aanhalen - WikiWoordenboek (original) (raw)
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·ha·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan en halen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs | verleden tijd | voltooid deelwoord |
aanhalen | haalde aan | aangehaald |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aanhalen
- overgankelijk middels vleierij of vriendelijkheid nader tot zich doen komen
- 's Avonds kunnen we onze kat wel aanhalen en komt hij zelfs bij ons op de bank liggen.
- overgankelijk letterlijk overnemen wat iemand anders over een onderwerp gezegd of geschreven heeft
- Bij het aanhalen van andermans woorden in een tekst gebruiken we aanhalingstekens.
- overgankelijk aanspannen, aantrekken, strakker maken
- Vlaamse commerciële zender moet de buikriem fors aanhalen.
- overgankelijk, (figuurlijk) hechter maken
- India wil de banden met Iran aanhalen.
Synoniemen
- [2] citeren
Uitdrukkingen en gezegden
- [3] de teugels aanhalen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
2. eigen of andermans woorden ontlenen
Gangbaarheid
- Het woord aanhalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanhalen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
---|---|
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ aanhalen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be