toonbeeld - WikiWoordenboek (original) (raw)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
Woordherkomst en -opbouw

| | enkelvoud | meervoud | | | ------------------------------------------------------------------ | ---------------------------------------------- | ------------------------------------------------- | | naamwoord | toonbeeld | toonbeelden | | verkleinwoord | toonbeeldje | toonbeeldjes |

Zelfstandig naamwoord

het toonbeeld o

  1. een goed voorbeeld; een typisch voorbeeld
    Hij was voor mij het toonbeeld van alles waar de trail voor stond: Amerikaans, groot, sterk.[1]
    Hij zat voorovergebogen, ellebogen op zijn knieën, zijn handen tegen de zijkant van zijn hoofd gedrukt het toonbeeld van neerslachtigheid.[2]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen