menigte - WikiWoordenboek (original) (raw)

Nederlands

Koningin Juliana op Wikipedia (nl) temidden van een menigte (Soestdijk, 1978)

Uitspraak
Woordafbreking
Woordherkomst en -opbouw

| | enkelvoud | meervoud | | | ------------------------------------------------------------------ | ------------------------------------- | -------------------------------------------------------------------------- | | naamwoord | menigte | menigtenmenigtes | | verkleinwoord | - | - |

Zelfstandig naamwoord

de menigte v

  1. een grote groep mensen dicht op elkaar
    • De menigte was op weg van het station naar het stadion.
  2. een grote hoeveelheid
Vertalingen

1. een grote groep mensen dicht op elkaar

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "menigte" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be