Maurice Hoffmann | Ghent University (original) (raw)

Papers by Maurice Hoffmann

Research paper thumbnail of Waterbird communities along the ologi-/mesohaline - freshwater tidal zone of the schelde estuary: influenced by human activities?

Research paper thumbnail of Een hiërarchisch monitoringssysteem voor beheersevaluatie van natuurreservaten in Vlaanderen

Instituut voor Natuurbehoud eBooks, 2002

Research paper thumbnail of Impact of grazing management with large herbivores on forest ground flora and bramble understorey

Acta Oecologica-international Journal of Ecology, Jul 1, 2009

We investigated whether grazing management with large herbivores is appropriate to reduce expandi... more We investigated whether grazing management with large herbivores is appropriate to reduce expanding bramble (Rubus sp.) in an ancient forest in Flanders (N. Belgium). We further studied interaction effects of four years (all year-round) grazing and Rubus cover on the presence, cover, and flowering of five forest ground flora species (unpalatable: Anemone nemorosa and Primula elatior; palatable: Hyacinthoides nonscripta, Vinca minor and Hedera helix). We collected data on eight transects and in 412 plots in adjacent grazed and ungrazed forest and used baseline datasets of 1996 and 2002 in the same area (i.e. before grazing). In a field experiment, we simulated grazing (by clipping) and trampling (by pressing a weight) in eight homogeneous A. nemorosa vegetation stands. Large Rubus thickets had a clear negative impact on cover and flowering of A. nemorosa due to competition for light. Four years of cattle grazing reduced bramble cover by more than 50%, but then the limiting factor for A. nemorosa cover and flowering shifted to trampling damage. We also found lower cover and flowering of H. non-scripta in grazed plots, as a consequence of direct grazing. The evergreen species V. minor and H. helix totally disappeared from the grazed forest. Simulated once-only effects of grazing and trampling had a small and short term negative impact on cover of A. nemorosa, but flowering was strongly reduced. Grazing reduced biomass with 25-30% in the following years. Year-round grazing with large herbivores is an appropriate measure for bramble control in forests, but negative effects on ground flora are possible if grazing pressure is high. A low or moderate grazing pressure (<0.25 animal units ha À1 y À1) should be maintained in landscape mosaics with grassland and forest; or intermittent periods of non-grazing should be provided to maintain forest ground flora diversity.

Research paper thumbnail of Habitat and diet selection of large domesticated equine herbivores in Flemish coastal dune areas

Research paper thumbnail of Effecten van klimaatverandering op bos en natuur

Als antwoord op de globale klimaatsveranderingen en bijhorende gevolgen op mens en milieu heeft h... more Als antwoord op de globale klimaatsveranderingen en bijhorende gevolgen op mens en milieu heeft het beleid in Vlaanderen een derde versie van het Vlaams Klimaatbeleidsplan opgesteld (planperiode 2013-2020). Dit plan wordt gedragen door elf beleidsdomeinen en bestaat uit twee delen. Enerzijds mitigatie, waarbij de klimaatverandering wordt tegengegaan of beperkt door het reduceren van de broeikasgasuitstoot, anderzijds adaptatie, waarbij natuurlijke en menselijke systemen worden aangepast aan de huidige en de te verwachten gevolgen van klimaatverandering. Voor wat betreft het thema natuur zijn er zeven maatregelen opgenomen binnen het deel adaptatie. Deze zijn:  Natuurgebieden met elkaar verbinden, vergroten en robuuster maken  Natuur verweven binnen andere functies, om daarmee een ecologische basisstructuur te realiseren  Rekening houden met de klimaatwijziging bij de inrichting van natuur-en andere groengebieden, onder andere soort-en herkomstkeuze  Natuur-en bosbeheer aanpassen, met speciale aandacht aan onderhoud en calamiteiten  Bermbeheer aanpassen  Klimaatadaptatie meenemen in de ontwikkeling van soortenbeschermingsprogramma's en-plannen  Onderzoek en monitoring naar de invloed van de klimaatverandering op specifieke (Vlaamse) soorten Om naar verdere oplossingen toe te werken, is het belangrijk te weten wat nu juist de reële (empirisch waargenomen) en verwachte (via modellering) effecten van klimaatsverandering op natuur en bos in Vlaanderen zijn. Meer bepaald is deze informatie cruciaal voor de verschillende natuur-en bostypes, leefgebieden en populaties van soorten, alsook uit natuur en bos voortvloeiende ecosysteemdiensten (biodiversiteit, en haar producerende,, regulerende, ondersteunende en culturele diensten), opdat naar de toekomst toe gerichte adaptatiescenario's kunnen worden uitgewerkt. Door middel van een eerste globale literatuurstudie van Vlaams en internationaal onderzoek wordt in dit rapport een overzicht gegeven van de huidige kennis. Daarnaast wordt voor drie contrasterende landschapsvensters (Blankaart, Dijle-Laan-IJse, Hoge Kempen) dieper ingegaan op de verwachte klimaateffecten voor de in die gebieden aanwezige natuur en bos. De in deze studie samengebrachte informatie vormt de basis voor een verdere uitwerking van specifieke adaptatiescenario's, met name hoe en in welke mate met klimaateffecten kan worden omgaan via aangepast beheer, in de parallelstudie van Demey et al. (2015).

Research paper thumbnail of Inrichting en beheer van de Kraenepoel te Aalter: ontwikkeling van zaadvoorraad en protisten na herstelmaatregelen

Universiteit Gent eBooks, 2003

Research paper thumbnail of Systematiek van natuurtypen voor de biotopen heide, moeras, duin, slik en schor

Instituut voor Natuurbehoud eBooks, 2002

Research paper thumbnail of Predicting future community composition from random soil seed bank sampling – evidence from a drained lake bottom

Journal of Vegetation Science, Feb 24, 2007

What is the accuracy and reliability of the commonly used random soil sampling methodology for pr... more What is the accuracy and reliability of the commonly used random soil sampling methodology for predicting seedling density, species richness and composition of the emerging seedling community? Location: Lake Kraenepoel, western Belgium. Methods: We compared density, species composition and observed and rarefactioned species richness of the seedling community emerging on a soft water lake bed exposed after drainage with the seedling community germinating in the laboratory from random soil samples in the same plots. Results: Seedling density did not differ between the two methods and there was a significant correlation between seedling density on the exposed lake bed and in the soil samples. This indicates that future seedling density can be reliably predicted based on soil sampling, in particular for the most abundant species. The most frequently occurring and abundant species among the seedlings in the soil samples were also the most frequent and abundant species germinating on the exposed lake bed. In contrast, species richness was much higher on the exposed lake bed than in the soil samples, and this difference was still significant for annual species after correction for differences in sampling intensity by rarefaction. We found no correlation between the number of species retrieved by the two methods. Although seedlings of rare and target species emerged on the lake bed, random soil sampling clearly failed to detect seeds of most of these species. Conclusions: Random soil sampling at a commonly used intensity and using the standard germination conditions can accurately predict future total seedling density and the density of the most abundant species. However, the method is not reliable for predicting the probability of establishment of populations of uncommon species. When executing a seed bank study, sampling intensity and germination conditions need to be adapted to the nature and the level of detail of the research question to be answered.

Research paper thumbnail of Restoration of woodpasture on former agricultural land: The importance of safe sites and time gaps before grazing for tree seedlings

Biological Conservation, 2008

Woodpastures (open, grazed woodlands with a mosaic of grassland, shrub and tree patches) are of h... more Woodpastures (open, grazed woodlands with a mosaic of grassland, shrub and tree patches) are of high biological and cultural value and have become a threatened ecosystem in Europe. Spontaneous tree regeneration in the presence of large herbivores, is an essential process for management and restoration of this structurally diverse habitat. We examined the suitability of five vegetation types (grasslands, ruderal vegetations, tall sedges, rush tussocks and bramble thickets), grazed by large herbivores, for tree regeneration. We hypothesized that bramble thickets and tall herb communities operate as safe sites for palatable tree species through the mechanism of associational resistance. We set up a field experiment with tree seedlings in grazed and ungrazed conditions and recorded mortality and growth of seedlings of two palatable tree species (Quercus robur and Fraxinus excelsior) during three growing seasons. In the same experiment, we studied the effect of a two year's initial time gap before grazing. Bramble thickets were suitable safe sites for survival and growth of seedlings of both species. Tall sedges, soft rush tussocks and ruderal vegetations with unpalatable or spiny species provided temporal protection, allowing seedlings to survive. Tree regeneration in livestock grazed grassland was highly constrained. Rabbits may undo the nursing effects of bramble thickets. The first year's survival is of major importance for the establishment of trees. Subsequent grazing affects growth rather than survival. A two year's initial time gap before grazing, had positive effects on survival, but did not enhance outgrowth of unprotected trees.

Research paper thumbnail of Grazing management in woodlands: Bramble control or ground flora devastation?

Research paper thumbnail of Effecten van klimaatverandering op bos en natuur in Vlaanderen

Als antwoord op de globale klimaatsveranderingen en bijhorende gevolgen op mens en milieu heeft h... more Als antwoord op de globale klimaatsveranderingen en bijhorende gevolgen op mens en milieu heeft het beleid in Vlaanderen een derde versie van het Vlaams Klimaatbeleidsplan opgesteld (planperiode 2013-2020). Dit plan wordt gedragen door elf beleidsdomeinen en bestaat uit twee delen. Enerzijds mitigatie, waarbij de klimaatverandering wordt tegengegaan of beperkt door het reduceren van de broeikasgasuitstoot, anderzijds adaptatie, waarbij natuurlijke en menselijke systemen worden aangepast aan de huidige en de te verwachten gevolgen van klimaatverandering. Voor wat betreft het thema natuur zijn er zeven maatregelen opgenomen binnen het deel adaptatie. Deze zijn:  Natuurgebieden met elkaar verbinden, vergroten en robuuster maken  Natuur verweven binnen andere functies, om daarmee een ecologische basisstructuur te realiseren  Rekening houden met de klimaatwijziging bij de inrichting van natuur-en andere groengebieden, onder andere soort-en herkomstkeuze  Natuur-en bosbeheer aanpassen, met speciale aandacht aan onderhoud en calamiteiten  Bermbeheer aanpassen  Klimaatadaptatie meenemen in de ontwikkeling van soortenbeschermingsprogramma's en-plannen  Onderzoek en monitoring naar de invloed van de klimaatverandering op specifieke (Vlaamse) soorten Om naar verdere oplossingen toe te werken, is het belangrijk te weten wat nu juist de reële (empirisch waargenomen) en verwachte (via modellering) effecten van klimaatsverandering op natuur en bos in Vlaanderen zijn. Meer bepaald is deze informatie cruciaal voor de verschillende natuur-en bostypes, leefgebieden en populaties van soorten, alsook uit natuur en bos voortvloeiende ecosysteemdiensten (biodiversiteit, en haar producerende,, regulerende, ondersteunende en culturele diensten), opdat naar de toekomst toe gerichte adaptatiescenario's kunnen worden uitgewerkt. Door middel van een eerste globale literatuurstudie van Vlaams en internationaal onderzoek wordt in dit rapport een overzicht gegeven van de huidige kennis. Daarnaast wordt voor drie contrasterende landschapsvensters (Blankaart, Dijle-Laan-IJse, Hoge Kempen) dieper ingegaan op de verwachte klimaateffecten voor de in die gebieden aanwezige natuur en bos. De in deze studie samengebrachte informatie vormt de basis voor een verdere uitwerking van specifieke adaptatiescenario's, met name hoe en in welke mate met klimaateffecten kan worden omgaan via aangepast beheer, in de parallelstudie van Demey et al. (2015).

Research paper thumbnail of Monitoring van de effecten van begrazingsbeheer op vegetatie, flora en fauna van de Vlaamse natuurreservaten langs de Vlaamse kust: deel ii: habitat- en dieetpreferenties van de geïntroduceerde herbivoren: terreingebruik, voedselkeuze en dieetsamenstelling van ezel en Shetland pony

Research paper thumbnail of Bolboschoenus maritimus (L.) Palla en Schoenoplectus (Reichb.) Palla in de getijdenzone van Zeeschelde, Rupel, Dijle en Beneden-Nete

Research paper thumbnail of Time budget and habitat use of free-ranging equids: a comparison of sampling methods

Research paper thumbnail of Submerse vegetatieontwikkeling in de Kraenepoel sinds de herstelmaatregelen

EUTROFIËRING EN NATUURHERSTEL Eertijds stond de Kraenepoel te Bellem (Aalter, Oost-Vlaanderen) be... more EUTROFIËRING EN NATUURHERSTEL Eertijds stond de Kraenepoel te Bellem (Aalter, Oost-Vlaanderen) bekend vanwege zijn 'Kempens' zachtwaterkarakter. Door sterke eutrofiëring was hiervan in de laatste decennia van de twintigste eeuw echter niet veel meer te merken. In de watervegetatie van het noordelijk deel domineerden tolerante soorten van zeer voedselrijk water; nagenoeg alle vertegenwoordigers van de oeverkruid-klasse waren er verdwenen. Het zuidelijk deel was veeleer troebel en nagenoeg vegetatieloos. Van 2000 tot 2002 werden, in het kader van een LIFE-project (Gemeentebestuur Aalter, AMINAL Afdeling Natuur), uitgebreide herstelmaatregelen uitgevoerd: de aanvoer van verontreinigd water werd omgeleid (zomer 2000), de vijver werd drooggelegd (2000) en organische sedimenten werden verwijderd (in 2000 het grootste deel van de noordelijke helft, in 2002 het hele zuidelijke deel), benthivore vis werd afgevangen. Dit ging gepaard met diverse studies. Het onderzoek m.b.t. de vegetatie (historiek, potenties, uitgangssituatie, ontwikkeling tijdens en vlak na de ingrepen) gebeurde door medewerkers van de Nationale Plantentuin en de Universiteit Gent. Na afloop van het LIFE-project werden de waarnemingen in 2003 door het Instituut voor Natuurbehoud verdergezet. In het licht van de historische achtergrond schetsen we hier een beeld van de submerse vegetatieontwikkeling gedurende de laatste jaren en de verwachtingen voor de toekomst.

Research paper thumbnail of Evaluatie van herstelmaatregelen in de Kraenepoel (Aalter)

Research paper thumbnail of Herstelstrategieën tegen de effecten van atmosferische depositie van stikstof op Natura2000 habitat in Vlaanderen

Research paper thumbnail of The impact of dung on inter- and intraspecific competition of temperate grassland seeds

Journal of Vegetation Science, 2017

Questions: In temperate grasslands, seeds of numerous dry-fruited plant species are dispersed via... more Questions: In temperate grasslands, seeds of numerous dry-fruited plant species are dispersed via ingestion and subsequent defecation by grazing animals. Depending on the herbivore species and season, dung pats may contain a large assemblage of conspecific or heterospecific seeds competing for space, light and nutrients in the space-limited environment of an individual dung pat. In an environment rich in nutrients, such as herbivore dung, the outcome of inter-and intraspecific competition might differ from situations where nutrients are limiting. Additionally, dung pats being small and spatially isolated habitats with very specific conditions may impact competitive interactions as well. Besides the plant-soil interactions on competition known from literature, the specific quality and structure of dung pats might provoke more complex interactions between different seed densities and species combinations. Methods: We conducted a greenhouse competition experiment using three common perennial grassland species. Agrostis stolonifera, Trifolium pratense and Trifolium repens were used in twospecies combinations with different proportions of each species and in monocultures. Seeds were sown in three seed densities (50, 150 and 250 seeds) and the effects of cattle and horse dung on establishment, growth and flowering were tested. Results: Interactions, most probably attributable to interspecific competition, differed between species mixtures. Seeds sown in polycultures generally emerged sooner, but the resulting seedlings had lower relative growth rates compared with seeds sown in monocultures. Increased biomass was measured for each species when growing in polycultures while evidence for intraspecific competition was found in monocultures. T. pratense developed relatively more flowers when plants were growing in polycultures compared with monocultures. Few effects of seed densities were found, although higher seed densities led to lower establishment success in both monocultures and polycultures. Adding dung generally increased the time needed to Page 2 of 42 Journal of Vegetation Science emerge, relative growth rates and flowering, but decreased establishment success in monocultures. Conclusions: Both seed density and the presence of dung shape the post-dispersal fate of seeds. While high seed densities imply a cost due to lower germinability, the nutritive environment of dung acts as a compensation resulting in faster growth and an increased investment in reproductive tissues.

Research paper thumbnail of How does gut passage impact endozoochorous seed dispersal success? Evidence from a gut environment simulation experiment

Basic and Applied Ecology, 2016

Endozoochory of temperate grassland species is a widespread phenomenon and may accelerate and/or ... more Endozoochory of temperate grassland species is a widespread phenomenon and may accelerate and/or increase germination in some plant species. However, the mechanisms causing this altered germination success are only partly understood. In this study, germination of common grassland species was evaluated after simulated herbivore digestion in a standardized lab environment. Ruminants (cattle) and hindgut fermenters (horses) were used as model organisms in this simulation experiment. Three major digestive processes were studied through mechanical, thermal and chemical treatments of the seeds simulating mastication, body temperature and digestive fluids, respectively. Congeneric groups of annuals and perennials were tested with 15 species belonging to the plant families Cistaceae, Cyperaceae, Fabaceae, Poaceae and Urticaceae. No differences between the impact of the simulated herbivore gut environments of cattle and horses could be found, but major differences in germination behaviour were found among plant species. For most of the tested plant species, treatments had a decelerating and inhibiting effect on germination compared to the untreated seeds. However, species of the Cistaceae and Fabaceae benefitted from mechanical treatments. Species of the Cyperaceae and Poaceae were hardly impaired by any of the treatments and even germinated better after chemical treatments. Thermal treatments, simulating the body temperature, prohibited germination in most cases. The germination success of Urtica urens was significantly higher after all treatments, which suggests seeds are specifically well adapted to gut passage, and hence to endozoochorous dispersal.

Research paper thumbnail of Short‐term impact of grazing by sheep on vegetation dynamics in a newly created salt‐marsh site

Grass and Forage Science, 2010

The effects of grazing by sheep at a stocking density of c. 1 sheep ha−1 from August to April on ... more The effects of grazing by sheep at a stocking density of c. 1 sheep ha−1 from August to April on total vegetation cover, diversity of plant species, above‐ground plant biomass and concentration of crude protein, neutral‐detergent fibre and acid‐detergent fibre of salt‐marsh vegetation was assessed over a 2‐year period on a newly created salt‐marsh area on the Belgian coast. Assessments were made in both grazed and ungrazed areas in four elevation zones: low, intermediate, high and floodmark zone. The cover of dominant salt‐marsh species (Salicornia europaea, Limonium vulgare and Elymus athericus), plant diversity, plant biomass and chemical composition of herbage were compared between grazed and ungrazed plots, and between 2005 (initial state) and 2007 (after a 2‐year grazing period) using paired t‐tests. Grazing by sheep maintained plant diversity in the high zone, whereas diversity decreased in the ungrazed plots. Grazing had no apparent effect on total vegetation cover and compos...

Research paper thumbnail of Waterbird communities along the ologi-/mesohaline - freshwater tidal zone of the schelde estuary: influenced by human activities?

Research paper thumbnail of Een hiërarchisch monitoringssysteem voor beheersevaluatie van natuurreservaten in Vlaanderen

Instituut voor Natuurbehoud eBooks, 2002

Research paper thumbnail of Impact of grazing management with large herbivores on forest ground flora and bramble understorey

Acta Oecologica-international Journal of Ecology, Jul 1, 2009

We investigated whether grazing management with large herbivores is appropriate to reduce expandi... more We investigated whether grazing management with large herbivores is appropriate to reduce expanding bramble (Rubus sp.) in an ancient forest in Flanders (N. Belgium). We further studied interaction effects of four years (all year-round) grazing and Rubus cover on the presence, cover, and flowering of five forest ground flora species (unpalatable: Anemone nemorosa and Primula elatior; palatable: Hyacinthoides nonscripta, Vinca minor and Hedera helix). We collected data on eight transects and in 412 plots in adjacent grazed and ungrazed forest and used baseline datasets of 1996 and 2002 in the same area (i.e. before grazing). In a field experiment, we simulated grazing (by clipping) and trampling (by pressing a weight) in eight homogeneous A. nemorosa vegetation stands. Large Rubus thickets had a clear negative impact on cover and flowering of A. nemorosa due to competition for light. Four years of cattle grazing reduced bramble cover by more than 50%, but then the limiting factor for A. nemorosa cover and flowering shifted to trampling damage. We also found lower cover and flowering of H. non-scripta in grazed plots, as a consequence of direct grazing. The evergreen species V. minor and H. helix totally disappeared from the grazed forest. Simulated once-only effects of grazing and trampling had a small and short term negative impact on cover of A. nemorosa, but flowering was strongly reduced. Grazing reduced biomass with 25-30% in the following years. Year-round grazing with large herbivores is an appropriate measure for bramble control in forests, but negative effects on ground flora are possible if grazing pressure is high. A low or moderate grazing pressure (<0.25 animal units ha À1 y À1) should be maintained in landscape mosaics with grassland and forest; or intermittent periods of non-grazing should be provided to maintain forest ground flora diversity.

Research paper thumbnail of Habitat and diet selection of large domesticated equine herbivores in Flemish coastal dune areas

Research paper thumbnail of Effecten van klimaatverandering op bos en natuur

Als antwoord op de globale klimaatsveranderingen en bijhorende gevolgen op mens en milieu heeft h... more Als antwoord op de globale klimaatsveranderingen en bijhorende gevolgen op mens en milieu heeft het beleid in Vlaanderen een derde versie van het Vlaams Klimaatbeleidsplan opgesteld (planperiode 2013-2020). Dit plan wordt gedragen door elf beleidsdomeinen en bestaat uit twee delen. Enerzijds mitigatie, waarbij de klimaatverandering wordt tegengegaan of beperkt door het reduceren van de broeikasgasuitstoot, anderzijds adaptatie, waarbij natuurlijke en menselijke systemen worden aangepast aan de huidige en de te verwachten gevolgen van klimaatverandering. Voor wat betreft het thema natuur zijn er zeven maatregelen opgenomen binnen het deel adaptatie. Deze zijn:  Natuurgebieden met elkaar verbinden, vergroten en robuuster maken  Natuur verweven binnen andere functies, om daarmee een ecologische basisstructuur te realiseren  Rekening houden met de klimaatwijziging bij de inrichting van natuur-en andere groengebieden, onder andere soort-en herkomstkeuze  Natuur-en bosbeheer aanpassen, met speciale aandacht aan onderhoud en calamiteiten  Bermbeheer aanpassen  Klimaatadaptatie meenemen in de ontwikkeling van soortenbeschermingsprogramma's en-plannen  Onderzoek en monitoring naar de invloed van de klimaatverandering op specifieke (Vlaamse) soorten Om naar verdere oplossingen toe te werken, is het belangrijk te weten wat nu juist de reële (empirisch waargenomen) en verwachte (via modellering) effecten van klimaatsverandering op natuur en bos in Vlaanderen zijn. Meer bepaald is deze informatie cruciaal voor de verschillende natuur-en bostypes, leefgebieden en populaties van soorten, alsook uit natuur en bos voortvloeiende ecosysteemdiensten (biodiversiteit, en haar producerende,, regulerende, ondersteunende en culturele diensten), opdat naar de toekomst toe gerichte adaptatiescenario's kunnen worden uitgewerkt. Door middel van een eerste globale literatuurstudie van Vlaams en internationaal onderzoek wordt in dit rapport een overzicht gegeven van de huidige kennis. Daarnaast wordt voor drie contrasterende landschapsvensters (Blankaart, Dijle-Laan-IJse, Hoge Kempen) dieper ingegaan op de verwachte klimaateffecten voor de in die gebieden aanwezige natuur en bos. De in deze studie samengebrachte informatie vormt de basis voor een verdere uitwerking van specifieke adaptatiescenario's, met name hoe en in welke mate met klimaateffecten kan worden omgaan via aangepast beheer, in de parallelstudie van Demey et al. (2015).

Research paper thumbnail of Inrichting en beheer van de Kraenepoel te Aalter: ontwikkeling van zaadvoorraad en protisten na herstelmaatregelen

Universiteit Gent eBooks, 2003

Research paper thumbnail of Systematiek van natuurtypen voor de biotopen heide, moeras, duin, slik en schor

Instituut voor Natuurbehoud eBooks, 2002

Research paper thumbnail of Predicting future community composition from random soil seed bank sampling – evidence from a drained lake bottom

Journal of Vegetation Science, Feb 24, 2007

What is the accuracy and reliability of the commonly used random soil sampling methodology for pr... more What is the accuracy and reliability of the commonly used random soil sampling methodology for predicting seedling density, species richness and composition of the emerging seedling community? Location: Lake Kraenepoel, western Belgium. Methods: We compared density, species composition and observed and rarefactioned species richness of the seedling community emerging on a soft water lake bed exposed after drainage with the seedling community germinating in the laboratory from random soil samples in the same plots. Results: Seedling density did not differ between the two methods and there was a significant correlation between seedling density on the exposed lake bed and in the soil samples. This indicates that future seedling density can be reliably predicted based on soil sampling, in particular for the most abundant species. The most frequently occurring and abundant species among the seedlings in the soil samples were also the most frequent and abundant species germinating on the exposed lake bed. In contrast, species richness was much higher on the exposed lake bed than in the soil samples, and this difference was still significant for annual species after correction for differences in sampling intensity by rarefaction. We found no correlation between the number of species retrieved by the two methods. Although seedlings of rare and target species emerged on the lake bed, random soil sampling clearly failed to detect seeds of most of these species. Conclusions: Random soil sampling at a commonly used intensity and using the standard germination conditions can accurately predict future total seedling density and the density of the most abundant species. However, the method is not reliable for predicting the probability of establishment of populations of uncommon species. When executing a seed bank study, sampling intensity and germination conditions need to be adapted to the nature and the level of detail of the research question to be answered.

Research paper thumbnail of Restoration of woodpasture on former agricultural land: The importance of safe sites and time gaps before grazing for tree seedlings

Biological Conservation, 2008

Woodpastures (open, grazed woodlands with a mosaic of grassland, shrub and tree patches) are of h... more Woodpastures (open, grazed woodlands with a mosaic of grassland, shrub and tree patches) are of high biological and cultural value and have become a threatened ecosystem in Europe. Spontaneous tree regeneration in the presence of large herbivores, is an essential process for management and restoration of this structurally diverse habitat. We examined the suitability of five vegetation types (grasslands, ruderal vegetations, tall sedges, rush tussocks and bramble thickets), grazed by large herbivores, for tree regeneration. We hypothesized that bramble thickets and tall herb communities operate as safe sites for palatable tree species through the mechanism of associational resistance. We set up a field experiment with tree seedlings in grazed and ungrazed conditions and recorded mortality and growth of seedlings of two palatable tree species (Quercus robur and Fraxinus excelsior) during three growing seasons. In the same experiment, we studied the effect of a two year's initial time gap before grazing. Bramble thickets were suitable safe sites for survival and growth of seedlings of both species. Tall sedges, soft rush tussocks and ruderal vegetations with unpalatable or spiny species provided temporal protection, allowing seedlings to survive. Tree regeneration in livestock grazed grassland was highly constrained. Rabbits may undo the nursing effects of bramble thickets. The first year's survival is of major importance for the establishment of trees. Subsequent grazing affects growth rather than survival. A two year's initial time gap before grazing, had positive effects on survival, but did not enhance outgrowth of unprotected trees.

Research paper thumbnail of Grazing management in woodlands: Bramble control or ground flora devastation?

Research paper thumbnail of Effecten van klimaatverandering op bos en natuur in Vlaanderen

Als antwoord op de globale klimaatsveranderingen en bijhorende gevolgen op mens en milieu heeft h... more Als antwoord op de globale klimaatsveranderingen en bijhorende gevolgen op mens en milieu heeft het beleid in Vlaanderen een derde versie van het Vlaams Klimaatbeleidsplan opgesteld (planperiode 2013-2020). Dit plan wordt gedragen door elf beleidsdomeinen en bestaat uit twee delen. Enerzijds mitigatie, waarbij de klimaatverandering wordt tegengegaan of beperkt door het reduceren van de broeikasgasuitstoot, anderzijds adaptatie, waarbij natuurlijke en menselijke systemen worden aangepast aan de huidige en de te verwachten gevolgen van klimaatverandering. Voor wat betreft het thema natuur zijn er zeven maatregelen opgenomen binnen het deel adaptatie. Deze zijn:  Natuurgebieden met elkaar verbinden, vergroten en robuuster maken  Natuur verweven binnen andere functies, om daarmee een ecologische basisstructuur te realiseren  Rekening houden met de klimaatwijziging bij de inrichting van natuur-en andere groengebieden, onder andere soort-en herkomstkeuze  Natuur-en bosbeheer aanpassen, met speciale aandacht aan onderhoud en calamiteiten  Bermbeheer aanpassen  Klimaatadaptatie meenemen in de ontwikkeling van soortenbeschermingsprogramma's en-plannen  Onderzoek en monitoring naar de invloed van de klimaatverandering op specifieke (Vlaamse) soorten Om naar verdere oplossingen toe te werken, is het belangrijk te weten wat nu juist de reële (empirisch waargenomen) en verwachte (via modellering) effecten van klimaatsverandering op natuur en bos in Vlaanderen zijn. Meer bepaald is deze informatie cruciaal voor de verschillende natuur-en bostypes, leefgebieden en populaties van soorten, alsook uit natuur en bos voortvloeiende ecosysteemdiensten (biodiversiteit, en haar producerende,, regulerende, ondersteunende en culturele diensten), opdat naar de toekomst toe gerichte adaptatiescenario's kunnen worden uitgewerkt. Door middel van een eerste globale literatuurstudie van Vlaams en internationaal onderzoek wordt in dit rapport een overzicht gegeven van de huidige kennis. Daarnaast wordt voor drie contrasterende landschapsvensters (Blankaart, Dijle-Laan-IJse, Hoge Kempen) dieper ingegaan op de verwachte klimaateffecten voor de in die gebieden aanwezige natuur en bos. De in deze studie samengebrachte informatie vormt de basis voor een verdere uitwerking van specifieke adaptatiescenario's, met name hoe en in welke mate met klimaateffecten kan worden omgaan via aangepast beheer, in de parallelstudie van Demey et al. (2015).

Research paper thumbnail of Monitoring van de effecten van begrazingsbeheer op vegetatie, flora en fauna van de Vlaamse natuurreservaten langs de Vlaamse kust: deel ii: habitat- en dieetpreferenties van de geïntroduceerde herbivoren: terreingebruik, voedselkeuze en dieetsamenstelling van ezel en Shetland pony

Research paper thumbnail of Bolboschoenus maritimus (L.) Palla en Schoenoplectus (Reichb.) Palla in de getijdenzone van Zeeschelde, Rupel, Dijle en Beneden-Nete

Research paper thumbnail of Time budget and habitat use of free-ranging equids: a comparison of sampling methods

Research paper thumbnail of Submerse vegetatieontwikkeling in de Kraenepoel sinds de herstelmaatregelen

EUTROFIËRING EN NATUURHERSTEL Eertijds stond de Kraenepoel te Bellem (Aalter, Oost-Vlaanderen) be... more EUTROFIËRING EN NATUURHERSTEL Eertijds stond de Kraenepoel te Bellem (Aalter, Oost-Vlaanderen) bekend vanwege zijn 'Kempens' zachtwaterkarakter. Door sterke eutrofiëring was hiervan in de laatste decennia van de twintigste eeuw echter niet veel meer te merken. In de watervegetatie van het noordelijk deel domineerden tolerante soorten van zeer voedselrijk water; nagenoeg alle vertegenwoordigers van de oeverkruid-klasse waren er verdwenen. Het zuidelijk deel was veeleer troebel en nagenoeg vegetatieloos. Van 2000 tot 2002 werden, in het kader van een LIFE-project (Gemeentebestuur Aalter, AMINAL Afdeling Natuur), uitgebreide herstelmaatregelen uitgevoerd: de aanvoer van verontreinigd water werd omgeleid (zomer 2000), de vijver werd drooggelegd (2000) en organische sedimenten werden verwijderd (in 2000 het grootste deel van de noordelijke helft, in 2002 het hele zuidelijke deel), benthivore vis werd afgevangen. Dit ging gepaard met diverse studies. Het onderzoek m.b.t. de vegetatie (historiek, potenties, uitgangssituatie, ontwikkeling tijdens en vlak na de ingrepen) gebeurde door medewerkers van de Nationale Plantentuin en de Universiteit Gent. Na afloop van het LIFE-project werden de waarnemingen in 2003 door het Instituut voor Natuurbehoud verdergezet. In het licht van de historische achtergrond schetsen we hier een beeld van de submerse vegetatieontwikkeling gedurende de laatste jaren en de verwachtingen voor de toekomst.

Research paper thumbnail of Evaluatie van herstelmaatregelen in de Kraenepoel (Aalter)

Research paper thumbnail of Herstelstrategieën tegen de effecten van atmosferische depositie van stikstof op Natura2000 habitat in Vlaanderen

Research paper thumbnail of The impact of dung on inter- and intraspecific competition of temperate grassland seeds

Journal of Vegetation Science, 2017

Questions: In temperate grasslands, seeds of numerous dry-fruited plant species are dispersed via... more Questions: In temperate grasslands, seeds of numerous dry-fruited plant species are dispersed via ingestion and subsequent defecation by grazing animals. Depending on the herbivore species and season, dung pats may contain a large assemblage of conspecific or heterospecific seeds competing for space, light and nutrients in the space-limited environment of an individual dung pat. In an environment rich in nutrients, such as herbivore dung, the outcome of inter-and intraspecific competition might differ from situations where nutrients are limiting. Additionally, dung pats being small and spatially isolated habitats with very specific conditions may impact competitive interactions as well. Besides the plant-soil interactions on competition known from literature, the specific quality and structure of dung pats might provoke more complex interactions between different seed densities and species combinations. Methods: We conducted a greenhouse competition experiment using three common perennial grassland species. Agrostis stolonifera, Trifolium pratense and Trifolium repens were used in twospecies combinations with different proportions of each species and in monocultures. Seeds were sown in three seed densities (50, 150 and 250 seeds) and the effects of cattle and horse dung on establishment, growth and flowering were tested. Results: Interactions, most probably attributable to interspecific competition, differed between species mixtures. Seeds sown in polycultures generally emerged sooner, but the resulting seedlings had lower relative growth rates compared with seeds sown in monocultures. Increased biomass was measured for each species when growing in polycultures while evidence for intraspecific competition was found in monocultures. T. pratense developed relatively more flowers when plants were growing in polycultures compared with monocultures. Few effects of seed densities were found, although higher seed densities led to lower establishment success in both monocultures and polycultures. Adding dung generally increased the time needed to Page 2 of 42 Journal of Vegetation Science emerge, relative growth rates and flowering, but decreased establishment success in monocultures. Conclusions: Both seed density and the presence of dung shape the post-dispersal fate of seeds. While high seed densities imply a cost due to lower germinability, the nutritive environment of dung acts as a compensation resulting in faster growth and an increased investment in reproductive tissues.

Research paper thumbnail of How does gut passage impact endozoochorous seed dispersal success? Evidence from a gut environment simulation experiment

Basic and Applied Ecology, 2016

Endozoochory of temperate grassland species is a widespread phenomenon and may accelerate and/or ... more Endozoochory of temperate grassland species is a widespread phenomenon and may accelerate and/or increase germination in some plant species. However, the mechanisms causing this altered germination success are only partly understood. In this study, germination of common grassland species was evaluated after simulated herbivore digestion in a standardized lab environment. Ruminants (cattle) and hindgut fermenters (horses) were used as model organisms in this simulation experiment. Three major digestive processes were studied through mechanical, thermal and chemical treatments of the seeds simulating mastication, body temperature and digestive fluids, respectively. Congeneric groups of annuals and perennials were tested with 15 species belonging to the plant families Cistaceae, Cyperaceae, Fabaceae, Poaceae and Urticaceae. No differences between the impact of the simulated herbivore gut environments of cattle and horses could be found, but major differences in germination behaviour were found among plant species. For most of the tested plant species, treatments had a decelerating and inhibiting effect on germination compared to the untreated seeds. However, species of the Cistaceae and Fabaceae benefitted from mechanical treatments. Species of the Cyperaceae and Poaceae were hardly impaired by any of the treatments and even germinated better after chemical treatments. Thermal treatments, simulating the body temperature, prohibited germination in most cases. The germination success of Urtica urens was significantly higher after all treatments, which suggests seeds are specifically well adapted to gut passage, and hence to endozoochorous dispersal.

Research paper thumbnail of Short‐term impact of grazing by sheep on vegetation dynamics in a newly created salt‐marsh site

Grass and Forage Science, 2010

The effects of grazing by sheep at a stocking density of c. 1 sheep ha−1 from August to April on ... more The effects of grazing by sheep at a stocking density of c. 1 sheep ha−1 from August to April on total vegetation cover, diversity of plant species, above‐ground plant biomass and concentration of crude protein, neutral‐detergent fibre and acid‐detergent fibre of salt‐marsh vegetation was assessed over a 2‐year period on a newly created salt‐marsh area on the Belgian coast. Assessments were made in both grazed and ungrazed areas in four elevation zones: low, intermediate, high and floodmark zone. The cover of dominant salt‐marsh species (Salicornia europaea, Limonium vulgare and Elymus athericus), plant diversity, plant biomass and chemical composition of herbage were compared between grazed and ungrazed plots, and between 2005 (initial state) and 2007 (after a 2‐year grazing period) using paired t‐tests. Grazing by sheep maintained plant diversity in the high zone, whereas diversity decreased in the ungrazed plots. Grazing had no apparent effect on total vegetation cover and compos...