie Vanhoutte - Academia.edu (original) (raw)
Papers by Sofie Vanhoutte
Relicta, 2015
Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed -interdisciplinair FWO-onderzoeksproject Assembling Ro... more Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed -interdisciplinair FWO-onderzoeksproject Assembling Roman wall paintings using 3D scanning (FWO-project G.0861.12N); lara.laken@rwo. vlaanderen.be; Jekerstraat 10, 3700 Tongeren. 2 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed; sofi e.vanhoutte@rwo.vlaanderen.be; Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. 3 Zie hiervoor onder meer Vanhoutte 2007a en b; Vanhoutte et al. 2009; Vanhoutte et al. 2014. 4 Vanhoutte 2007a, 208-210; Vanhoutte 2009, 12-23; Vanhoutte & Laken 2011, 137-139. 5 Tekenaar-grafi cus Sylvia Mazereel (Onroerend Erfgoed) stond in voor alle grafi sche verwerking en had daarmee een niet te onderschatten inbreng bij de reconstructie van de decoratieschema's. 0 10 cm 53 De Wilde 2012, 97-98. . De fasering in de muurschilderingen uit Aardenburg wordt inmiddels niet meer verbonden met een (oudere) militaire fase en een (jongere) civiele fase van de nederzetting, maar in verband gebracht met de periodisering van het castellum. Zie Van Dierendonck & Vos 2013, 335. 64 Dit geldt voor mortelbrokken, maar Mestdagh geeft aan dat de samenstelling van de bepleisteringen (o.a. uit Aardenburg) daarvan niet wezenlijk verschilt (Mestdagh 1990, 47, 53-55). 65 Bv. in Tongeren: o.a. O.L.V.-Basiliek, diverse bouwfasen eind 1ste -tweede helft 3de eeuw: Arts et al. 2009, fig. op p. 13; Nijmegen: o.a. St. Josephhof, pre-Flavisch/midden 1ste eeuw: Laken 2010a, 130-131 (zie ook 103-104, fig. 70); en in het voor Oudenburg topografisch en chronologisch meer nabije Rijswijk-De Bult, schilderingen gedateerd rond 230 na Chr.: Bloemers 1978, 334, Abb. 148.
In this study we draw attention to the inherent variability in the results of trial trenching, wh... more In this study we draw attention to the inherent variability in the results of trial trenching, when taking into account the countless variations in orientation and positioning of trenches. Grids of trial trenches were simulated time and again on the excavation plans of 16 archaeological sites from Flanders, Belgium. Orientation and positioning of the grid layout was shifted randomly, whilst the area coverage varied from 2.5% to 80%. The intersection rates of the archaeological features allow to gain more insight in trends and variability that are inherent to the chosen design of trial trenches. It is assessed how robust a chosen grid layout performs on (multi-period) archaeological sites and how variable these results might be. The most effective layout appears to be a grid with short, parallel and discontinuous trenches or a standard grid, closely followed by 2 m wide continuous trenches. Implementing 4 m wide trenches reduces the effectiveness of the latter method substantially. When the area coverage of the trenches is below 10%, the results of the archaeological prospection become unreliable and can potentially lead to a substantial over-or underestimation of the actual feature density on the site.
1 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; sofi ... more 1 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; sofi e.vanhoutte@rwo.vlaanderen.be. 2 Gemeente-archeoloog Stad Oudenburg; Weststraat 24, 8460 Oudenburg; wouter.dhaeze@ oudenburg.be. 3 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie pollen en hout; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; koen.deforce@rwo. vlaanderen.be. 4 Docente vlechtwerktechnieken, gevestigd in Brugge. 5 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie dierlijk bot; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; anton.ervynck@ rwo.vlaanderen.be. 6 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie hout; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; kristof.haneca@rwo. vlaanderen.be. 7 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie dierlijk bot; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; ann.lentacker@ rwo.vlaanderen.be. 8 Medewerker Plantentuin Meise; studie mossen. 9 Oudenburg, 1ste afdeling, sectie B, perceel 771Z 3 . 10 Bodemsaneringsproject: ECO-99-11-05 Depot Cuypers bvba. 11 In het dossier van de saneringswerken was geen artikel opgenomen over de bescherming van het archeologisch erfgoed; desalniettemin waren ook deze werken onderworpen aan de meldingsplicht (Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, art. 8). 12 Met dank aan Aclagro, het saneringsbedrijf, en Saneco (het studiebureau verantwoordelijk voor de begeleiding van de saneringswerken) voor de bereidwillige samenwerking. 13 Voor het opgravingsverslag: zie Dhaeze & Vanhoutte 2010. 3 De waterput De bodem van de waterput bevond zich op 2,25 m TAW (ca. 4 m onder het huidige maaiveld). Enkel de onderste drie rijen plan-ken van de bekisting van ca. 1 ≈ 1 m waren tot op een hoogte van 78 cm bewaard. Vanaf het niveau waarop het hout bewaard was, tekende de relatief nauwe aanlegtrechter zich af als een smalle strook van 40 à 50 cm rondom de top van de bewaarde bekisting. Deze verkleuring wigde uit naar onderen toe (fig. 10: laag f). De opvulling van de aanlegtrechter bestond uit vrij steriel, bleek grijsgeel zand met wat humusrijke lenzen en vlekjes. 3.1 De bekisting (fig. 4-6) De bekisting bestond uit horizontale planken vastgezet op vier hoekpalen. De 12 bewaarde planken hebben lengtes van 92 tot 59 Vergilius, Georgica I, 166. 60 Harrison 1903, 317 e.v. 61 Apuleius, Metamorphoses XI, 16. 62 Harrison 1903, 313. 63 Bérard 1976, 107 e.v. 64 Voor een algemeen overzicht, zie Harrison 1903; voor een kort overzicht van de muurschilde-ringen, zie Cullin-Mingaud 2010 (delen over vallus en vannus). Kamacz et al. s.d. (hier wordt de mand enkel vermeld, niet besproken).
Hardcover Edition: ISBN 978-1-78297-990-6 Digital Edition: ISBN 978-1-78297-991-3 Published in th... more Hardcover Edition: ISBN 978-1-78297-990-6 Digital Edition: ISBN 978-1-78297-991-3 Published in the United Kingdom in 2015 by OXBOW BOOKS 10 Hythe Bridge Street, Oxford OX1 2EW and in the United States by OXBOW BOOKS 908 Darby Road, Havertown, PA 19083 © Oxbow Books and the individual authors 2015 Hardcover Edition: ISBN 978-1-78297-990-6 Digital Edition: ISBN 978-1-78297-991-3 A CIP record for this book is available from the British Library Library of Congress Cataloging-in-Publication Data
Dit artikel brengt een gedetailleerde studie van het Romeinse aardewerk, aangetroffen tijdens de ... more Dit artikel brengt een gedetailleerde studie van het Romeinse aardewerk, aangetroffen tijdens de opgravingscampagnes van 2000 en 2001 naar aanleiding van de aanleg van het industrieterrein Plassendale III2 (fig. 1). Grootschalige rioleringswerken op dit terrein over een totale lengte van 1,5 km (fig. 2) sneden een aantal Romeinse contexten aan met een interessant gamma aan ceramiek3. De verschillende sporen van Romeinse aanwezigheid komen samen met de natuurwetenschappelijke resultaten in een volgend volume uitvoerig aan bod. Met deze studie hopen we echter een eerste inzicht te bekomen in de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van het aardewerkgebruik tijdens de Romeinse periode in de kustvlakte. Daartoe achtten we het nodig om wat dieper in te gaan op de verschillende soorten van aardewerk, hun herkomst en hun mate van aanwezigheid. De procentuele gegevens hebben daarbij vooral een indicatieve waarde als vergelijkingspunt voor latere studies in het gebied, eerder dan dat ze gez...
A study of military pottery consumption at the transition of the middle to late Roman period base... more A study of military pottery consumption at the transition of the middle to late Roman period based on an important pottery group from a dump of c AD 260-70 at the Roman Saxon Shore fort at Oudenburg, West Flanders, Belgium.
1 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed; sofi e.vanhoutte@rwo.vlaanderen.be; Koning Albert I... more 1 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed; sofi e.vanhoutte@rwo.vlaanderen.be; Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. 2 Gemeente-archeoloog, Stad Oudenburg; wouter.dhaeze@oudenburg.be; Weststraat 24, 8460 Oudenburg. 3 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie dierlijk bot; anton.ervynck@rwo.vlaanderen.be; Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. 4 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie dierlijk bot; ann.lentacker@rwo.vlaanderen.be; Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. 5 Penningkabinet, Koninklijke Bibliotheek van België; studie munten; johan.vanheesch@kbr.be; Keizerslaan 4, 1000 Brussel. 6 Penningkabinet, Koninklijke Bibliotheek van België; studie munten; fran.stroobants@kbr.be; Keizerslaan 4, 1000 Brussel. 7 Kadastrale gegevens: Afdeling 1, sectie B, percelen 655h9, 655w8, 655r8. 8 De begeleiding van deze afb raak-en graafwerken vond plaats op 24/11/2008, 28/11/2008 en 04/12/2008. De graafwerken gebeurden door bvba Herman Hanssens. 9 Vanhoutte 2007a. 10 B & S Promotions (Bostoen) werd bereid gevonden de fi nanciering voor een kleinschalig vervolgproject op zich te nemen dat in de loop van april 2009 werd uitgevoerd. Dit terreinwerk door de Stad in samenwerking met Onroerend Erfgoed kon voltooid worden in 12 werkdagen (6, 8-9, 14-15, 17, 20-21, 24, 27-30 april 2009). Om de diepere lagen en structuren te kunnen onderzoeken, werd in de loop van de opgravingscampagne bemaling gestoken door bvba Johan Bostoen. 11 De site kon niet verder uitgewerkt worden door de toenmalige leidinggevende archeoloog E. Patrouille. Zij stelde haar opgravingsdossier ter beschikking en gaf toestemming de opgravingsgegevens te verwerken en te publiceren. 12 De opgravingsresultaten uit de jaren 1956-57 zijn, behalve enkele vermeldingen in gepubliceerde nota's en artikels, nooit in detail gepubliceerd. De analyse van de mortelstalen bevestigt dit. 31 Wel moet hier gewezen worden op het feit dat de sleuven uit 1957 niet met dezelfde precisie konden gelokaliseerd worden als met de huidige meettoestellen (zie ook infr a). 32 Schelpen niet ingezameld. 33 Zie Johnson 1987, 62. De zgn. ankle breaker wordt door Johnson als een reinigingsgreppel geïnterpreteerd. 42 Vilvorder 2010, 335. 43 Höpken 2005, 66. 44 Vilvorder 2010, 108; Haalebos 1990, 143. 45 Wegens het vermengde karakter van deze con-text werd dit botmateriaal niet voor studie weerhouden. 46 Brulet, Misonne & Feller 2000, 224-225; Brulet et al. 2010, 272-274. 47 Brulet et al. 2010, 382. 48 Brulet et al. 2010, 422. Muntzone A, geïsoleerde muntvondsten (WP I): Niveau 6: 36. Salus reipublicae, aes 4, onbepaald atelier, 388-402. Borstbeeld naar rechts. Keerzijde: Victoria met trofee en gevangene naar links. 0,89 g; 6 u; 12,93 mm; gecorrodeerd. (OU-KA-09-11)
Vlaams Instituut voor de Zee. VLIZ. Informatie over marien en kustgebonden onderzoek & beleid in ... more Vlaams Instituut voor de Zee. VLIZ. Informatie over marien en kustgebonden onderzoek & beleid in Vlaanderen.
For abstract go to http://www.aslab.co.uk/bibliography/
J. Anal. At. …, Jan 1, 2012
This study focuses on natron glass, dated from the 1 st to 5 th century AD, excavated in differen... more This study focuses on natron glass, dated from the 1 st to 5 th century AD, excavated in different areas of the Roman Empire. The eastern side of the Roman Empire is accounted for by three archaeological sites, Petra and Barsinia, both in Jordan, and Gonio, in Georgia. The Italian peninsula is represented by the Iulia Felix and Embiez shipwrecks, and by samples from Augusta Praetoria. Samples from Barcino in Spain are examples of the western side of the Empire, and the sites of Tienen and Oudenburg represent the northern provinces. No clear distinctions in glass composition and origin between the different regions of the Roman Empire can be made based on the major elemental compositions. However, the western, central and eastern Roman Empire samples can be divided into two groups, coloured and colourless, which also are reflected in the K 2 O contents. Sr-Nd isotopes, used for provenancing geological raw materials in primary glass production, indicate an eastern Mediterranean origin (3Nd between À2.5 and À6.0) for most of the samples. Conversely, samples with more negative 3Nd, between À7.02 and À10.8, indicate a western Mediterranean origin. By applying this technique on samples from well known archaeological contexts, this study demonstrates that several primary glass factories were located throughout the Roman Empire. This is in contrast with current interpretations of late Roman to early Byzantine data.
Archaologisches Korrespondenzblatt, 2009
In 2005, an Iron Age pit containing an exceptionally large amount of charred acorns was excavated... more In 2005, an Iron Age pit containing an exceptionally large amount of charred acorns was excavated in Boezinge (prov. West-Vlaanderen/B). The discovery raises questions about the role of acorns in prehistoric subsistence strategies. Although acorns are nowadays no longer considered as fit for human consumption, the growing number of archaeobotanical finds of acorns and especially this recent find from Belgium point to their former importance as a staple food.
Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2012
This study focuses on natron glass, dated from the 1 st to 5 th century AD, excavated in differen... more This study focuses on natron glass, dated from the 1 st to 5 th century AD, excavated in different areas of the Roman Empire. The eastern side of the Roman Empire is accounted for by three archaeological sites, Petra and Barsinia, both in Jordan, and Gonio, in Georgia. The Italian peninsula is represented by the Iulia Felix and Embiez shipwrecks, and by samples from Augusta Praetoria. Samples from Barcino in Spain are examples of the western side of the Empire, and the sites of Tienen and Oudenburg represent the northern provinces. No clear distinctions in glass composition and origin between the different regions of the Roman Empire can be made based on the major elemental compositions. However, the western, central and eastern Roman Empire samples can be divided into two groups, coloured and colourless, which also are reflected in the K 2 O contents. Sr-Nd isotopes, used for provenancing geological raw materials in primary glass production, indicate an eastern Mediterranean origin (3Nd between À2.5 and À6.0) for most of the samples. Conversely, samples with more negative 3Nd, between À7.02 and À10.8, indicate a western Mediterranean origin. By applying this technique on samples from well known archaeological contexts, this study demonstrates that several primary glass factories were located throughout the Roman Empire. This is in contrast with current interpretations of late Roman to early Byzantine data.
Relicta, 2009
This article focuses on a remarkable well structure that was brought to light by the Flemish Heri... more This article focuses on a remarkable well structure that was brought to light by the Flemish Heritage Institute during recent archaeological research at the south-western corner of the Saxon Shore fort at Oudenburg (2001-2005). The site of Oudenburg is situated 8 km from the Flemish coastline, in the polder area between Bruges and Ostend. During Roman times however, positioned strategically on an elevated sandy ridge, the site overlooked the coastal plain consisting of mudflats and marshes intersected by natural gullies. The remains of the ...
Inleiding De archeologische opgravingen 2001-2005 door het Vlaams Instituut voor het Onroerend Er... more Inleiding De archeologische opgravingen 2001-2005 door het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (sinds 01.07.2011 het Agentschap Onroerend Erfgoed) op de zuidwesthoek van het Romeins castellum van Oudenburg leverden enorme vondstcollecties op. 1
Conference Presentations by Sofie Vanhoutte
Fifty years after the publication of the late Roman graveyard at the Oudenburg fort by Mertens & ... more Fifty years after the publication of the late Roman graveyard at the Oudenburg fort by Mertens & Van Impe (1971), and nearly as long since the influential publication by Böhme (1974) on Germanic grave goods in the late Roman period, it is time to reassess our ideas of late Roman burial customs, grave goods and their chronology (period c. AD 250-450).
Web sites by Sofie Vanhoutte
Relicta, 2015
Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed -interdisciplinair FWO-onderzoeksproject Assembling Ro... more Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed -interdisciplinair FWO-onderzoeksproject Assembling Roman wall paintings using 3D scanning (FWO-project G.0861.12N); lara.laken@rwo. vlaanderen.be; Jekerstraat 10, 3700 Tongeren. 2 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed; sofi e.vanhoutte@rwo.vlaanderen.be; Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. 3 Zie hiervoor onder meer Vanhoutte 2007a en b; Vanhoutte et al. 2009; Vanhoutte et al. 2014. 4 Vanhoutte 2007a, 208-210; Vanhoutte 2009, 12-23; Vanhoutte & Laken 2011, 137-139. 5 Tekenaar-grafi cus Sylvia Mazereel (Onroerend Erfgoed) stond in voor alle grafi sche verwerking en had daarmee een niet te onderschatten inbreng bij de reconstructie van de decoratieschema's. 0 10 cm 53 De Wilde 2012, 97-98. . De fasering in de muurschilderingen uit Aardenburg wordt inmiddels niet meer verbonden met een (oudere) militaire fase en een (jongere) civiele fase van de nederzetting, maar in verband gebracht met de periodisering van het castellum. Zie Van Dierendonck & Vos 2013, 335. 64 Dit geldt voor mortelbrokken, maar Mestdagh geeft aan dat de samenstelling van de bepleisteringen (o.a. uit Aardenburg) daarvan niet wezenlijk verschilt (Mestdagh 1990, 47, 53-55). 65 Bv. in Tongeren: o.a. O.L.V.-Basiliek, diverse bouwfasen eind 1ste -tweede helft 3de eeuw: Arts et al. 2009, fig. op p. 13; Nijmegen: o.a. St. Josephhof, pre-Flavisch/midden 1ste eeuw: Laken 2010a, 130-131 (zie ook 103-104, fig. 70); en in het voor Oudenburg topografisch en chronologisch meer nabije Rijswijk-De Bult, schilderingen gedateerd rond 230 na Chr.: Bloemers 1978, 334, Abb. 148.
In this study we draw attention to the inherent variability in the results of trial trenching, wh... more In this study we draw attention to the inherent variability in the results of trial trenching, when taking into account the countless variations in orientation and positioning of trenches. Grids of trial trenches were simulated time and again on the excavation plans of 16 archaeological sites from Flanders, Belgium. Orientation and positioning of the grid layout was shifted randomly, whilst the area coverage varied from 2.5% to 80%. The intersection rates of the archaeological features allow to gain more insight in trends and variability that are inherent to the chosen design of trial trenches. It is assessed how robust a chosen grid layout performs on (multi-period) archaeological sites and how variable these results might be. The most effective layout appears to be a grid with short, parallel and discontinuous trenches or a standard grid, closely followed by 2 m wide continuous trenches. Implementing 4 m wide trenches reduces the effectiveness of the latter method substantially. When the area coverage of the trenches is below 10%, the results of the archaeological prospection become unreliable and can potentially lead to a substantial over-or underestimation of the actual feature density on the site.
1 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; sofi ... more 1 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; sofi e.vanhoutte@rwo.vlaanderen.be. 2 Gemeente-archeoloog Stad Oudenburg; Weststraat 24, 8460 Oudenburg; wouter.dhaeze@ oudenburg.be. 3 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie pollen en hout; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; koen.deforce@rwo. vlaanderen.be. 4 Docente vlechtwerktechnieken, gevestigd in Brugge. 5 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie dierlijk bot; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; anton.ervynck@ rwo.vlaanderen.be. 6 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie hout; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; kristof.haneca@rwo. vlaanderen.be. 7 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie dierlijk bot; Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel; ann.lentacker@ rwo.vlaanderen.be. 8 Medewerker Plantentuin Meise; studie mossen. 9 Oudenburg, 1ste afdeling, sectie B, perceel 771Z 3 . 10 Bodemsaneringsproject: ECO-99-11-05 Depot Cuypers bvba. 11 In het dossier van de saneringswerken was geen artikel opgenomen over de bescherming van het archeologisch erfgoed; desalniettemin waren ook deze werken onderworpen aan de meldingsplicht (Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, art. 8). 12 Met dank aan Aclagro, het saneringsbedrijf, en Saneco (het studiebureau verantwoordelijk voor de begeleiding van de saneringswerken) voor de bereidwillige samenwerking. 13 Voor het opgravingsverslag: zie Dhaeze & Vanhoutte 2010. 3 De waterput De bodem van de waterput bevond zich op 2,25 m TAW (ca. 4 m onder het huidige maaiveld). Enkel de onderste drie rijen plan-ken van de bekisting van ca. 1 ≈ 1 m waren tot op een hoogte van 78 cm bewaard. Vanaf het niveau waarop het hout bewaard was, tekende de relatief nauwe aanlegtrechter zich af als een smalle strook van 40 à 50 cm rondom de top van de bewaarde bekisting. Deze verkleuring wigde uit naar onderen toe (fig. 10: laag f). De opvulling van de aanlegtrechter bestond uit vrij steriel, bleek grijsgeel zand met wat humusrijke lenzen en vlekjes. 3.1 De bekisting (fig. 4-6) De bekisting bestond uit horizontale planken vastgezet op vier hoekpalen. De 12 bewaarde planken hebben lengtes van 92 tot 59 Vergilius, Georgica I, 166. 60 Harrison 1903, 317 e.v. 61 Apuleius, Metamorphoses XI, 16. 62 Harrison 1903, 313. 63 Bérard 1976, 107 e.v. 64 Voor een algemeen overzicht, zie Harrison 1903; voor een kort overzicht van de muurschilde-ringen, zie Cullin-Mingaud 2010 (delen over vallus en vannus). Kamacz et al. s.d. (hier wordt de mand enkel vermeld, niet besproken).
Hardcover Edition: ISBN 978-1-78297-990-6 Digital Edition: ISBN 978-1-78297-991-3 Published in th... more Hardcover Edition: ISBN 978-1-78297-990-6 Digital Edition: ISBN 978-1-78297-991-3 Published in the United Kingdom in 2015 by OXBOW BOOKS 10 Hythe Bridge Street, Oxford OX1 2EW and in the United States by OXBOW BOOKS 908 Darby Road, Havertown, PA 19083 © Oxbow Books and the individual authors 2015 Hardcover Edition: ISBN 978-1-78297-990-6 Digital Edition: ISBN 978-1-78297-991-3 A CIP record for this book is available from the British Library Library of Congress Cataloging-in-Publication Data
Dit artikel brengt een gedetailleerde studie van het Romeinse aardewerk, aangetroffen tijdens de ... more Dit artikel brengt een gedetailleerde studie van het Romeinse aardewerk, aangetroffen tijdens de opgravingscampagnes van 2000 en 2001 naar aanleiding van de aanleg van het industrieterrein Plassendale III2 (fig. 1). Grootschalige rioleringswerken op dit terrein over een totale lengte van 1,5 km (fig. 2) sneden een aantal Romeinse contexten aan met een interessant gamma aan ceramiek3. De verschillende sporen van Romeinse aanwezigheid komen samen met de natuurwetenschappelijke resultaten in een volgend volume uitvoerig aan bod. Met deze studie hopen we echter een eerste inzicht te bekomen in de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van het aardewerkgebruik tijdens de Romeinse periode in de kustvlakte. Daartoe achtten we het nodig om wat dieper in te gaan op de verschillende soorten van aardewerk, hun herkomst en hun mate van aanwezigheid. De procentuele gegevens hebben daarbij vooral een indicatieve waarde als vergelijkingspunt voor latere studies in het gebied, eerder dan dat ze gez...
A study of military pottery consumption at the transition of the middle to late Roman period base... more A study of military pottery consumption at the transition of the middle to late Roman period based on an important pottery group from a dump of c AD 260-70 at the Roman Saxon Shore fort at Oudenburg, West Flanders, Belgium.
1 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed; sofi e.vanhoutte@rwo.vlaanderen.be; Koning Albert I... more 1 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Erfgoed; sofi e.vanhoutte@rwo.vlaanderen.be; Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. 2 Gemeente-archeoloog, Stad Oudenburg; wouter.dhaeze@oudenburg.be; Weststraat 24, 8460 Oudenburg. 3 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie dierlijk bot; anton.ervynck@rwo.vlaanderen.be; Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. 4 Onderzoeker Natuurwetenschappen, Onroerend Erfgoed; studie dierlijk bot; ann.lentacker@rwo.vlaanderen.be; Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. 5 Penningkabinet, Koninklijke Bibliotheek van België; studie munten; johan.vanheesch@kbr.be; Keizerslaan 4, 1000 Brussel. 6 Penningkabinet, Koninklijke Bibliotheek van België; studie munten; fran.stroobants@kbr.be; Keizerslaan 4, 1000 Brussel. 7 Kadastrale gegevens: Afdeling 1, sectie B, percelen 655h9, 655w8, 655r8. 8 De begeleiding van deze afb raak-en graafwerken vond plaats op 24/11/2008, 28/11/2008 en 04/12/2008. De graafwerken gebeurden door bvba Herman Hanssens. 9 Vanhoutte 2007a. 10 B & S Promotions (Bostoen) werd bereid gevonden de fi nanciering voor een kleinschalig vervolgproject op zich te nemen dat in de loop van april 2009 werd uitgevoerd. Dit terreinwerk door de Stad in samenwerking met Onroerend Erfgoed kon voltooid worden in 12 werkdagen (6, 8-9, 14-15, 17, 20-21, 24, 27-30 april 2009). Om de diepere lagen en structuren te kunnen onderzoeken, werd in de loop van de opgravingscampagne bemaling gestoken door bvba Johan Bostoen. 11 De site kon niet verder uitgewerkt worden door de toenmalige leidinggevende archeoloog E. Patrouille. Zij stelde haar opgravingsdossier ter beschikking en gaf toestemming de opgravingsgegevens te verwerken en te publiceren. 12 De opgravingsresultaten uit de jaren 1956-57 zijn, behalve enkele vermeldingen in gepubliceerde nota's en artikels, nooit in detail gepubliceerd. De analyse van de mortelstalen bevestigt dit. 31 Wel moet hier gewezen worden op het feit dat de sleuven uit 1957 niet met dezelfde precisie konden gelokaliseerd worden als met de huidige meettoestellen (zie ook infr a). 32 Schelpen niet ingezameld. 33 Zie Johnson 1987, 62. De zgn. ankle breaker wordt door Johnson als een reinigingsgreppel geïnterpreteerd. 42 Vilvorder 2010, 335. 43 Höpken 2005, 66. 44 Vilvorder 2010, 108; Haalebos 1990, 143. 45 Wegens het vermengde karakter van deze con-text werd dit botmateriaal niet voor studie weerhouden. 46 Brulet, Misonne & Feller 2000, 224-225; Brulet et al. 2010, 272-274. 47 Brulet et al. 2010, 382. 48 Brulet et al. 2010, 422. Muntzone A, geïsoleerde muntvondsten (WP I): Niveau 6: 36. Salus reipublicae, aes 4, onbepaald atelier, 388-402. Borstbeeld naar rechts. Keerzijde: Victoria met trofee en gevangene naar links. 0,89 g; 6 u; 12,93 mm; gecorrodeerd. (OU-KA-09-11)
Vlaams Instituut voor de Zee. VLIZ. Informatie over marien en kustgebonden onderzoek & beleid in ... more Vlaams Instituut voor de Zee. VLIZ. Informatie over marien en kustgebonden onderzoek & beleid in Vlaanderen.
For abstract go to http://www.aslab.co.uk/bibliography/
J. Anal. At. …, Jan 1, 2012
This study focuses on natron glass, dated from the 1 st to 5 th century AD, excavated in differen... more This study focuses on natron glass, dated from the 1 st to 5 th century AD, excavated in different areas of the Roman Empire. The eastern side of the Roman Empire is accounted for by three archaeological sites, Petra and Barsinia, both in Jordan, and Gonio, in Georgia. The Italian peninsula is represented by the Iulia Felix and Embiez shipwrecks, and by samples from Augusta Praetoria. Samples from Barcino in Spain are examples of the western side of the Empire, and the sites of Tienen and Oudenburg represent the northern provinces. No clear distinctions in glass composition and origin between the different regions of the Roman Empire can be made based on the major elemental compositions. However, the western, central and eastern Roman Empire samples can be divided into two groups, coloured and colourless, which also are reflected in the K 2 O contents. Sr-Nd isotopes, used for provenancing geological raw materials in primary glass production, indicate an eastern Mediterranean origin (3Nd between À2.5 and À6.0) for most of the samples. Conversely, samples with more negative 3Nd, between À7.02 and À10.8, indicate a western Mediterranean origin. By applying this technique on samples from well known archaeological contexts, this study demonstrates that several primary glass factories were located throughout the Roman Empire. This is in contrast with current interpretations of late Roman to early Byzantine data.
Archaologisches Korrespondenzblatt, 2009
In 2005, an Iron Age pit containing an exceptionally large amount of charred acorns was excavated... more In 2005, an Iron Age pit containing an exceptionally large amount of charred acorns was excavated in Boezinge (prov. West-Vlaanderen/B). The discovery raises questions about the role of acorns in prehistoric subsistence strategies. Although acorns are nowadays no longer considered as fit for human consumption, the growing number of archaeobotanical finds of acorns and especially this recent find from Belgium point to their former importance as a staple food.
Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2012
This study focuses on natron glass, dated from the 1 st to 5 th century AD, excavated in differen... more This study focuses on natron glass, dated from the 1 st to 5 th century AD, excavated in different areas of the Roman Empire. The eastern side of the Roman Empire is accounted for by three archaeological sites, Petra and Barsinia, both in Jordan, and Gonio, in Georgia. The Italian peninsula is represented by the Iulia Felix and Embiez shipwrecks, and by samples from Augusta Praetoria. Samples from Barcino in Spain are examples of the western side of the Empire, and the sites of Tienen and Oudenburg represent the northern provinces. No clear distinctions in glass composition and origin between the different regions of the Roman Empire can be made based on the major elemental compositions. However, the western, central and eastern Roman Empire samples can be divided into two groups, coloured and colourless, which also are reflected in the K 2 O contents. Sr-Nd isotopes, used for provenancing geological raw materials in primary glass production, indicate an eastern Mediterranean origin (3Nd between À2.5 and À6.0) for most of the samples. Conversely, samples with more negative 3Nd, between À7.02 and À10.8, indicate a western Mediterranean origin. By applying this technique on samples from well known archaeological contexts, this study demonstrates that several primary glass factories were located throughout the Roman Empire. This is in contrast with current interpretations of late Roman to early Byzantine data.
Relicta, 2009
This article focuses on a remarkable well structure that was brought to light by the Flemish Heri... more This article focuses on a remarkable well structure that was brought to light by the Flemish Heritage Institute during recent archaeological research at the south-western corner of the Saxon Shore fort at Oudenburg (2001-2005). The site of Oudenburg is situated 8 km from the Flemish coastline, in the polder area between Bruges and Ostend. During Roman times however, positioned strategically on an elevated sandy ridge, the site overlooked the coastal plain consisting of mudflats and marshes intersected by natural gullies. The remains of the ...
Inleiding De archeologische opgravingen 2001-2005 door het Vlaams Instituut voor het Onroerend Er... more Inleiding De archeologische opgravingen 2001-2005 door het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (sinds 01.07.2011 het Agentschap Onroerend Erfgoed) op de zuidwesthoek van het Romeins castellum van Oudenburg leverden enorme vondstcollecties op. 1
Fifty years after the publication of the late Roman graveyard at the Oudenburg fort by Mertens & ... more Fifty years after the publication of the late Roman graveyard at the Oudenburg fort by Mertens & Van Impe (1971), and nearly as long since the influential publication by Böhme (1974) on Germanic grave goods in the late Roman period, it is time to reassess our ideas of late Roman burial customs, grave goods and their chronology (period c. AD 250-450).