hekwerk - WikiWoordenboek (original) (raw)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
Woordherkomst en -opbouw

| | enkelvoud | meervoud | | | ------------------------------------------------------------------ | ---------------------------------------- | ------------------------------------------- | | naamwoord | hekwerk | hekwerken | | verkleinwoord | hekwerkje | hekwerkjes |

Zelfstandig naamwoord

het hekwerk o

  1. het geheel van staven etc. waardoor een hek wordt gevormd, rastering of balustrade
  2. (scheepvaart) het achterste deel van het schip, het hek en wat daar bij behoort
Vertalingen

1. het geheel van staven etc. waardoor een hek wordt gevormd, rastering of balustrade

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be