Belangrijke personen binnen de quantummechanica (original) (raw)

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Anderson, Carl

Carl David Anderson, zoon van Zweedse ouders, Carl David Anderson en Emma Adolfina Ajaxson, werd geboren in New York op 3 september 1905. Hij behaalde in 1927 zijn B.Sc. in Physics and Engineering aan het California Institute of Technology, en ontving zijn Ph.D. daar in 1930. In de periode 1930-1933 was hij Research Fellow daar en vervolgens (1933) Assistant Professor of Physics, en Professor of Physics (1939). Gedurende de tweede wereldoorlog was hij ook actief in projecten voor het National Defence Research Committee en het Office of Scientific Research and Development. Zijn eerste onderzoeken waren op het gebied van r�ntgenstraling. Voor zijn doctoraalthesis bestudeerde hij de ruimtelijke verdeling van foto-electronen uit verschillende gassen door r�ntgenstraling. In 1930 begon hij kosmische straling te bestuderen met professor Millikan, wat leidde tot de ontdekking van het positon in 1932. Sinds 1933 werkte hij vooral aan straling en fundamentele deeltjes. In 1946 trouwde Anderson met Lorraine Bergman; ze kregen twee zonen, Marshall en David.

Het grootste deel van Andersons onderzoeken en ontdekkingen zijn gepubliceerd in The Physical Review and Science. Naast de Nobelprijs in 1936 ontving hij onder andere ook de Gold Medal of the American Institute of the City of New York (1935), Sc.D. of Colgate University (1937), Elliott Cresson Medal of the Franklin Institute (1937), Presidential Certificate of Merit (1945), LL.D. Temple University (1949), John Ericsson Medal of the American Society of Swedish Engineers (1960).

Carl David Anderson overleed in 1991.

Balmer, Johann Jakob

Johann Jakob Balmer werd geboren op 1 mei 1825 in Lausen, Zwitserland. Hij was vernoemd naar zijn vader, zijn moeder heette Elizabeth Rolle Balmer. Op de middelbare school blonk hij uit in mathematica en besloot dat onderwerp te gaan studeren. Dat deed hij aan de universiteit van Karlsruhe en de universiteit van Berlijn. Hij behaalde zijn doctoraal aan de universiteit van Basel in 1849. Dit is ook de plaats waar hij de rest van zijn leven zou doceren, vanaf 1859 aan de middelbare meisjesschool en vanaf 1865 aan de universiteit. Hij trouwde in 1865 met Christine Pauline Rinck en kreeg met haar zes kinderen.

Balmer wordt echter niet zozeer herinnerd vanwege zijn lessen, maar vanwege zijn werk aan spectraallijnen en zijn formule uit 1885, aangaande de spectraallijnen van het waterstofatoom. Deze publiceerde hij in een artikel dat jaar. Zijn enige andere artikel over spectraallijnen publiceerde hij in 1897. De reden waarom zijn formule werkte, werd door niemand, hemzelf incluis, begrepen. Daar moest de wereld op wachten tot het theoretische werk van Niels Bohr in 1913. De formule leidde later tot andere die gebaseerd waren op andere elementen, onder andere bedacht door Rydberg, Kayser en Runge.

Johann Balmer overleed op 12 maart 1898.

Bell, John Stewart

John Stewart Bell werd geboren in Belfast op 28 juli 1928, als de zoon van Annie n�e Stewart en John Bell. John werd thuis Stewart genoemd en werd pas John toen hij naar de universiteit ging. Met de leeftijd van 16 jaar zat hij echter onder de minimum toelaatbare leeftijd voor de plaatselijke universiteit, Queen�s. In plaats daarvan ging hij in 1944 naar de fysica afdeling als technicus, waar hij veel indruk maakte op de staf, professor Karl Emeleus en Dr Robert Sloane. Zij lieten hem de eerstejaarsvakken volgen tijdens zijn werk als technicus, en kon hij zich in 1945 inschrijven als student aan de universiteit. Hij studeerde af in experimentele fysica in 1948. Bell was vooral ge�nteresseerd in theoretische fysica en een jaar later studeerde hij nogmaals af, dit keer in mathematische fysica, in 1949. Hij ging naar de UK Atomic Energy Research Establishment (AERE) in Harwell, en snel daarna naar deeltjesversneller ontwerp in Malvern. Daar ontmoette hij zijn toekomstige vrouw Mary Ross, waarmee hij trouwde in 1954.

Bells werk tot 1953 bestond uit modellering van de paden van geladen deeltjes. Aan het eind van deze periode werd �strong focusing� ontdekt. Door zijn ervaring werd Bell al snel expert op het gebied. De deeltjesversneller ontwerpgroep verhuisde naar Harwell in 1951. Dat jaar kreeg Bell een jaar vrij om te werken met Rudolf Peierls in Birmingham. Daar ontdekte Bell het CPT theorema. Helaas deden Gerhard L�ders en Wolfgang Pauli dat moment hetzelfde werk, zodat het nu ook wel het L�ders-Pauli theorema genoemd word. Toen Bell terugkeerde naar Harwell in 1954 werd er net een groep opgezet voor werk aan elementaire deeltjesfysica. Hij behaalde hier zijn Ph.D. in in 1956. In 1960 verhuisde hij met zijn vrouw naar CERN, waar ze de rest van hun carri�re spendeerden. Tussen 1955 en 1984 publiceerde Bell zo�n 80 artikelen op het gebied van hoge-energie fysica en veldtheorie. Hij hielp ook in 1963 de eerste neutrino-experimenten te analyseren. Quantumtheorie was vooral zijn hobby. Hij was vooral voorstander van de mogelijkheid op verborgen variabelen. Zijn belangrijkste bijdrage is waarschijnlijk de �ongelijkheid van Bell�. Bij de Schr�dinger conferentie in 1987 pleitte hij ook voor de theorie van Ghirardi, Rimini and Weber (GRW) uit 1985. In 1990 publiceerde Bell een artikel genaamd "Against 'measurement'" in Physics World (augustus pp33-40), waarin hij zware kritiek gaf op von Neumanns collapse.

Bell werd een Fellow of the Royal Society in 1972, en ontving later vele prijzen voor zijn werk, zoals tussen 1987 en 1989 de Hughes Medal van de Royal Society, de Dirac Medal van het Institute of Physics en de Heineman Prize van de American Physical Society. Ook ontving hij in 1988 honorary degrees van Queen's University of Belfast en Trinity College in Dublin. Hij werd genomineerd voor een Nobelprijs en zou hem misschien wel gekregen hebben als hij nog wat langer geleefd had.

John Bell overleed op 1 oktober 1990.

Bohr, Niels Henrik David

Niels Henrik David Bohr werd geboren in Kopenhagen op 7 oktober 1885, als zoon van Christian Bohr en zijn vrouw Ellen n�e Adler. Hij ging naar de Kopenhaagse universiteit en behaalde zijn Masters in fysica in 1909 en zijn doctoraat in 1911. Toen hij nog student was deed hij een onderzoek naar grensvlakspanning waarvoor hij een gouden medaille kreeg van de universiteit. Dit werk werd gepubliceerd in Transactions of the Royal Society (1908). Zijn doctoraal verslag was een theoretisch onderzoek naar eigenschappen van metalen met behulp van electrontheorie. In 1911 verbleef hij in Cambridge, waar hij experimenteel werk volgde in het Cavendish Laboratory onder Sir J.J. Thomson. Professor Bohr trouwde in 1912 met Margrethe N�rlund. Ze kregen zes zonen.

Ook in 1912 werkte Bohr in professor Rutherfords laboratorium in Manchester. Na het voltooien van een theoretisch onderzoek naar de aborptie van alfastralen, in 1913 gepubliceerd in het Philosophical Magazine, ging hij door met een studie naar de atoomstructuur op basis van Rutherfords werk. Hij introduceerde een nieuwe structuur die, na verbeteringen, nog steeds dient als verklaring van de fysische en chemische eigenschappen van elementen. In 1913-1914 hield Bohr een Lectureship in fysica aan de universiteit van Kopenhagen en in 1914-1916 eenzelfde positie aan de Victoria University in Manchester. In 1916 werd hij benoemd tot professor in de theoretische fysica aan de Kopenhaagse universiteit, en sinds 1920 stond hij daar aan het hoofd van het Institute for Theoretical Physics. Zijn werk aan de atoomstructuur leverde in 1922 de Nobelprijs op.

Bohr's activiteiten waren sinds 1930 meer gericht op atoomkernen. In 1936 publiceerde hij "Neutron capture and nuclear constitution", Nature, 137 (1936) 344. Volgens dit artikel zou een vloeibare druppel een goed beeld geven van de kern. Deze liquid droplet theory leidde tot beter begrip van nucleaire fusie. Van professor Bohr's publicaties (zo�n 115), zijn de drie voornaamste vertaald in het Engels: "The Theory of Spectra and Atomic Constitution" (1924); "Atomic Theory and the Description of Nature" (1934); "The Unity of Knowledge" (1955). Gedurende de bezetting van Denemarken ontsnapte Bohr naar Zweden en bracht de overige oorlogsjaren in Engeland en Amerika door, waar hij bekend werd met het Atomic Energy Project. In latere jaren richtte hij zich op vredelievende toepassingen van atoomfysica en de politieke problemen als gevolg van atoomwapens, zoals met zijn Open Letter to the United Nations, op 9 juni 1950. Zijn laatste artikel werd (onvoltooid) gepubliceerd als: "Licht und Leben-noch einmal", Naturwiss., 50 (1963) 72: (engels: "Light and Life revisited", ICSU Rev., 5 ( 1963) 194).

Niels Bohr was president van de Koninklijke Deense Wetenschapsacademie, het Deense Kankercommite, en Chairman of the Danish Atomic Energy Commission. Hij was Foreign Member van de Royal Society (Londen), de Royal Institution, en academies in Amsterdam, Berlijn, Bologna, Boston, G�ttingen, Helsingfors, Boedapest, M�nchen, Oslo, Parijs, Rome, Stockholm, Uppsala, Wenen, Washington, Harlem, Moskou, Trondhjem, Halle, Dublin, Luik, en Cracow. Hij was Doctor, honoris causa, van de volgende universitaire instellingen: (1923-1939) - Cambridge, Liverpool, Manchester, Oxford, Kopenhagen, Edinburgh, Kiel, Providence, California, Oslo, Birmingham, Londen; (1945-1962) - Sorbonne (Paris), Princeton, Mc. Gill (Montreal), Glasgow, Aberdeen, Athene, Lund, New York, Basel, Aarhus, Macalester (St. Paul), Minnesota, Roosevek (Chicago, Ill.), Zagreb, Technion (Haifa), Bombay, Calcutta, Warsaw, Brussel, Harvard, Cambridge (Mass.), en Rockefeller (New York).

Niels Bohr overleed in 1962.

Boltzmann

Ludwig Boltzmann werd geboren in Wenen op 20 februari 1844. Hij studeerde aan de universiteit van Wenen van 1863 tot 1866, onder Josef Stefan. Zijn eerste artikel behandelde electrodynamica, maar zijn tweede was geweid aan de mechaniek van de tweede wet van de thermodynamica, waar hij later nog vaak op terug zou komen. Toen hij 25 jaar oud was, was hij al professor in de mathematische fysica aan de universiteit van Graz. Daar ontmoette hij zijn toekomstige vrouw Henriette von Aigentler, de eerste vrouwelijke student aan deze universiteit. Zijn wetenschappelijke carri�re bloeide op en hij was gelukkig getrouwd, maar toen in 1885 zijn moeder overleed, viel hij in zijn eerste zware depressie, een toestand waarin hij later nog vaak zou vervallen. Dat jaar produceerde hij maar één artikel, over statistische mechanica.

Vanaf dat moment was zijn leven tamelijk rusteloos. Hij werkte samen met Helmholtz in Berlijn, en gaf vervolgens toe aan de positie van professor in de fysica in 1888, aan de universiteit van Berlijn. Hij keerde snel terug op zijn beslissing zelfs nadat keizer Wilhelm al toestemming had gegeven. Twee jaar daarna ging Boltzmann naar de universiteit van München, waar hij zich totaal op theoretische fysica kon richten. Helaas kon de universiteit zijn pensioen niet zekerstellen, dus verhuisde hij in 1895 terug naar Wenen om Stefan op te volgen. Ook daar kreeg hij snel spijt van en in 1900 vertrok hij naar de universiteit van Leipzig, maar stond na twee jaar weer terug in Wenen. Hij is vooral bekend van zijn H-theorema, dat de eerste probabilistische uitdrukking gaf voor de entropie van een ideaal gas, en introduceerde hiermee zijn constante, later de constante van Boltzmann geheten. In een brief aan zijn moeder in 1872 zei hij dat bij zijn presentatie bijna niemand hem kon volgen, op Helmholtz na. Boltzmann ontwikkelde zijn statistische interpretatie van de tweede wet van de thermodynamica in 1877. In dit artikel kwam zijn bekende uitdrukking S = k log W voor het eerst naar voren (W werd later W). Helaas kwam Boltzmann wederom in een zware depressie terecht, ditmaal zo diep dat hij zelfmoord pleegde.

Ludwig Boltzmann overleed in September 1906.

Born, Max

Max Born werd geboren in Breslau op 11 December, 1882. Max ging naar school aan het K�nig Wilhelm's Gymnasium en zette zijn studie voort aan de universiteit van Breslau, Heidelberg, Zurich en G�ttingen. In de laatstgenoemde behandelde hij vooral mathematica onder Klein, Hilbert, Minkowski en Runge, maar studeerde hij ook astronomie onder Schwarzschild en fysica onder Voigt. Hij ontving een prijs van de filosofische faculteit van de universiteit van G�ttingen voor zijn werk betreffende de stabiliteit van elasticiteit in 1906 en studeerde een jaar later af met hetzelfde onderwerp. Born ging vervolgens naar Cambridge om te studeren onder Larmor en J.J. Thomson. Terug in Breslau, gedurende de jaren 1908-1909, werkte hij met te fycisi Lummer en Pringsheim, en bestudeerde hij de relativiteitstheorie waarna hij docent werd in G�ttingen. Hij accepteerde Michelson�s uitnodiging om naar Chicago te komen voor enkele experimenten (1912), keerde in 1915 terug naar Duitsland en publiceerde daar zijn eerste boek, Dynamik der Kristallgitter.

Aan het eind van de eerste wereldoorlog werd Born professor aan de universiteit van Frankfurt-am-Main. Zijn assistent was Otto Stern. Hij ging naar G�ttingen als professor in 1921 en bleef daar twaalf jaar, slechts onderbroken door een reis naar Amerika in 1925. Hij werkte in deze tijd o.a. samen met Pauli, Heisenberg, Jordan, Fermi, Dirac, Hund, Hylleraas, Weisskopf, Oppenheimer, Joseph Mayer en Maria Goeppert-Mayer. Gedurende de jaren 1925 en 1926 publiceerde hij, samen met Heisenberg en Jordan, onderzoeken naar de principes van quantummechanica (matrixmechanica) en daarna zijn eigen statistische interpretatie. Evenals vele andere Duitse wetenschappers was hij gedwongen te emigreren in 1933 en hij werd uitgenodigd in Cambridge, waar hij drie jaar bleef als Stokes Lecturer. Gedurende 1935-1936 zat Born zes maanden in Bangalore aan het Indian Institute of Science, waar hij werkte met Sir C.V. Raman. In 1936 werd hij benoemd tot Tait Professor of Natural Philosophy in Edinburgh, waar hij werkte tot zijn pensioen in 1953.

Max Born ontving de volgende prijzen - de Stokes Medal of Cambridge, de Max Planck Medaille der Deutschen Physikalischen Gesellschaft; de Hughes Medal of the Royal Society, London, de Hugo Grotius Medal for International Law, en ook de MacDougall-Brisbane Prize en de Gunning-Victoria Jubilee Prize of the Royal Society, Edinburgh. In 1953 werd hij benoemd tot ereburger van G�ttingen en een jaar daarna kreeg hij de Nobelprijs voor fysica. Hij ontving eveneens de Grand Cross of Merit with Star of the Order of Merit van de German Federal Republic in 1959.

Max Born overleed in 1970.

Bose, Satyendranath

Satyendranath Bose werd geboren op 1 januari 1894 in Calcutta, in India. Hij studeerde aan de universiteit van Calcutta en doceerde daar vervolgens in 1916. Daarna doceerde hij aan de universiteit van Dacca (1921-45), en toen weer in Calcutta (1945-56). Hij verrichte belangrijk werk op het gebied van quantumtheorie, vooral op het gebied van Plancks wetten aangaande de stralingspatronen van zwarte lichamen. Bose zond zijn werk geheten �Planck's Law and the Hypothesis of Light Quanta� (1924) naar Einstein, om te vragen naar zijn mening. Het belangrijkste gegeven in dit artikel was dat hij erin geslaagd was een groot bezwaar tegen lichtquanta uit de weg te ruimen. Om deze reden vertaalde Einstein het artikel in het Duits en het werd met grote aanbeveling naar Zeitschrift f�r Physik gestuurd. Einstein breidde Boses verhandeling uit naar materiedeeltjes van een constante hoeveelheid en publiceerde enkele artikelen over deze uitbreiding. Bose publiceerde ook materiaal aangaande statistische mechanica, wat leidde tot de zogenaamde Bose-Einstein statistiek. De deeltje die aan deze statistiek voldeden zouden later door Dirac bosonen genoemd worden.

Satyendranath Bose overleed in 1974.

Broglie, Prince Louis-Victor de

Prince Louis-Victor de Broglie werd geboren in Dieppe op 15 augustus 1892, als zoon van Victor, Duc de Broglie en Pauline d'Armaill�. Hij richtte zich eerst op literatuurstudies en behaalde zijn geschiedenisdiploma in 1910. Daarna studeerde hij voor een wetenschapsdiploma dat hij behaalde in 1913. Toen de eerste wereldoorlog uitbrak werd hij in het leger opgenomen en was hij gestationeerd aan de Eiffeltoren, waar hij zijn vrije tijd spendeerde aan het bestuderen van technische problemen. Aan het einde van de oorlog hernam hij zijn studies in de algemene fysica. Hij specialiseerde zich in de theoretische fysica en vooral in de quantumtheorie. In 1924 produceerde hij een thesis aan de wetenschapsfaculteit van de universiteit van Parijs, geheten Recherches sur la Th�orie des Quanta, waarmee hij zijn doctoraal behaalde. Terwijl hij bleef publiceren nam hij ook een docerende positie in. Na dit twee jaar gedaan te hebben aan de Sorbonne mocht hij theoretische fysica doceren aan het Institut Henri Poincar� dat net in Parijs was gebouwd. Verscheidene van zijn colleges aan dit instituut zijn gepubliceerd.

Tussen 1930 en 1950 richtte hij vooral zijn aandacht op de verscheidene aspecten van de golfmechanica: Diracs electronentheorie, de nieuwe lichttheorie, de algemene theorie van spindeeltjes, toepassing van golfmechanica op nucleaire fysica enz. Hij publiceerde een groot aantal artikelen over deze onderwerpen en is auteur van meer dan vijfentwintig boeken op dit gebied. Sinds 1951 deed hij een tweede poging, samen met jongere collega�s, van een project uit 1927 met de naam de theory of the double solution om een causale interpretatie van golfmechanica in te voeren. De eerste poging was mislukt door bijna universele aanhang van fysici van de puur probabilistische interpretatie van Born. Nu hij weer terug was in dit onderdeel van zijn vakgebied, behaalde hij een aantal nieuwe resultaten, gepubliceerd in brieven naar de Comptes Rendus de l'Acad�mie des Sciences.

De Academie des Sciences gaf hem in 1929 de Henri Poincar� medaille (toen voor de eerste maal uitgereikt) en in 1932 de Albert I de Monaco prijs. In 1929 kreeg hij de Nobelprijs voor fysica "voor zijn ontdekking van de golfnatuur van electronen" en in 1952 de eerste Kalinga Prize van UNESCO voor zijn makkelijk toegankelijke teksten over moderne fysica. In 1956 ontving hij de gouden medaille van het Frans-Nationale wetenschapsintituut, werd hij verkozen tot lid van de Franse Wetenschapsacademie in 1933 en werd hij daar permanente secretaris van mathematische wetenschappen vanaf 1942. Sinds 1944 was hij lid van het Bureau des Longitudes, hij ontving het Grand Cross of the L�gion d'Honneur en is officier in de orde van Leopold van België. Hij heeft een eredoctoraat aan de universiteiten van Warschau, Boekarest, Athene, Lausanne, Quebec, en Brussel, en is lid van achttien buitenlandse academies in Europa, India, en de V.S.

Zijn belangrijkste publicaties zijn: "Recherches sur la th�orie des quanta", thesis Parijs (1924), "Ondes et mouvements" (1926), "Rapport au 5e Conseil de Physique Solvay" (1927), "La m�canique ondulatoire" (1928), "Une tentative d'interpr�tation causale et non lin�aire de la m�canique ondulatoire: la th�orie de la double solution" (1956), engelse vertaling: "Non-linear Wave Mechanics: A Causal Interpretation" (1960), "Introduction � la nouvelle th�orie des particules de M.Jean-Pierre Vigier et de ses collaborateurs" (1961), engelse vertalking: "Introduction to the Vigier Theory of elementary particles" (1963), "�tude critique des bases de l'interpr�tation actuelle de la m�canique ondulatoire" (1963), engelse vertaling: "The Current Interpretation of Wave Mechanics: A Critical Study" (1964).

Prince Louis-Victor de Broglie overleed in 1987.

Cerenkov, Pavel Alekseyevich

Pavel Alekseyevich Cerenkov werd geboren in de Voronezh regio op 28 juli, 1904. Zijn ouders, Aleksei en Mariya Cerenkov, waren boeren. Hij studeerde af aan de leerstoelgroep fysische mathematica van de universiteit van Voronezh in 1928, en in 1930 nam hij een post aan als senior wetenschapsofficier in het P.N. Lebedev instituut voor de fysica in de U.S.S.R. wetenschapsacademie. Hij werd benoemd tot sectieleider en in 1940 behaalde hij zijn doctoraat in fysisch mathematische wetenschappen. In 1953 werd hij professor in de experimentele fysica, en sinds 1959 leidde hij het foto-meson processen laboratorium.

Het was in 1934, toen hij werkte onder S.I. Vavilov, dat Cerenkov blauw stralingslicht waarnam uitgezonden door een waterfles die werd gebombardeerd met stralingsdeeltjes. Dit "Cerenkov effect", veroorzaakt door geladen kerndeeltjes die sneller bewegen dan de lichtsnelheid in het betreffende medium, bleek van groot belang te zijn in experimentele kernfysica en kosmische straling. Cerenkov kreeg Staatsprijzen in 1946 (samen met Vavilov, Frank, and Tamm) en in 1951. In 1958 ontving hij de nobelprijs voor de fysica, ook samen met Frank en Tamm.

Pavel A. Cerenkov overleed in 1990.

Chadwick, James

James Chadwick werd geboren in Cheshire, Engeland, op 20 oktober 1891, als zoon van John Joseph Chadwick en Anne Mary Knowles. Hij ging naar Manchester University in 1908 en rondde zijn fysicastudie af in 1911, waarna hij twee jaar spendeerde bij professor Rutherford in het Physical Laboratory in Manchester, waar hij werkte aan verscheidene radioactiviteitsproblemen. Hij behaalde zijn M.Sc. in 1913. Datzelfde jaar ontving hij de 1851 Exhibition Scholarship en vertrok naar Berlijn om te gaan werken aan de Physikalisch Technische Reichsanstalt in Charlottenburg onder Professor H. Geiger. Gedurende de eerste wereldoorlog was hij opgesloten in het Zivilgefangenenlager, Ruhleben. In 1919 keerde hij terug naar Engeland voor een Wollaston Studentship aan Gonville and Caius College in Cambridge, om verder te werken onder Rutherford. Chadwick slaagde er samen met Rutherford in lichte elementen te transmuteren met alfadeeltjes. Hij werd verkozen tot Fellow of Gonville and Caius College (1921-1935) en werd Assistant Director of Research in het Cavendish Laboratory (1923). In 1925 trouwde hij met Aileen Stewart-Brown. Ze kregen een tweeling.

In 1927 werd hij verkozen tot Fellow of the Royal Society. In 1932 bewees hij het bestaan van neutronen, waarvoor hij de Hughes Medal of the Royal Society kreeg, en vervolgens de nobelprijs in de fysica in 1935. Daarna ging hij naar Liverpool als Lyon Jones Chair of Physics van de University of Liverpool. Van 1943 tot 1946 werkte hij in de Verenigde Staten aan de atoombom. Daarna keerde hij terug in Engeland en in 1948 stopte hij met actieve fysica en zijn positie in Liverpool en ging hij verder als Master of Gonville and Caius College in Cambridge, tot 1959. Vanaf 1957 tot 1962 was hij lid van de United Kingdom Atomic Energy Authority.

Chadwick is samen met Lord Rutherford en C. D. Ellis auteur van het boek "Radiations from Radioactive substances" (1930). Sir James werd geridderd in 1945. Verder ontving hij de Copley Medal (1950) en de Franklin Medal van het Franklin Institute in Philadelphia (1951). Hij was Honorary Fellow of the Institute of Physics, ontving eredoctoraten van de universiteiten van Reading, Dublin, Leeds, Oxford, Birmingham, Montreal (McGill), Liverpool, en Edinburgh, en is lid van enkele buitenlandse academies zoals de Associ� de Acad�mie Royale de Belgique; buitenlands lid van de Kongelige Danske Videnskabernes Selskab en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen; Corresponderend lid van de S�chsische Akademie der Wissenschaften in Leipzig, Lid van de Pontificia Academia Scientiarum en het Franklin Institute en erelid van de American Philosophical Society en de American Physical Society.

Prof. Chadwick overleed in 1974

Chamberlain, Owen

Owen Chamberlain werd geboren in San Francisco op 10 juli 1920. Hij behaalde zijn bachelorstatus aan Dartmouth College in 1941. In het vroege 1942 voegde hij zich bij het Manhattan Project. Binnen het Manhattan Project werkte hij onder professor Emilio Segr�, zowel in Berkeley, California, als in Los Alamos, New Mexico. In 1946 vervolgde hij zijn afstudeerwerk aan de University of Chicago waar hij onder de begeleiding van professor Enrico Fermi zijn doctoraat behaalde in 1949.

In 1948 accepteerde hij een docentenplaats aan de University of California in Berkeley. In 1955 nam hij met Dr. Wiegand, Professor Segr�, en Dr. Ypsilantis deel in de ontdekking van het antiproton, waar Segr� en Chamberlain in 1959 de nobelprijs van de fysica voor ontvangen. Chamberlain is Fellow of the American Physical Society en lid van de National Academy of Sciences. Hij ontving de Guggenheim Fellowship in 1957 aan de University of Rome. Hij werd benoemd tot Professor of Physics aan de University of California, Berkeley, in 1958, en was Loeb Lecturer aan Harvard University in 1959.

Cockcroft, John Douglas

John Douglas Cockcroft werd geboren in Todmorden, Engeland, op 27 mei 1897. Hij ging naar de Todmorden Secondary School en studeerde wiskunde aan de Manchester University onder Horace Lamb in 1914-1915. Na gediend te hebben in de eerste wereldoorlog in de Royal Field Artillery keerde hij terug naar Manchester om electronica te studeren aan het College of Technology onder Miles Walker. Na twee jaar bij de Metropolitan Vickers Electrical Company ging hij naar St. John's College, Cambridge, om zijn studie wiskunde te volbrengen in 1924. Daarna kwam hij te werken bij Lord Rutherford in het Cavendish Laboratory. Hij werkte eerst samen met P. Kapitsa.

In 1928 begon hij zijn werk aan de versnelling van protonen bij hoge voltages. In 1932 sloeg hij er met Ernest Walton in om lithium in boor om te zetten met hoogenergetische protonen. In 1934 nam hij de leiding over het Royal Society Mond Laboratory in Cambridge. In 1929 werd hij eerst universitair demonstrateur, daarna in 1939 Jacksonian Professor of Natural Philosophy aan St. John�s College. In September 1939 nam hij een post aan als Assistant Director of Scientific Research in het Ministry of Supply en begon zijn werk aan het gebruik van radar voor kust- en luchtverdediging. Hij werd een lid van de Tizard Mission naar de United States in de herfst van 1940. Hierna werd hij benoemd tot Head of the Air Defence Research and Development Establishment.

In 1944 ging hij naar Canada om de leiding te nemen over het Canadian Atomic Energy project en werd hij Director of the Montreal and Chalk River Laboratories tot 1946 toen hij naar Engeland terugkeerde als Director of the Atomic Energy Research Establishment, Harwell. Hij ontving de nobelprijs voor de natuurkunde in 1951 samen met Walton. In de periode 1954-1959 was hij wetenschappelijk onderzoeker voor de U.K. Atomic Energy Authority. Hij was ook President of the Institute of Physics, the Physical Society (1960 tot 1962) en de British Association for the Advancement of Science (1961 tot 1963) geweest. Hij heeft eredoctoraten ontvangen van zo�n 19 universiteiten.

Professor Cockroft overleed in 1967.

Davisson, Clinton Joseph

Clinton Joseph Davisson werd geboren in Bloomington, Illinois, U.S.A., op 22 oktober 1881, als zoon van Joseph Davisson en Mary Calvert. Hij volgde het openbaar onderwijs in Bloomington en kreeg bij zijn eindexamen middelbare school in 1902 een beurs van de University of Chicago. In September begon hij daar met zijn studie en kwam hij onder de hoede van professor R.A. Millikan. In januari 1904 werd hij benoemd tot assistent in de fysica aan Purdue University met hulp van Professor Millikan. Hij keerde terug naar Chicago in juni 1904 en bleef aan de universiteit tot augustus 1905. In September, weer met hulp van Professor Millikan, werd hij benoemd tot part-time instructeur in de fysica aan Princeton University. Deze post behield hij tot 1910, onderwijl studerend onder Professor Francis Magie, Professor E. P. Adams, Professor (later Sir) James Jeans en Professor O.W. Richardson.

In augustus 1908 ontving hij zijn B.S. van de University of Chicago. Hij kreeg een Fellowship in Physics aan Princeton voor 1910-1911 en voldeed ondertussen aan zijn Ph.D. die hij ontving in 1911. In 1911 trouwde hij ook met Charlotte Sara Richardson, een zus van Professor Richardson. Ze kregen drie zonen en een dochter.

Vanaf september 1911 tot juni 1917 was hij instructeur in het Department of Physics aan het Carnegie Institute of Technology, Pittsburgh. Gedurende de zomer van 1913 werkte hij in het Cavendish Laboratory onder professor J.J. Thomson. In April 1917 werd hij geweigerd dienst te nemen in het Amerikaanse leger, maar in juni datzelfde jaar accepteerde hij een oorlogstijd- baan in de Engineering Department van de Western Electric Company (later Bell Telephone Laboratories), New York City. Na de oorlog ging hij verder als lid van de Technical Staff van de Telephone Laboratories.

In 1927 ontdekte hij het verschijnsel electronendiffractie na samenwerking met eerst Dr. C.H. Kunsman, en vanaf 1924 Dr. L.H. Germer. Gedurende dezelfde periode onderzocht hij thermische straling in samenwerking met Mr. J.R. Weeks, en thermionica met Dr. H.A. Pidgeon en Dr. Germer. Van 1947 tot 1949, was hij Visiting Professor of Physics aan de University of Virginia.

Hij ontving onder andere de Comstock Prize (1928), Elliott Cresson Medal (1931), de Hughes Medal (1935), de nobelprijs voor de fysica samen met George Thomson (1937) en de Alumni Medal door de University of Chicago (1941). Hij had eredoctoraten van Purdue University, Princeton University, de University of Lyon en Colby College.

Clinton Joseph Davisson overleed in 1958.

Dirac, Paul Adrien Maurice

Paul Adrien Maurice Dirac werd geboren op 8 augustus 1902 in Bristol, Engeland, als zoon van een Zwitserse vader en een Engelse moeder. Hij volgde onderwijs aan de Merchant Venturer's Secondary School in Bristol en ging toen naar Bristol University. Hier studeerde hij electrical engineering, en behaalde daarin een B.Sc. in 1921. Toen studeerde hij twee jaar lang mathematica aan deze universiteit, waarna hij naar St.John�s College in Cambridge ging als onderzoeksstudent in mathematica. Hij ontving hierin zijn Ph.D. in 1926. Het daaropvolgende jaar werd hij Fellow in St.John's College. In 1929, na vijf maanden in Amerika doorgebracht te hebben, bezocht hij Japan samen met Heisenberg, en keerde terug naar Europa via Siberië. In 1932 werd hij Lucasian Professor of Mathematics aan Cambridge. In 1937 trouwde Dirac met Margit Wigner uit Budapest.

Diracs werk behandelt vooral mathematische en theoretische aspecten van quantummechanica. Hij begon aan de nieuwe quantummechanica te werken zodra deze werd geïntroduceerd door Heisenberg en produceerde onafhankelijk een mathematisch equivalent die vooral bestond uit noncommutatieve algebra. Hij schreef een aantal artikelen die vooral gepubliceerd zijn in de Proceedings of the Royal Society, tot aan zijn relativistische electrontheorie (1928) en zijn gatentheorie (1930). De laatste theorie had behoefte aan een deeltje met dezelfde massa en tegenovergestelde lading van het bekende electron. Dit positon werd experimenteel ontdekt door C. D. Anderson in 1932, en zijn bestaan werd bewezen door Blackett and Occhialini (1933 ) in de fenomenen paarproductie en -annihilatie. Misschien het belangrijkste onderdeel van Diracs werk is zijn golfvergelijking, die speciale relativiteitstheorie introduceerde in Schr�dingers golfvergelijking.

Diracs publicaties zijn onder andere de boeken "Quantum Theory of the Electron" (1928) en "The Principles of Quantum Mechanics" (1930; 3rd ed. 1947). Hij werd verkozen tot Fellow of the Royal Society in 1930, en ontving hiervan de Royal Medal en de Copley Medal. Hij werd ook verkozen tot member of the Pontifical Academy of Sciences in 1961. Dirac heeft veel gereisd en studeerde aan talloze buitenlandse universiteiten, inclusief Kopenhagen, G�ttingen, Leiden, Wisconsin, Michigan en Princeton (in 1934, als bezoekend professor). In 1933 wint hij samen met Scrödinger de nobelprijs voor de fysica.

Einstein, Albert

Albert Einstein werd geboren in Ulm, Duitsland, op 14 Maart 1879. Zes weken later verhuisde de familie naar München waar hij later naar het Luitpold Gymnasium ging. Later verhuisden ze naar Italië en ging Albert naar school in Aarau, Zwitserland, waarna hij in 1896 ging studeren voor een baan als fysica- en mathematicaleraar aan de Federale Polytechnische School in Zurich. In 1901 behaalde hij zijn diploma en het Zwitsers staatsburgerschap. Hij accepteerde een baan als technisch assistent in het Zwitserse Patentbureau. In 1905 behaalde hij zijn doctoraal.

In het patentbureau deed hij veel opmerkelijk werk en in 1908 werd hij benoemd tot Privatdozent in Bern. In 1909 werd hij professor in Zurich, in 1911 professor theoretische fysica in Praag, en het jaar daarna terug in Zurich eenzelfde post. In 1914 werd hij benoemd tot Director van het Kaiser Wilhelm fysica instituut en professor aan de universiteit van Berlijn. Hij werd Duits staatsburger in 1914 en bleef in Berlijn tot 1933 toen hij om politieke redenen emigreerde naar Amerika voor de positie van Professor of Theoretical Physics aan Princeton. Hij werd burger van de Verenigde Staten in 1940 en stopte met zijn baan in 1945. Hierna was Einstein een vooraanstaand figuur in de World Government beweging, werd hem het presidentschap van Israel aangeboden, dat hij afsloeg, en werkte hij samen met Dr. Chaim Weizmann om de Hebreeuwse universiteit van Jerusalem op te richten.

Aan het begin van zijn wetenschappelijke werk realiseerde Einstein de onvolkomendheden van Newtonse mechanica en zijn speciale relativiteitstheorie kwam voort uit een poging de mechanicawetten te verzoenen met de electromagnetische veldtheorie. Hij behandelde klassieke problemen van statistische mechanica en de quantumtheorie, wat leidde tot een uitleg van de Brownse beweging. Hij onderzocht de thermische eigenschappen van licht met lage stralingsdichtheid en zijn observaties leidden tot de grondslag van de theorie van fotonen.

In zijn vroege dagen in Berlijn bedacht Einstein dat de juiste interpretatie van de speciale relativiteitstheorie ook tot een zwaartekrachtstheorie moest leiden en in 1916 publiceerde hij een artikel over de algemene relativiteitstheorie. Gedurende deze tijd bestudeerde hij ook stralingstheorie en statistische mechanica. In de jaren 20 trachtte hij een verenigde veldtheorie te maken, maar maakte hij ook kritiek op de statistische interpretatie van de quantummechanica. Hij had een bijdrage aan statistische mechanica bij zijn ontwikkeling van de quantumtheorie van een monoatomig gas en behandelde ook atoomtransitie waarschijnlijkheden en relativistische kosmologie. Na zijn pensioen probeerde hij de basisconcepten van de fysica te verenigen met geometrisatie.

Einstein�s belangrijkste werk omvat "Special Theory of Relativity" (1905), "Relativity" (Engelse vertaling, 1920 en 1950), "General Theory of Relativity" (1916), "Investigations on Theory of Brownian Movement" (1926), en "The Evolution of Physics" (1938). "About Zionism" (1930), "Why War?" (1933), "My Philosophy" (1934), en "Out of My Later Years" (1950) zijn de belangrijkste niet-wetenschappelijke. Albert Einstein ontving eredoctoraten in natuurwetenschappen, medicijnen en filosofie van vele Europese en Amerikaanse universiteiten. In de jaren 20 lecteerde hij in Europa, Amerika en het Verre Oosten en ontving hij Fellowships of Memberships van alle leidende wetenschappelijke academies ter wereld. Hij kreeg talloze onderscheidingen, waaronder de nobelprijs voor de fysica in 1921, de Copley Medal van de Royal Society of London in 1925, en de Franklin Medal van het Franklin Institute in 1935.

Einstein trouwde met Mileva Maritsch in 1901 en zij hadden twee zonen; hun huwelijk werd nietig verklaard in 1917 en hij trouwde daarna zijn nicht Elsa Einstein, die overleed in 1936.

Albert Einstein overleed in 1955.

Fermi, Enrico

Enrico Fermi werd geboren in Rome op 29 september 1901, als zoon van Alberto Fermi en Ida de Gattis. Hij studeerde vier jaar aan de universiteit van Pisa en behaalde hier zijn doctoraal in de fysica in 1922. In 1923 spendeerde hij een aantal maanden met professor Max Born in G�ttingen. Door een Rockefeller Fellowship verhuisde hij in 1924 naar Leiden om te werken met Paul Ehrenfest, en later dat jaar keerde hij terug naar Italië om twee jaar Lecturer in Mathematical Physics and Mechanics te worden aan de universiteit van Florence. In 1926 ontdekte Fermi de statistische wetten die nu bekend staan als de �Fermi statistiek�, die het gedrag beheerst van de deeltjes die voldoen aan het Pauliprincipe (worden nu �fermionen� genoemd). In 1927 werd Fermi verkozen tot professor in de theoretische fysica aan de universiteit van Rome, een post die hij behield tot 1938, toen hij onmiddelijk na zijn ontvangst van de Nobelprijs naar Amerika emigreerde om Mussolini�s bewind te vermijden. Gedurende zijn eerste jaren in Rome hield hij zich bezig met electrodynamica en theorie van de spectroscopie. Professor Fermi trouwde met Laura Capon in 1928. Ze kregen een zoon Giulio en een dochter Nella.

In 1934 ontwikkelde hij de �-verval theorie, met verwijzingen naar Pauli�s neutrino-idee. Na de ontdekking van kunstmatige radioactiviteit (1934) door Curie en Joliot, demonstreerde hij dat nucleaire transformatie plaatsvind in bijna ieder element dat door neutronen wordt gebombardeerd. Hierdoor werden dat jaar langzame neutronen ontdekt, wat tot de ontdekking van nucleaire splijting en nieuwe elementen leidde. Dit werk vervolgde hij in de Verenigde Staten, waar hij werd benoemd tot Professor of Physics aan Columbia University (1939-I942). Na de ontdekking van splijting, door Hahn en Strassmann in 1939, zag hij onmiddelijk de mogelijkheid van een nucleaire kettingreactie, die hij vervolgens ook in de praktijk bracht in Chicago op 2 December 1942. Hij maakte vervolgens deel uit van het Manhattan Project. In 1944 werd Fermi een Amerikaans burger, en na de oorlog (1946) accepteerde hij een professorschap aan het Institute for Nuclear Studies van de University of Chicago. Daar bestudeerde hij hoge-energie fysica en pion-nucleon interactie. Gedurende de laatste jaren van zijn leven hield hij zich bezig met de mysterieuze kosmische straling.

Professor Fermi was auteur van verscheidene artikelen waaronder: "Sulla quantizzazione del gas perfetto monoatomico", Rend. Accad. Naz. Lincei, 1935 (ook in Z. Phys., 1936), verscheidene papieren in Rend. Accad. Naz. Lincei, 1927-28. Een samenvatting van dit werk in: Quantentheorie und Chemie, "Uber die magnetischen Momente der AtomKerne", Z. Phys., 1930. "Tentativo di una teoria dei raggi �", Ricerca Scientifica, 1933 (ook Z. Phys., 1934) "Radioattivit� indotta dal bombardamento di neutroni" in Ricerca Scientifica, 1934. Al zijn werk is samengevat in de volgende werken door hemzelf en anderen: "Artificial radioactivity produced by neutron bombardment", Proc. Roy. Soc., 1934 en 1935; "On the absorption and diffusion of slow neutrons", Phys. Rev., 1936. "Sul moto dei neutroni lenti", Ricerca Scientfica, 1936. Zijn Collected Papers werden gepubliceerd door een commite onder leiding van zijn vriend en pupil professor E. Segr�. Fermi was lid van verscheidene instellingen in Italie en andere landen. Hij mocht als eerste de prijs ontvangen die nu zijn naam draagt, voor zijn werk aan het atoom. In 1938 won hij de nobelprijs voor de fysica.

Enrico Fermi overleed in Chicago op 29 November, 1954

Feynman, Richard Philips

Richard P. Feynman werd geboren in New York City op 11 mei 1918. Hij studeerde aan de Massachusetts Institute of Technology waar hij zijn B.Sc. behaalde in 1939 en aan Princeton University waar hij zijn Ph.D. behaalde in 1942. He was onderzoeksassistent aan Princeton (1940-1941), Professor of Theoretical Physics aan Cornell University (1945-1950), Visiting Professor en vervolgens Professor of Theoretical Physics aan de California Institute of Technology (CalTech) (1950-1959). Later werd hij Richard Chace Tolman Professor of Theoretical Physics aan CalTech.

Naast quantummechanica was hij zich op veel andere wetenschappelijke vlakken actief. Zijn "Lectures on Physics� zijn voor iedere natuurwetenschapper aan te bevelen. Ze behandelen de natuurkunde op een zeer heldere wijze. De quantummechanica komt in volume 3 aan bod.

Professor Feynman is lid van de American Physical Society, de American Association for the Advancement of Science; de National Academy of Science; in 1965 werd hij gekozen tot foreign member of the Royal Society in Londen. Hij heeft onder meer de volgende prijzen ontvangen: Albert Einstein Award (1954, Princeton), Einstein Award (Albert Einstein Award College of Medicine), Lawrence Award (1962) en de Nobelprijs voor de fysica (1995).

Richard Feynman overleed in 1988.

Gell-Mann, Murray

Murray Gell-Mann werd geboren op 15 september 1929, in New York City. Hij behaalde zijn B.Sc. aan de Universiteit van Yale in 1948, en zijn Ph.D. in 1951 aan het Technologisch Instituut van Massachusetts. In 1952 werd hij lid van het Instituut voor Geavanceerde Studies, gedurende 1952-1953 was hij instructeur aan de Universiteit van Chicago, vanaf 1953 tot 1954 was hij assistent professor en in 1954 werd hij benoemd tot Associate Professor voor het onderzoek aan dispersierelaties. In deze periode ontwikkelde hij de zogenaamde �strangeness�- theorie en de �eightfold way�- theorie. In 1956 werd hij benoemd tot Professor, zijn onderzoek richtte zich toen meer op zwakke interactietheorie�n. In 1959 kreeg professor Gell-Mann de Dannie Heineman prijs van de American Physical Society. Hij is eveneens lid van de Nationale Wetenschapsacademie (VS). Ook heeft hij de Nobelprijs voor fysica gewonnen.

Hahn, Otto

Otto Hahn werd geboren op 8 maart 1879 in Frankfurt-am-Main. Vanaf 1897 studeerde hij chemie in Marburg en München, en behaalde zijn doctoraat in 1901 in Marburg met een thesis over organische chemie. Hij kreeg een post als assistent in het chemisch instituut in Marburg, bleef daar twee jaar, waarna hij werkte onder Sir William Ramsay aan University College, Londen, van de herfst van 1904 tot de volgende zomer. Zijn werk werd beloond met de ontdekking van een nieuwe radioactieve substantie, radiothorium. Van de herfst van 1905 tot de zomer het volgende jaar zat Hahn aan het Physical Institute of McGill University in Montreal (Canada) werkend onder professor Ernest Rutherford. Daar ontdekte hij radioactinium en onderzocht samen met Rutherford alfastraling van radiothorium en radioactinium. Met zijn terugkeer naar Europa verhuisde hij naar Berlijn, naar het chemisch instituut van de universiteit en kwalificeerde daar als docent in 1907, en ontdekte dat jaar ook mesothorium. Aan het einde van 1907 kwam Dr. Lise Meitner naar Berlijn uit Wenen en begon met Hahn een samenwerking die dertig jaar zou duren. Hun gezamenlijke werk omvatte beta-straling, magnetische spectra, etc. In 1913 trouwde Hahn met Edith Junghans en kreeg met haar een zoon, Hanno, geboren in 1922, die omkwam bij een ongeluk in 1960.

Tussen 1914 en 1918 ging Hahn in het leger maar hij hervatte zijn onderzoek met professor Meitner in 1918, en ontdekte protactinium. Hij ontdekte vervolgens ook uranium Z, het eerste geval van nucleair isomerisme en verdere radioactieve substanties. Hij ontwikkelde ook de strontiummethode om de leeftijd van geologische perioden te bepalen. Na de ontdekking van kunstmatige radioactiviteit door Jean Fr�d�ric Joliot en Irène Joliot-Curie en het gebruik van neutronen door Fermi voor atomaire kernprocessen, werkte Hahn wederom samen met professor Meitner en nadien met Dr. Strassmann aan het radioactief maken van uranium en thorium met neutronen. In 1912 werd hij wetenschappelijk lid van het keizer Wilhelm instituut voor chemie en werd hoofd van dit instituut in 1928. In 1933 werd hij Visiting Professor aan Cornell University, Ithaca, New York. Zijn meest spectaculaire ontdekking kwam in 1938. Samenwerkend met Dr. Strassmann, ontdekte Hahn splijting van uranium en thorium en zijn eerste publicatie over dit onderzoek verscheen op 6 januari en 10 februari 1939, in Naturwissenschaften.

Op 1 april 1946, werd hij president van de Kaiser Wilhelm Societeit en vanaf 28 february 1948, was hij president van de Max Planck Societeit in west-Duisland, en werd tenslotte erepresident in mei 1960. Hahn heeft lidmaatschappen van de academies van Berlijn, G�ttingen, Munchen, Halle, Stockholm, Wenen, Boston, Madrid, Helsinki, Lisabon, Mainz, Rome (Vaticaan), Allahabad, Kopenhagen, en de Indische Academy of Sciences.

Otto Hahn overleed in 1968.

Heisenberg, Werner

Werner Heisenberg werd geboren op 5 December 1901 in W�rzburg, als zoon van Dr. August Heisenberg en Annie Wecklein. In 1920 ging hij naar de universiteit van M�nchen om fysica te studeren onder Sommerfeld, Wien, Pringsheim, en Rosenthal. Tijdens de winter van 1922-1923 ging hij naar G�ttingen om te studeren onder Max Born, Franck, en Hilbert. In 1923 ontving hij zijn Ph.D. aan de universiteit van M�nchen en werd hij assistent van Max Born aan de universiteit van G�ttingen, en in 1924 behaalde hij de venia legendi aan deze universiteit. Van 1924 tot 1925 werkte hij met Niels Bohr aan de universiteit van Kopenhagen. In 1926 werd hij daar benoemd tot Lecturer in Theoretical Physics en in 1927 werd hij benoemd tot Professor of Theoretical Physics aan de universiteit van Leipzig. In 1929 gaf hij gastcolleges door de Verenigde Staten, Japan en India. In 1937 trouwde Heisenberg met Elisabeth Schumacher. Ze kregen zeven kinderen.

In 1941 werd hij benoemd tot Professor of Physics aan de universiteit van Berlijn en Hoofd van het Kaiser Wilhelm Instituut. In 1946 reorganiseerde hij met zijn collega's het Institute for Physics in G�ttingen. Dit instituut werd in 1948 hernoemd tot het Max Planck Institute for Physics, werd in 1955 verplaatst naar M�nchen en werd weer hernoemd tot het Max Planck Institute for Physics and Astrophysics. Nog steeds als Hoofd van het Instituut ging hij mee naar M�nchen en werd hij in 1958 benoemd tot Professor of Physics aan de Universiteit van M�nchen. In 1948 verbleef Heisenberg voor enkele maanden in Cambridge, Engeland, en in 1950 en 1954 werd hij uitgenodigd in de Verenigde Staten. In de winter van 1955-1956 gaf hij de Gifford Lectures aan de University of St. Andrews, Schotland.

Heisenberg's naam is vooral bekend door zijn matrixmechanica uit 1925, waarvoor hij in 1932 de Nobelprijs in de fysica ontving, en zijn onzekerheidsprincipe, dat hij in 1927 publiceerde. Vanaf 1957 was Heisenberg geïnteresseerd in plasmafysica en thermonucleaire processen en werkte hij samen met het Internationaal Instituut voor Atoomfysica in Genève. Hij was hier enkele jaren Chairman van de Scientific Policy Committee en bleef lid. In 1953 werd hij president van de Alexander von Humboldt Foundation. Sinds toen concentreerden zijn theorieën zich op de veldtheorie van elementaire deeltjes.

Behalve vele medailles en prijzen ontving Heisenberg eredoctoraten van de universiteit van Brussel, van de Technological University Karlsruhe, en de universiteit van Budapest. Hij ontving eveneens de Order of Merit of Bavaria, en de Grand Cross for Federal Services met Ster (Duitsland). Hij is Fellow of the Royal Society of London en Knight of the Order of Merit (Peace Class), lid van de Academies of Sciences van G�ttingen, Bavaria, Saxon, Pruissen, Zweden, Roemenië, Noorwegen, Spanje, Nederland, Rome (Pontificaal), de Duitse Akademie der Naturforscher Leopoldina (Halle), de Accademia dei Lincei (Rome), en de American Academy of Sciences. Gedurende 1949-1951 was hij President van de Deutsche Forschungsrat en in 1953 werd hij President van de Alexander von Humboldt Foundation.

Werner Heisenberg overleed in 1976.

Joliot, Jean Fr�d�ric

Jean Fr�d�ric Joliot werd geboren in Parijs op 19 maart 1900, en voltooide de Ecole de Physique et Chimie van Parijs. Zijn vader was Henri Joliot en zijn moeder was Emilie Roederer. In 1925 werd hij aan het Radium Instituut assistent van Marie Curie, met wiens dochter Irène hij trouwde in 1926. Ze kregen een dochter Helene en een zoon Pierre.

Hij behaalde zijn Doctor of Science in 1930, met een thesis over electrochemie van radio-elementen, en doceerde aan de wetenschapsfaculteit van Parijs in 1935. In deze periode deed hij onderzoek aan de atoomstructuur, meestal in samenwerking met zijn vrouw Ir�ne. Zij deden vooral werk aan kernprojectie, een essenti�le stap in de ontdekking van het neutron en het positon. Hun grootste ontdekking was die van kunstmatige radioactiviteit in 1934. Voor deze ontdekking ontvingen ze in 1935 de Nobelprijs in chemie. In 1934 werd Joliot ook lid van de socialistische parij, de S.F.I.O.

In 1937 werd hij benoemd tot professor aan het Coll�ge de France. Hij verliet het Radium Instituut en bouwde voor zijn nieuwe laboratorium voor nucleaire chemie het eerste cyclotron in West Europa. Na de ontdekking van uraniumsplijting produceerde hij fysiek bewijs van het fenomeen, samen met Hans Halban en Lev Kowarski. Samen met Francis Perrin werkte hij aan kettingreacties. Aan het begin van de tweede wereldoorlog zorgde Joliot voor het transport van zijn belangrijkste werk naar Engeland. Gedurende de bezetting was hij actief in het verzet; hij was president van het nationaal front en richtte de Franse Communistische Partij op.

Na leiding te hebben gegeven aan het Centre National de la Recherche Scientifique (1945), werkte hij voor Atomic Energy (1946). Hij raakte zijn posities kwijt om politieke redenen en behield alleen controle over zijn laboratorium. Hij nam nu vooral deel aan politiek en werd verkozen tot president van de World Peace Council. Na de dood van Irene Joliot-Curie, in 1956, werd hij, terwijl hij zijn professorschap aan het Coll�ge de France behield, het hoofd kernfysica aan de Sorbonne, de positie van zijn vrouw overnemend. Joliot was lid van de franse academies van wetenschap en medicijnen. Hij was ook lid van verscheidene buitenlandse academies, en behield eredoctoraten van verscheidene universiteiten. Hij was Commandeur in het Erelegioen. Joliot besteedde de laatste twee jaar van zijn leven aan de inauguratie en ontwikkeling van een centrum voor kernfysica in Orsay, waar zijn vrouw mee was begonnen.

Jean Fr�d�ric Joliot overleed in Parijs in 1958.

Joliot-Curie, Irène

Ir�ne Curie werd geboren in Parijs, op 12 september 1897, als de dochter van Pierre en Marie Curie, en trouwde in 1926 met Fr�d�ric Joliot, met wie ze ook samenwerkte. Jean Fr�d�ric en Irene Joliot-Curie kregen een dochter Helene en een zoon Pierre.

Na haar studies aan de wetenschapsfaculteit van Parijs diende ze als verpleegster radiografe gedurende de eerste wereldoorlog. Ze werd Doctor of Science in 1925, met een thesis over alfastraling in polonium. Alleen en later in samenwerking met haar man deed ze belangrijk werk aan natuurlijke en kunstmatige straling, transmutatie van elementen en kernfysica. Ze deelden samen de Nobelprijs chemie voor 1935, vanwege hun synthese van radioactieve elementen, samengevat in hun "Production artificielle d'�l�ments radioactifs. Preuve chimique de la transmutation des �l�ments" (1934).

In 1938 was haar onderzoek aan het effect van neutronen op zware elementen een belangrijke stap naar de ontdekking van uraniumsplijting. Ze doceerde sinds 1932 aan de universiteit van Parijs en werd daar in 1937 professor in de wetenschapsfaculteit, en daarna leidster van het Radium Institute in 1946. Ze was ook zes jaar voor het departement Atoomenergie, en Ir�ne nam deel in de creatie daarvan. Ze was ook verantwoordelijk voor de inauguratie van het centrum voor nucleaire fysica in Orsay waar ze ook de plannen voor maakte. Ze had veel interesse in de sociale en intellectuele ontwikkeling van vrouwen; ze was lid van het Comit� National de l'Union des Femmes Fran�aises en de World Peace Council. In 1936 werd Ir�ne Joliot-Curie benoemd tot onderstaatssecretaris voor wetenschappelijk onderzoek. Ze was lid van verscheidene buitenlandse academies en wetenschappelijke verenigingen, behaalde eredoctoraten van verscheidene universiteiten en was officier van het erelegioen.

Irène Joliot-Curie overleed in Parijs in 1956.

Langmuir, Irving

Irving Langmuir werd geboren in Brooklyn, New York, op 31 januari 1881, als zoon van Charles Langmuir en Sadie Langmuir-Comings. Hij ging naar vele middelbare scholen in de V.S. en zelfs in Parijs (1892-1895). Hij studeerde af als metallurgisch ingenieur aan de School of Mines aan Columbia University in 1903. Verdere studie in fysische chemie onder Nernst in G�ttingen brachten hem zijn M.A. en Ph.D. in 1906. Na zijn terugkeer in de V.S. werd Dr. Langmuir Instructor in Chemistry aan het Stevens Institute of Technology in Hoboken, New Jersey, waar hij lesgaf tot juli 1909. Hij ging toen naar het Research Laboratory van de General Electric Company in Schenectady waar hij uiteindelijk Associate Director werd. Langmuirs studies omvatten chemie en fysica en waren vooral voortgekomen uit studies naar vacuüm fenomenen. Hij was de eerste die stabiele geadsorbeerde mono-atomische films op wolfraam en platina waarnam en kon hiervoor een algemene theorie opstellen. Hij bestudeerde ook structuur en valentie en nam deel aan de theorie van Lewis over gedeelde electronen. Hij trouwde met Marion Mersereau in 1912. Ze kregen een zoon Kenneth en een dochter Barbara.

Hij ontving vele prijzen waaronder de Nichols Medal (1915 en 1920), Hughes Medal (1918), Rumford Medal (1921), Cannizzaro Prize (1925), Perkin Medal (1928), School of Mines Medal (Columbia University, 1929), Chardler Medal (1929), Willard Gibbs Medal (1930), Popular Science Monthly Award (1932), Nobelprijs chemie (1932), Franklin Medal en Holly Medal (1934), John Scott Award (I937), "Modern Pioneer of Industry" (1940), Faraday Medal (1944), Mascart Medal (1950).

Hij was eveneens Foreign Member van de Royal Society of London, Fellow van de American Physical Society, Honorary Member van de British Institute of Metals, en de Chemical Society (Londen). Hij diende ook als president van de American Chemical Society en president van de American Association for the Advancement of Science. Hij ontving eredoctoraten van de universiteiten van Northwestern, Union, Edinburgh (Schotland), Columbia, Kenyon, Princeton, Lehigh, Harvard, Oxford, Johns Hopkins, Rutgers, Queens (Canada), en het Stevens Institute of Technology.

Irving Langmuir overleed op 16 augustus 1957.

Lenard, Philipp von

Philipp von Lenard werd geboren in Pozsony in Hongarije op 7 juni, 1862. Hij studeerde fysica in Boedapest, Wenen, Berlijn en Heidelberg onder Bunsen, Helmholtz, K�nigsberger en Quincke en in 1886 behaalde hij zijn Ph.D. in Heidelberg. Vanaf 1892 werkte hij als Privatdozent en assistent van professor Hertz aan de universiteit van Bonn. In 1895 werd hij fysicaprofessor in Aix-la-Chapelle en in 1896 professor theoretische fysica aan de universiteit van Heidelberg. In 1898 werd hij benoemd tot Professor Ordinarius aan de universiteit van Kiel. Lenards eerste werk was op het gebied van mechanica en in 1894 publiceerde hij "Principles of Mechanics" gebaseerd op werk van Hertz. Daarna bestudeerde hij met W. Wolf de helderheid van fotografische ontwikkelingsvloeistof. Op dat moment deed hij ook een studie naar magnetisme en in samenwerking met V. Klatt zogenoemde zelf-stralende stoffen. Dit werk was het begin van een studie van 18 jaar op dit gebied.

In 1888 verrichte Lenard zijn eerste werk aan kathodestralen, toen hij in Heidelberg onder Quincke werkte. In 1892 zou hij als assistent van Hertz aan de universiteit van Bonn zijn zogenaamde "Lenard raam" ontdekken, bij de poging kathodestraling en de daardoor veroorzaakte fluorescentie te scheiden. Hij breidde zijn onderzoek later uit tot het foto-electrisch effect. Zijn ontdekkingen hieraan strookten niet met de theorie van toen en zouden niet verklaard worden tot Einstein in 1905. Lenard heeft Einstein nooit vergeven dat Einsteins naam verbonden werd aan werk wat Lenard gedaan had. In 1903 publiceerde hij zijn idee van het atoom als samenstelling van wat hij "dynamides" noemde, dat zeer kleine dingen waren gescheiden door grote afstanden; het waren electrische dipolen verbonden door twee gelijke ladingen van tegengesteld teken wiens totale massa gelijk was aan de atoommassa. In zijn latere jaren bestudeerde Lenard de oorsprong van spectraallijnen. Lenard liet zien dat in iedere zogenaamde serie een verandering had plaatsgevonden in het atoom en dat deze verandering bepaalde welke serie zich ontwikkelde.

Von Lenard ontving eredoctoraten van de universiteiten van Christiania (Oslo) (1911), Dresden (1922), Pressburg (1942), de Franklin Medal in 1905, het adelaarsschild van het Duitse Rijk in 1933. Hij wordt nu echter meestal vermeden omdat hij overtuigd lid werd van Hitler's National Socialistische Partij. De partij maakte hem hoofd arische fysica. Hij schreef onder andere de boeken Ueber Aether und Materie (tweede editie 1911), Quantitatives �ber Kathodenstrahlen (1918), Ueber das Relativit�tsprinzip (1918) en Grosse Naturforscher (tweede editie 1930).

Von Lenard overleed op 20 mei, 1947 in Messehausen.

London, Fritz Wolfgang

Fritz W. London werd geboren in 1900 in Polen. Hij behaalde zijn Ph.D. in filosofie aan de universiteit van München, en zijn Ph.D. in fysica in Parijs, in 1937. Na Nazi Duitsland ontvlucht te zijn in 1933 werkte hij aan verscheidene universiteiten, waaronder Oxford en Parijs. In het midden van de jaren dertig stelde hij samen met zijn broer Heinz de London vergelijkingen van supergeleiding op. Hij was professor in de theoretische chemie aan Duke University van 1939 tot 1954. Hij specialiseerde zich vooral in de fysica bij lage temperaturen en quantumchemie, in samenwerking met Walter Heitler. Hij schreef verscheidene artikelen en is de auteur van "Superfluids" (1950, 1954).

Fritz London overleed in 1954

Maxwell, James Clerk

James Clerk Maxwell werd geboren op 13 juni 1831 in Edinburgh, Schotland. Toen hij acht jaar oud was stierf zijn moeder. Hierdoor kon hij niet langer zoals gepland tot zijn dertiende thuis opgeleid worden. Na een mislukte poging van een zestienjarige leraar aan huis werd hij toch Edinburgh Academy gestuurd. Op 1846 schreef hij een artikel over de wiskundige eigenschappen van ovalen. Zijn idee�n waren niet geheel nieuw, aangezien Descartes ook zulke eigenschappen had gedefinieerd, maar het was opmerkelijk werk voor een veertienjarige. Maxwell behaalde zijn fellowship en studeerde af in mathematica aan Trinity College in 1854. Maxwell bleef in Cambridge waar hij doceerde en kreeg toen een Fellowship van Trinity om zijn werk voort te zetten. Eén van zijn belangrijkste bevindigen was zijn uitbreiding en mathematische formulering van Faradays theorie�n over electriciteit en magnetische veldlijnen. In 1856 werd zijn vader echter ziek en probeerde hij een baan dichter bij huis te krijgen. Na zijn vaders dood op 3 april keerde hij terug naar Cambridge, maar kreeg in november toch nog een post in Aberdeen. Hij trouwde met Katherine Mary Dewar in juni 1859.

In 1860 werd Maxwell benoemd tot de chair of Natural Philosophy aan King's College in Londen, dat hij bleef voor zes jaar. Rond 1862 berekende Maxwell dat de snelheid van een electromagnetisch veld ongeveer gelijk was aan de lichtsnelheid, en stelde voor dat licht blijkbaar een electromagnetisch fenomeen is. Hij behandelde ook de kinetische eigenschappen van gassen en ontdekte in 1866, onafhankelijk van Ludwig Boltzmann, de Maxwell-Boltzmann kinetische theorie van gassen. Deze theorie veranderde gegeven fenomenen, zoals de warmtestroom van warm naar koud, in een statistische theorie. Maxwell verliet daarna King�s College in 1865 en keerde terug naar het Schotse Glenlair. Hij maakte periodieke bezoeken aan Cambridge en accepteerde, met enige tegenzin, een positie als de eerste Cavendish Professor in fysica in 1871. Hij ontwierp ook het Cavendish laboratorium en hielp het opzetten. Het werd officieel geopend op 16 juni 1874.

James Maxwell overleed op 5 november 1879.

Meitner, Lise

Lise Meitner werd geboren in 1878-1968. Zij werd de eerste vrouwelijke fysicus met toestemming tot doctoraal aan de universiteit van Wenen. Ze onderzocht vooral het fenomeen radioactiviteit, deed belangrijk werk in nucleaire fysica en speelde een belangrijke rol in het proces dat zou leiden tot de ontdekking van kernsplijting in 1938. Een aantal mensen noemen haar in verband met de Nobelprijs voor de chemie van 1944, die uitgereikt werd aan Otto Hahn, maar volgens anderen ook uitgereikt had moeten worden aan Meitner.

Lise Meitner overleed in 1968.

Millikan, Robert Andrews

Robert Andrews Millikan werd geboren op 22 maart 1868, in Morrison (V.S.), als de tweede zoon van Reverend Silas Franklin Millikan en Mary Jane Andrews. Na de middelbare school werkte hij een korte tijd als rechtbankreporter, waarna hij in 1886 naar Oberlin College (Ohio) ging. Na zijn afstuderen in 1891 was hij twee jaar lang docent elementaire fysica. In 1893 werd hij, na het behalen van zijn mastership in fysica, benoemd tot Fellow in Physics aan de Columbia University. Hij ontving daarna zijn Ph.D. in 1895 voor onderzoek aan de polarisatie van licht. Op aanraden van zijn professoren spendeerde Millikan een jaar (1895-1896) aan de universiteiten van Berlijn en G�ttingen. Millikan trouwde met Greta Erwin Blanchard in 1902; ze kregen drie zonen: Clark Blanchard, Glenn Allen, en Max Franklin. Hij keerde terug om assistent te worden aan het nieuwe Ryerson Laboratory aan de University of Chicago in 1896. Millikan werd professor aan deze universiteit van 1910 tot 1921.

Als wetenschapper deed Millikan vele ontdekkingen, vooral op het gebied van electriciteit, optiek, en moleculaire fysica, zoals de bepaling van de electronlading; vervolgens bevestigde hij experimenteel Einsteins foto-electrische vergelijking, en de eerste fotoelectrische bepaling van Plancks constante h (1912-1915). Ook zijn studies naar Brownse beweging in gassen zijn bekend. Van 1920 tot 1923 hield Millikan zich bezig met spectroscopie. Zijn ontdekking van de bewegingswetten van een deeltje in de aardse atmosfeer en zijn studies naar electrische fenomenen leidden hem naar kosmische straling.

Gedurende de eerste wereldoorlog was Millikan Vice-Chairman of the National Research Council, en speelde hij een grote rol in de ontwikkeling van anti-duikboot en meteorologieapparaten. In 1921 werd hij benoemd tot Director of the Norman Bridge Laboratory of Physics aan het California Institute of Technology in Pasadena; hij was daar ook Chairman of the Executive Council tot 1946.

Millikan was co-auteur van de volgende boeken: "A College Course in Physics", met S.W. Stratton (1898); "Mechanics, Molecular Physics, and Heat" (1902); "The Theory of Optics", met C.R. Mann vertaald uit het Duits (1903); "A First Course in Physics", met H.G. Gale (1906); "A Laboratory Course in Physics for Secondary Schools", met H.G. Gale (1907); "Electricity, Sound, and Light", met J. Mills (1908); "Practical Physics" - revisie van "A First Course" (1920); "The Electron" (1917; rev. eds. 1924, 1935).

Gedurende zijn leven bleef Millikan een productief auteur. Ook besteedde hij veel aandacht aan religie en filosofie, zoals blijkt uit zijn boeken: "Science and Life" (1924); "Evolution in Science and Religion" (1927); "Science and the New Civilization" (1930); "Time, Matter, and Values" (1932). Kort voor zijn dood publiceerde hij "Electrons (+ and -), Protons, Photons, Neutrons, Mesotrons, and Cosmic Rays" (1947; nog een rev. ed. van "The Electron") en zijn "Autobiography" (1950).

Professor Millikan was President of the American Physical Society, Vice-President of the American Association for the Advancement of Science, en American member of the Committee on Intellectual Cooperation of the League of Nations, alsook American representative at the International Congress of Physics (bekend als het Solvay Congres in Brussel 1921). Hij heeft eredoctoraten aan zo�n vijfentwintig universiteiten en was (ere)lid van verscheidene instituten. Hij ontving de Comstock Prize of the National Academy of Sciences, de Edison Medal of the American Institute of Electrical Engineers, de Hughes Medal of the Royal Society of Great Britain, en de Nobelprijs in de fysica in 1923. Hij was ook Commander of the Legion of Honour, en ontving de Chinese Order of Jade.

Robert Millikan overleed in 1953

Nernst, Walther Hermann

Walther Hermann Nernst werd geboren in Briesen, West-Pruissen, op 25 juni 1864 als zoon van Gustav Nernst. Hij ging naar de universiteiten van Zurich, Berlijn en Graz, als student fysica en mathematica, en studeerde in 1887 af aan de universiteit van Wurzburg, met een thesis over electrische krachten geproduceerd door magnetisme in verhit metaal. Hij begon zijn onderzoek aan de universiteit van Leipzig University, bij onder andere van 't Hoff en Arrhenius. Nernst trouwde met Emma Lohmeyer in 1892. Ze kregen twee zonen, die allebei omkwamen in de eerste wereldoorlog, en drie dochters.

In 1894 werd hij uitgenodigd bij de fysica-afdelingen in Munchen en Berlijn, en de fysische chemie afdeling in G�ttingen. Hij accepteerde de laatste uitnodiging en in G�ttingen richtte hij het instituut voor fysische chemie en electrochemie op. In 1905 werd hij benoemd tot professor in de chemie, later fysica, aan de universiteit van Berlijn, en werd in 1924 hoofd van het "Physikalisch-Chemisches Institut". Hij behield deze positie tot zijn pensioen in 1933.

Nernsts vroege studies in electrochemie waren gebaseerd op werk van Arrhenius. In 1889 stelde hij de theorie op van galvanische cellen. In datzelfde jaar leidde hij vergelijkingen af over verzadigde oplossingen. Zij theorema, dat bekend staat als de derde wet van de thermodynamica, werd ontwikkeld in 1906. In 1918 leidden zijn studies in fotochemie hem naar een atoomkettingreactietheorie. Hij deed een aantal uitvindingen die onder de omstandigheden van toen geen succes waren, waaronder de eerste electrische piano. In latere jaren hield hij zich bezig met astrofysische theorie�n. Voor zijn werk in thermochemie ontving hij in 1920 de nobelprijs voor de chemie, en nog vele andere onderscheidingen.

Walther Nernsts bijdragen aan de electrochemie, oplossingen, thermodynamica en fotochemie zijn gedocumenteerd in vele publicaties en artikelen. Daarnaast publiceerde hij ook het boek "Theoretische Chemie vom Standpunkte der Avogadro'schen Regel und der Thermodynamik" (1893). Samen met A. Schonflies schreef hij "Einf�hrung in die mathematische Behandlung der Naturwissenschaften". Van zijn andere boeken werd "Die theoretischen und experimentellen Grundlagen des neuen W�rmesatzes" (1918) ook in het Engels vertaald.

Walther Nernst overleed in Berlijn op 18 november 1941.

Pauli, Wolfgang

Wolfgang Pauli werd geboren op 2 April, 1900 in Wenen. Hij ging naar school in Wenen voordat hij ging studeren aan de Universiteit van München onder Arnold Sommerfeld. Hij ontving zijn doctoraal in 1921 en spendeerde een jaar aan de Universiteit van Göttingen als assistent van Max Born en nog een jaar met Niels Bohr in Kopenhagen. Gedurende de jaren 1923-1928 gaf hij college aan de Universiteit van Hamburg voor zijn benoeming tot professor in de theoretische fysica aan het federale instituut voor technologie in Zürich. Wolfgang Pauli trouwde op 4 April 1934 met Franciska Bertram.

In de jaren 1935-1936 was hij gastprofessor aan het Institute for Advanced Study aan Princeton, New Jersey en had hij soortgelijke posities aan de University of Michigan (1931 en 1941) en Purdue University (1942). Hij werd verkozen tot Hoofd theoretische fysica aan Princeton in 1940 maar hij keerde aan het einde van de tweede wereldoorlog terug naar Zürich.

Pauli werd al snel erkend als leidend figuur in de fysica toen hij nog voor het afronden van zijn studie een expositie van de relativiteitstheorie publiceerde. Pauli verrichte werk aan de eigenschap van (sub)atomaire deeltjes die spin genoemd zou worden en was de eerste die het bestaan van neutrino's vermoedde. Pauli hielp de basis te leggen voor de quantumveld theorie en hij nam actief deel aan de grote vorderingen in zijn vakgebied rond 1945. Pauli was een buitenlands lid van de Royal Society of London en een lid van de Zwitserse fysicavereniging, de American Physical Society en de American Association for the Advancement of Science. Hij ontving in 1930 de Lorentz Medaille en in 1945 de nobelprijs voor de fysica.

Wolfgang Pauli overleed in 1958.

Planck, Max

Max Karl Ernst Ludwig Planck werd geboren in Kiel, Duitsland, op 23 april 1858, als de zoon van Julius Wilhelm en Emma (n�e Patzig) Planck. Planck studeerde aan de universiteiten van München en Berlijn, bij onder andere Kirchhoff en Helmholtz, en ontving zijn doctoraal in filosofie in München in 1879. Hij doceerde daar van 1880 tot 1885, en was daarna professor theoretische fysica in Kiel tot 1889, waarna hij Kirchhoff opvolgde als professor aan de universiteit van Berlijn, waar hij bleef tot zijn pensioen in 1926. Hierna werd hij President van de Kaiser Wilhelm Organisatie, een post die hij hield tot 1937. De Pruissische wetenschapsacademie verkoos hem tot lid in 1894 en secretaris in 1912.

Plancks vroegste werk behandelde de thermodynamica. Hij publiceerde artikelen over entropie, thermo-electriciteit en verdunde oplossingen. Rond dezelfde tijd kreeg hij ook aandacht voor stralingsprocessen en liet zien dat deze electromagnetisch van aard waren. Dit onderzoek leidde hem tot de energieverdeling in een breed stralingsspectrum. Experimentele waarnemingen van de golflengteverdeling van de energie uitgezonden door een zwart lichaam als functie van de temperatuur wijkten af van de voorspellingen uit de klassieke fysica. In een artikel uit 1900 kondigde hij zijn oplossing aan: gebaseerd op het revolutionaire idee dat energie in dit geval werd uitgezonden in pakketjes. Uit deze theorie stamt ook de constante van Planck. Zijn oplossing viel niet in goede aarde, maar werd later toch geaccepteerd toen bleek dat de theorie ook verklaringen gaf voor andere fenomenen waar de klassieke fysica dat niet deed, zoals het foto-electrisch effect.

Plancks werk aan de quantumtheorie, zoals het genoemd zou worden, werd gepubliceerd in de Annalen der Physik. Zijn werk werd samengevat in twee boeken: "Thermodynamik" (1897) en "Theorie der W�rmestrahlung" (1906). Hij ontving de nobelprijs voor de fysica in 1918, de Foreign Membership of the Royal Society in 1926, en daarvan de Copley Medal in 1928. In de laatste weken van de tweede wereldoorlog verloor hij zijn huis door bombardementen.

Planck trouwde twee maal; bij zijn benoeming tot professor in 1885 in zijn geboortedorp Kiel trouwde hij met een jeugdvriendin, Marie Merck, die stierf in 1909. Hij trouwde later met haar nicht Marga von H�sslin. Drie van zijn kinderen stierven jong. Twee zonen bleven over, waarvan hij er een later verloor toen deze werd ge�xecuteerd na een mislukte aanslag op Hitler in 1944.

Max Planck overleed in 1947

Rutherford, Ernest

Ernest Rutherford werd geboren op 30 augustus 1871 in Nelson, Nieuw-Zeeland, als zoon van James en Martha (n�e Thompson) Rutherford. Ernest ging naar de Nelson Collegiate School en in 1889 ging hij naar Canterbury College aan de University of New Zealand in Wellington. Hij behaalde in 1894 zijn B.Sc. en een 1851 Exhibition Science Scholarship, waarmee hij naar Trinity College in Cambridge kon, naar het Cavendish Laboratory. In 1897 ontving hij van Trinity College de B.A. Research Degree en de Coutts-Trotter Studentship. Hij werd in 1898 Macdonald Chair of Physics aan McGill University, Montreal (Canada). Rutherford trouwde met Mary Newton in 1900. Ze kregen een dochter, Eileen.

In 1907 keerde hij naar Engeland terug om Langworthy Professor of Physics van de University of Manchester te worden, en in 1919 volgde hij Sir Joseph Thomson op als Cavendish Professor of Physics in Cambridge. Hij werd ook Chairman of the Advisory Council, H.M. Government, Department of Scientific and Industrial Research; Professor of Natural Philosophy, Royal Institution, London en Director of the Royal Society Mond Laboratory, Cambridge.

Rutherfords eerste werk in Nieuw-Zeeland was geconcentreerd op de magnetische eigenschappen van ijzer en zijn thesis heette "Magnetization of Iron by High-Frequency Discharges". Zijn tweede artikel "Magnetic Viscosity", werd gepubliceerd in Transactions of the New Zealand Institute (1896). Gedurende zijn eerste tijd aan Cavendish Laboratory vond hij een detector uit voor electromagnetische golven. Hij werkte samen met Thomson aan ionen in gas behandeld met r�ntgenstralen en ook in 1897 aan de mobiliteit van ionen in een electrisch veld en het foto-electrisch effect. In 1898 rapporteerde hij het bestaan van alfa- en betastraling in uranium. In Montreal deed hij research aan McGill, en hij ging door met zijn werk aan alfastraling in het Macdonald Laboratory. Met R.B. Owens ontdekte hij een nieuw edelgas, later bekend als thoron, en met Frederick Soddy bedacht hij de desintegratietheorie van radioactiviteit.

In 1910 leidden zijn alfastraling-experimenten tot het ontdekken van de atoomkern. In 1913 gebruikte hij samen met H. G. Moseley kathodestralen om te laten zien dat ieder element een specifieke structuur had, zodat er atoomnummers aan de elementen konden worden toegewezen. In 1919, zijn laatste jaar in Manchester, ontdekte hij dat sommige kernen uit elkaar gehaald konden worden na botsingen met alfadeeltjes en dat daarbij protonen vrijkwamen, zodat hij de eerste was met opzet die een element transformeerde.

Rutherford schreef "Radioactivity" (1904); "Radioactive Transformations" (1906); "Radiation from Radioactive Substances", met James Chadwick en C.D. Ellis (1919, 1930); "The Electrical Structure of Matter" (1926); "The Artificial Transmutation of the Elements" (1933); "The Newer Alchemy" (1937). Rutherford werd geridderd in 1914, benoemd tot de Order of Merit in 1925, en werd in 1931 tot Baron Rutherford of Nelson, New Zealand, en Cambridge gemaakt. Hij werd verkozen tot Fellow of the Royal Society in 1903 en was daarvan president van 1925 tot 1930.

Hij kreeg vele onderscheidingen, waaronder de Rumford Medal (1905) en de Copley Medal (1922) van de Royal Society, de Bressa prijs (1910) van de wetenschapsacademie van Turijn, de Albert Medal (1928) van de Royal Society of Arts, de Faraday Medal (1930) van het Institution of Electrical Engineers, een D.Sc. van de University of New Zealand, en eredoctoraten van de universiteiten van Pennsylvania, Wisconsin, McGill, Birmingham, Edinburgh, Melbourne, Yale, Glasgow, Giessen, Kopenhagen, Cambridge, Dublin, Durham, Oxford, Liverpool, Toronto, Bristol, Cape Town, Londen en Leeds.

Ernest Rutherford overleed op 19 oktober 1937.

Schrödinger, Erwin

Erwin Schr�dinger werd geboren op 12 augustus 1887, in Wenen, als kind van Rudolf Schr�dinger. Van 1906 tot 1910 was hij student aan de universiteit van Wenen, waar hij onder de invloed stond van Fritz Hasen�hrl, Boltzmanns opvolger. Vanaf dat moment voerde hij, als assistent van Franz Exner, samen met zijn vriend K. W. F. Kohlrausch, praktisch werk voor studenten uit. Gedurende de eerste wereldoorlog diende hij als artillerieofficier. In 1920 werd hij assistent van Max Wien, vervolgens nam hij posities aan Stuttgart, Breslau, en de universiteit van Zurich waar hij bleef voor zes jaar. Zijn artikelen uit die tijd behandelen warmtecapaciteit en thermodynamica, met een grote interesse in Boltzmanns waarschijnlijkheidstheorie, en atoomspectra. Verder was hij ook geïnteresseerd in fysiologische studies van kleur. In 1920 trouwde hij met Annemarie Bertel.

Zijn grote ontdekking, zijn golfvergelijking en de bijbehorende golfmechanica, deed hij in 1926. Voor dit werk deelde hij in 1933 de Nobelprijs met Dirac. In 1927 verhuisde Schr�dinger naar Berlijn als Plancks opvolger. Met de opkomst van Hitler in 1933 besloot Schr�dinger dat hij niet langer in Duitsland kon blijven en verhuisde hij naar Engeland waar hij een fellowship hield in Oxford. In 1934 werd hij uitgenodigd aan Princeton University en werd hem een vaste plaats aangeboden, maar hij heeft deze niet geaccepteerd. In 1936 werd hem een positie aan de universiteit van Graz aangeboden, die hij aarzelend accepteerde uit heimwee naar zijn geboorteland.

Met de Duitse annexatie van Oostenrijk in 1938 kwam hij in de problemen vanwege zijn vertrek in 1933. Hij ontsnapte naar Italië, vanwaar hij doorreisde naar Oxford en toen de universiteit van Gent. Na een kort verblijf ging hij door naar het nieuwe Institute for Advanced Studies in Dublin, waar hij directeur werd van theoretische fysica. Hij bleef in Dublin tot zijn pensioen in 1955. Gedurende deze publiceerde hij vele artikelen op het gebied van onder andere zwaartekracht en electromagnetisme en was eveneens auteur van het boek "What is Life?" (1944). Schr�dinger hield ook niet van de zogenaamde golf-deeltje dualiteit, met een statistische interpretatie voor de golven, en probeerde een theorie voor pure golven te ontwikkelen. Na zijn pensioen keerde hij terug naar Wenen voor een erepositie.

Erwin Schr�dinger overleed in 1961.

Schwinger, Julian

Julian Schwinger werd geboren op 12 februari 1918 in New York City. De voornaamste richting van zijn leven werd bepaald op een vroege leeftijd door een sterke interesse in fysica. Hij publiceerde zijn eerste artikel reeds op zestienjarige leeftijd. Het werd hem toegestaan in sneltreinvaart door het scholensysteem te razen. Hij voltooide zijn universitaire studie aan Columbia University. Hoewel zijn thesis iets minder dan drie jaar eerder af was, kreeg hij zijn Ph.D. in 1939. De twee jaar daarna was hij eerst National Research Fellow aan de University of California, Berkeley, en daarna een assistent van J.R. Oppenheimer. Door het uitbreken van de tweede wereldoorlog in de Grote Oceaan werd Schwinger benoemd tot instructeur om elementaire natuurkunde te doceren aan Purdue University.

Later begon Schwinger te werken aan elektronenversnellers, wat leidde tot onderzoek aan straling door electronen in magnetische velden. Na afloop van de oorlog accepteerde Dr. Schwinger een benoeming tot Associate Professor aan Harvard University. Twee jaar later werd hij professor. Gewonnen prijzen omvatten onder andere de eerste Einstein Prize (1951), de U.S. National Medal of Science (1964) en de Nature of Light Award van de U.S. National Academy of Sciences (1949) waar Prof. Schwinger lid van was. In 1965 won hij samen met Feynman en Tomonaga de Nobelprijs voor de fysica.

Julian Schwinger overleed in 1994.

Segrè, Emilio

Emilio Segr� werd geboren in Tivoli, Italië op 1 februari 1905. Hij ging naar school in Tivoli en Rome, en schreef zich in aan de universiteit van Rome in 1922. In 1928 begon hij zijn Doctorandusopleiding onder Professor Enrico Fermi. Hij diende in het Italiaanse leger in 1928 en 1929, en begon als assistent van Professor Corbino aan de universiteit van Rome in 1929. In 1930 kreeg hij een Rockefeller Foundation Fellowship en werkte hij samen met professor Otto Stern in Hamburg, Duitsland, en professor Pieter Zeeman in Amsterdam, Holland. In 1932 keerde hij terug naar Itali� en werd tot Assistant Professor benoemd aan de universiteit van Rome. In 1936 werd hij benoemd tot directeur van het Physics Laboratory aan de universiteit van Palermo, waar hij bleef tot 1938. Dat jaar kwam professor Segr� naar Berkeley, California, eerst als onderzoeksmedewerker in het Radiation Laboratory en later als docent aan de vakgroep fysica. Vanaf 1943 tot 1946 was hij groepsleider in het Los Alamos laboratorium van het Manhattan Project. In 1946 keerde hij terug naar de University of California aan Berkeley als Professor in de fysica.

Professor Segr�s werk lag grotendeels in het gebied van atomaire- en kernfysica. In het eerste vakgebied werkte hij aan atomaire spectroscopie en het Zeeman effect. In 1934 begon hij te werken aan kernfysica door samen te werken met professor Fermi in neutronenonderzoek. In 1955 ontdekte hij samen met Chamberlain, Wiegand, en Ypsilantis het antiproton. Chamberlain en Segr� kregen hiervoor de nobelprijs van de fysica in 1959. Professor Segr� heeft tijdelijk gewerkt aan Columbia University, New York, aan de University of Illinois, aan de University of Rio de Janeiro en in verscheidene andere instituten. Hij was lid van de National Academy of Sciences (U.S.A), de Academy of Sciences in Heidelberg (Duitsland), de Accademia Nazionale dei Lincei in Italie, en anderen. Hij heeft de Hofmann Medal van de German Chemical Society ontvangen en de Cannizzaro Medal van de Italian Accademia dei Lincei. Hij was eveneens Honorair Professor van de San Marcos University in Peru.

Professor Segr� overleed in 1989.

Stern, Otto

Otto Stern werd geboren in Sorau, Duitsland, op 17 februari, 1888. In 1892 verhuisde hij met zijn ouders naar Breslau. Hij begon fysische chemie te studeren in 1906 en ontving zijn Ph.D. aan de Universiteit van Breslau in 1912. In datzelfde jaar voegde hij zich bij Einstein aan de Universiteit van Praag en volgde hem later naar de Universiteit van Zurich, waarna hij Privatdocent in fysische chemie werd aan de Eidgen�ssische Technische Hochschule in 1913. In 1914 ging hij naar de Universiteit van Frankfurt-am-Main als Privatdocent in theoretische fysica, wat hij bleef tot 1921, een kleine periode in het leger uitgezonderd. Vanaf 1921 tot 1922 was hij professorisch medewerker in theoretische fysica aan de Universiteit van Rostock, en werd daarna, in 1923, professor in de fysische chemie en hoofd van het laboratorium aan de Universiteit van Hamburg, waar hij bleef tot 1933. In dat jaar verhuisde hij naar de Verenigde Staten, aangezien hij benoemd werd tot Onderzoeksprofessor in de fysica aan het Carnegie Institute of Technology, Pittsburgh, waar hij bleef tot 1945.

Zijn vroegste werk was in het gebied van de theoretische fysica, vooral dat van statistische thermodynamica en quantumtheorie. Na 1919, trok de experimentele fysica zijn aandacht. Hij werkte samen met Walter Gerlach aan het afbuigen van atomen door magnetische velden en ging daarna verder met het meten van de magneetmomenten van subatomaire deeltjes, waaronder het proton. Zijn werk aan de productie van interferentie door waterstof en helium is een voorbeeld van het golf-deeltje dualisme van atomen.

Dr. Stern was lid van de National Academy of Sciences (USA), de American Association for the Advancement of Science, en de Philosophical Society. Hij bezat ook een buitenlands lidmaatschap van de Koninklijke Deense Wetenschapsacademie. In 1943 ontving hij de nobelprijs voor de fysica.

Dr. Stern overleed in 1969.

Tetrode, Hugo Martin

Een onderdeel van deze website is speciaal aan H.M. Tetrode gewijd. Klik hier.

Thomson, George Paget

George Paget Thomson werd geboren in 1892 in Cambridge, als zoon van Sir J. J. Thomson, verantwoordelijk voor de ontdekking van het electron, en Rose Elisabeth Paget. George Thomson volgde school en universiteit in Cambridge. Aan Trinity College volgde hij mathematica en fysica, tot in 1914 oorlog uitbrak. Hij voegde zich bij het Queen's Regiment of Infantry, maar keerde terug om de rest van de oorlog te werken aan aerodynamische problemen op verschillende locaties, en spendeerde 8 maanden in de United States als medewerker van de British War Mission. Na de oorlog was hij drie jaar Fellow en Lecturer aan Corpus Christi College, Cambridge. Daarna werd hij benoemd tot Professor of Natural Philosophy aan de University of Aberdeen, en dat bleef hij 8 jaar lang. In 1924 trouwde hij met Kathleen Buchanan. Ze kregen twee zonen en twee dochters.

In Aberdeen experimenteerde hij met electronen die door dunne metaalfolie gingen, waarvan de resultaten een illustratie waren van het golf-deeltje dualisme. Hiervoor ontving hij later samen met C.J. Davisson de Nobelprijs in fysica. In 1930 werd hij benoemd tot professor aan Imperial College in de University of London; dit bleef hij tot 1952, toen hij Master of Corpus Christi College in Cambridge werd, tot 1962. In 1939, toen de splitsing van Uranium werd bewerkstellingd, overtuigde hij de British Air Ministry een ton uraniumoxide veilig te stellen voor experimenten. Toen de oorlog uitbrak ging hij terug naar de Royal Aircraft Establishment om te werken aan o.a. magnetische mijnen. Een jaar later werd hij Chairman of the British Committee, wat was opgericht om de mogelijkheden van atoombommen te onderzoeken. Het jaar daarna was hij Scientific Liaison Officer in Ottawa, en stond hij gedeeltelijk in contact met de Amerikaanse ontwikkeling van de atoombom.

Bij zijn terugkeer in Engeland werd hij benoemd tot Vice-Chairman of the Radio Board en later Scientific Adviser to the Air Ministry. Na de oorlog keerde hij terug naar Imperial College, en begin 1946 begon hij aan theoretisch werk aangaande kernenergie uit deuterium. Later werd dit werk overgezet naar de Associated Electrical Industry's Research Laboratories in Aldermaston, waar Thomson consulteerde.

Sir George Thomson is een Fellow of the Royal Society, en ontving daarvan de Royal Medal en de Hughes Medal. Hij was Doctor of Science aan Cambridge, Hon. D.Sc. (Lissabon), Hon. LL.D. (Aberdeen), Hon. Sc. D. (Dublin), Sheffield, University of Wales en Reading. Hij publiceerde o.a. een boek over aerodynamica evenals "The Atom and The Foreseeable Future" (1955) en "The Inspiration of Science" (1962). Hij is Foreign Member van de American Academy of Arts and Sciences en van de Academie van Lissabon, en een Corresponding Member van de Zwitserse Academie.

Sir Thomson overleed in 1975.

Thomson, Joseph John

Joseph John Thomson werd geboren in Cheetham Hill, Manchester op 18 December 1856. Hij ging naar Trinity College in Cambridge in 1876, waar hij een Fellow werd in 1880 en eveneens de functies Second Wrangler en Second Smith�s Prizeman had. Hij bleef de rest van zijn leven hiervan lid. Hij was in Cambridge ook vanaf 1884 tot 1918 Cavendish Professor of Experimental Physics, in opvolging van Lord Rayleigh, alsook Honorary Professor of Physics van Cambridge en de Royal Institution in Londen. In 1890 trouwde hij met Rose Elisabeth, dochter van Sir George E. Paget. Ze kregen een zoon, George Paget Thomson, Emeritus Professor of Physics aan London University, die in 1937 de Nobelprijs in de fysica kreeg, en een dochter.

Thomson�s vroege interesse in atoomstructuur bleek in zijn "Treatise on the Motion of Vortex Rings" waarmee hij in 1884 de Adams Prize won. Zijn "Application of Dynamics to Physics and Chemistry" verscheen in 1886, en in 1892 "Notes on Recent Researches in Electricity and Magnetism". Thomson werkte ook samen met professor J. H. Poynting voor het boek "Properties of Matter" en in 1895 kwam "Elements of the Mathematical Theory of Electricity and Magnetism" uit. In 1896 bezocht Thomson Amerika om in Princeton te vertellen over zijn werk. Dit bezoek werd gepubliceerd als "Discharge of Electricity through Gases" (1897). Vlak na zijn terugkeer uit Amerika verrichte hij zijn bekendste werk, een studie naar kathodestralen die uitliepen op de ontdekking van het electron, dat werd aangekondigd op vrijdag 30 april, 1897. Zijn boek "Conduction of Electricity through Gases", verscheen in 1903. Thomson keerde in 1904 terug naar Amerika voor toespraken over electriciteit en materie aan Yale University, waarin hij enkele belangrijke suggesties gaf voor de atoomstructuur.

Behalve alle eerder genoemde werken schreef hij ook "The Structure of Light" (1907), "The Corpuscular Theory of Matter" (1907), "Rays of Positive Electricity" (1913), "The Electron in Chemistry" (1923) en zijn autobiografie, "Recollections and Reflections" (1936), en nog vele publicaties. Thomson ontving ook de Order of Merit en werd in 1908 geridderd. Hij werd verkozen tot Fellow of the Royal Society in 1884 en was President van 1916 tot 1920; Hij ontving de Royal en Hughes Medals in 1894 en 1902, en de Copley Medal in 1914. Hij ontving ook de Hodgkins Medal (Smithsonian Institute, Washington) in 1902, de nobelprijs voor de fysica in 1906, de Franklin Medal en Scott Medal (Philadelphia) in 1923, de Mascart Medal (Parijs) in1927, de Dalton Medal (Manchester)in 1931 en de Faraday Medal (Institute of Civil Engineers) in 1938. Hij was President of the British Association in 1909 en had eredoctoraten van de universiteiten van Oxford, Dublin, Londen, Victoria, Columbia, Cambridge, Durham, Birmingham, G�ttingen, Leeds, Oslo, Sorbonne, Edinburgh, Reading, Princeton, Glasgow, Johns Hopkins, Aberdeen, Athene, Cracow en Philadelphia.

Joseph Thomson overleed op 30 augustus, 1940.

Tomonaga, Sin-Itiro

Sin-Itiro Tomonaga werd geboren in Tokyo, Japan, op 31 Maart, 1906, als de oudste zoon van Sanjuro Tomonaga en Hide Tomonaga. In 1913 verhuisde zijn familie naar Kyoto toen zijn vader benoemd werd tot professor filosofie aan de Keizerlijke Universiteit van Kyoto. Hij is afgestudeerd aan de Third Higher School van Kyoto, een vermaarde school die een aantal vooraanstaande mensen heeft opgeleid in het Japan van voor de tweede wereldoorlog. Tomonaga voltooide zijn werk voor Rigakushi (komt overeen met bachelors status) in fysica aan de Keizerlijke Universiteit van Kyoto in 1929. Hij deed drie jaar lang afstudeerbezigheden aan dezelfde universiteit en werd daarna onderzoeksmedewerker door Dr. Yoshio Nishina aan het Instituut voor Fysische en Chemische Research in Tokyo, waar hij begon te werken aan quantum elektrodynamica.

Tomonaga verbleef in Leipzig, Duitsland, van 1937 tot 1939, om kernfysica en de quantumveldtheorie te studeren in samenwerking met de theoretisch geori�nteerde groep van Dr. W. Heisenberg, waar hij een artikel publiceerde getiteld "Innere Reibung und W�rmeleitf�higkeit der Kernmaterie", waar hij later zijn thesis voor Rigakuhakushi (Doctor of Science) aan de Keizerlijke Universiteit van Tokyo op baseerde, in December 1939.

In 1940 richtte Dr. Tomonaga zijn aandacht op mesontheorie. Hij werd benoemd tot professor in de fysica in 1941 en nam een leidende rol in het oprichten van het Instituut voor Kernstudies aan de Universitiet van Tokyo, in 1955. Vanaf 1956 tot 1962 was hij verkozen tot President van de Universiteit van Tokyo en sinds 1963 was hij President van de Japanse Wetenschapsraad en Directeur van het Instituut voor Optische Research.

Tomonaga kreeg onder andere de Japan Academy Prize (1948); the Order of Culture (1952); the Lomonosov Medal, U.S.S.R. (1964) en de Nobelprijs voor de fysica (1965). Hij was eveneens lid van de Academie van Japan, de Duitse Akademie der Naturforscher "Leopoldina" en een buitenlands lid van de Koninklijke Zweedse Natuurwetenschappelijke Academie. Ook was hij een �corresponding member� van de Bayerische Akademie der Wissenschaften en een buitenlands medewerker van de National Academy of Science in de U.S.A. Zijn boek "Quantum Mechanics" werd gepubliceerd in 1949 en vertaald in het Engels in 1963.

Sin-Itiro Tomonaga overleed in 1979.

Urey, Harold Clayton

Harold Clayton Urey werd geboren in Walkerton, Indiana, op 29 april 1893, als de zoon van dominee Samuel Clayton Urey en Cora Rebecca Reinsehl. Hij rondde in 1911 zijn middelbare school af en doceerde vervolgens drie jaar op plattelandsscholen. In 1914 vertrok hij naar de University of Montana en behaalde zijn Bachelor of Science in Zoology in 1917. Hij spendeerde twee jaar als onderzoeker in de industrie voordat hij terugkeerde naar Montana als instructeur in chemie. In 1921 ging hij naar de University of California om te werken onder professor Lewis en ontving zijn Ph.D. in scheikunde in 1923. Hij bracht het daaropvolgende jaar door in Kopenhagen aan professor Niels Bohrs instituut voor theoretische fysica als American-Scandinavian Foundation Fellow en op zijn terugkeer naar de Verenigde Staten werd hij Associate in Chemistry aan Johns Hopkins University. In 1926 trouwde hij met Frieda Daum. Ze kregen drie dochters en een zoon.

In 1929 werd hij benoemd tot Associate Professor in Chemistry aan Columbia University en werd professor in 1934. Gedurende 1940-1945 was hij ook Director of War Research van het Atomic Bomb Project aan Columbia University. Hij verhuisde naar het Institute for Nuclear Studies aan de University of Chicago in 1945 als Distinguished Service Professor of Chemistry en werd Martin A. Ryerson Professor in 1952. Hij was George Eastman Visiting Professor van de University of Oxford gedurende 1956-1957 en in 1958 nam hij een baan als Professor-at-Large aan de University of California.

Professor Urey�s vroege onderzoek betrof de entropie van diatomnische gassen en atoomstructuur, absorptiespectra en molecuulstructuur. In 1931 bedacht hij een methode om �zwaar� water te scheiden van gewoon water wat later leidde tot de ontdekking van deuterium. Samen met Dr. E.W. Washburn deed hij nog meer onderzoek aan waterstofisotopen. Later werkte hij aan uraniumisotopen en het meten van paleotemperaturen, de oorsprong van planeten en de chemische problemen in de oorsprong van de aarde.

Hij is auteur van "Atoms, Molecules and Quanta" (1930, met A.E. Ruark), en "The Planets" (1952). Hij was editor van "Journal of Chemical Physics" van 1933 tot 1940 en schreef verscheidene artikelen over atoom- en molecuulstructuur, paleotemperaturen en planetenoorsprong. Professor Urey ontving de Willard Gibbs Medal (American Chemical Society) in 1934; Davy Medal (Royal Society, London), 1940; Franklin Medal, 1943; Medal for Merit, 1946; Cordoza Award, 1954; Honor Scroll Award (American Institute of Chemists), 1954; Joseph Priestley Award, 1955; Alexander Hamilton Award, 1961; en de J. Lawrence Smith Award (National Academy of Sciences) 1962.

Hij ontving eredoctoraten in de wetenschap van Montana, Princeton, Newark, Columbia, Oxford, Washington en Lee, McMaster, Yale, Indiana, Birmingham Universities, en de universiteiten van Athene, Durham, en Saskatchewan; ook ontving hij eredoctoraten in de wetgeving van Wayne University en de University of California. Hij is lid van vele wetenschappelijke verenigingen ter wereld en is Honorary Fellow van de Chemical Society (Londen), de National Institute of Sciences of India en het Weizmann Institute of Science (Israel).

Harold Clayton Urey overleed in 1981.

Walton, Ernest Thomas Sinton

Ernest Thomas Sinton Walton werd geboren in Dungarvan, Ierland op 6 oktober 1903, als zoon van een methodistische minister. Het ministerie vereiste dat zijn vader om de paar jaar verhuisde, zodat hijzelf naar school ging in Banbridge en Cookstown. In 1915 ging hij naar het Methodist College van Belfast, waar hij uitblonk in mathematica en natuurwetenschappen, en in 1922 ging hij naar Trinity College in Dublin. Hij studeerde af in mathematica en experimentele natuurwetenschappen, specialiserend in fysica, in 1926; hij ontving zijn M.Sc. in 1927. In 1927 ging hij naar Cambridge University om te werken in het Cavendish Laboratorium onder Lord Rutherford en ontving zijn Ph.D. in 1931. Walton was Clerk Maxwell Scholar van 1932 tot 1934 toen hij terugkeerde naar Trinity College in Dublin, als Fellow: hij werd benoemd tot Erasmus Smith's Professor of Natural and Experimental Philosophy in 1946, en in 1960 werd hij verkozen tot Senior Fellow of Trinity College.

Prof. Walton's eerste onderzoek richtte zich op theoretische en experimentele studies in hydrodynamica en aan het Cavendish Laboratorium werkte hij aan indirecte methoden voor het produceren van snelle deeltjes, werkend aan de lineaire accelerator en aan wat later de betatron genoemd zou worden. Hij ging verder met de directe methode van het produceren van snelle deeltjes door het gebruik van hoge voltages samen met J.D. Cockcroft. Prof. Walton is lid geweest van comit�s aan het Dublin Institute for Advanced Studies, the Institute for Industrial Research and Standards, the Royal City of Dublin Hospital, the Royal Irish Academy, the Royal Dublin Society, Wesley College, Dublin, en vele regering- en kerkcomit�s. Hij heeft vooral artikelen gepubliceerd aangaande hydrodynamica, nucleaire fysica, en microgolven.

Hij ontving de Hughes Medal, samen met Sir John Cockcroft, van de Royal Society of London in 1938, en in 1959 ontving hij en eredoctoraat in de natuurwetenschappen van Queen's University in Belfast. E.T.S. Walton trouwde met Freda Wilson, dochter van een methodistische minister en voormalig leerling van het Methodist College in Belfast, in 1934. Ze hebben twee zonen en twee dochters, Alan, Marian, Philip, en Jean.

Prof. Walton overleed in 1995

Wien, Wilhelm

Wilhelm Wien werd geboren op 13 januari 1864 in Fischhausen in Oost-Pruissen. Hij was de zoon van landeigenaar Carl Wien. Na de middelbare school ging hij in 1882 naar de universiteit van G�ttingen om mathematica en natuurwetenschappen te studeren. Hij ging datzelfde jaar ook nog naar de universiteit van Berlijn. Van 1883 tot 1885 werkte hij in het laboratorium van Hermann von Helmholtz en in 1886 behaalde hij zijn doctoraat met een thesis over lichtdiffractie en reflectie. Hij ging daarna naar huis om tot 1890 zijn ziekgeworden vader te helpen. Hij was deze periode wel in staat een semester door te brengen met Helmholtz. Toen het land van zijn vader was verkocht keerde hij terug naar het laboratorium van Helmholtz die verhuisd was naar, en president geworden was van, de Physikalisch-Technische Reichsanstalt, ingesteld voor de studie van industriele problemen. Hier bleef Wien tot hij in 1896 benoemd werd tot professor in de fysica in Aix-la-Chapelle als opvolger van Philipp Lenard. In 1898 trouwde hij met Luise Mehler uit Aix-la-Chapelle. Ze kregen vier kinderen.

In 1899, werd hij professor in de fysica aan de universiteit van Giessen. In 1900 werd hij professor in W�rzburg, als opvolger van W.C. R�ntgen, en in dit jaar publiceerde hij zijn "Lehrbuch der Hydrodynamik". In 1902 werd hij uitgenodigd Ludwig Boltzmann op te volgen aan de universiteit van Leipzig en in 1906 Drude aan de universiteit van Berlijn; maar deze twee uitnodigingen sloeg hij af.

In 1920 werd hij professor in München, waar hij de rest van zijn leven zou blijven. Wien werkte aan de Physikalisch-Technische Reichsanstalt samen met Holborn en deed ook theoretisch werk aan thermodynamica, vooral warmtestraling. In 1893 presenteerde hij de wet die stelt dat de golflengte van warmtestraling verschuift met de temperatuur. In 1894 publiceerde hij een artikel over stralingsentropie. In dit werk definieerde hij een ideaal zwart voorwerp, dat alle straling absorbeert. In 1896 publiceerde hij zijn formule aangaande deze zwarte lichamen. Dit werk zette Max Planck later op het juiste spoor van de quantumfysica. In Aix-la-Chapelle begon hij te werken aan kathodestraling. Hij bevestigde hiermee experimenteel dat kathodestraling bestaat uit snelbewegende, negatief geladen deeltjes. Toen, op ongeveer hetzelfde moment als Sir J.J. Thomson in Cambridge, maar met een andere methode, mat hij de massa van deze deeltjes. In 1900 publiceerde hij een theoretisch artikel over een electromagnetische basis for mechanica.

Wien was lid van de wetenschapsacademies van Berlijn, G�ttingen, Wenen, Stockholm, Christiania en Washington, en erelid van de fysicagemeenschap van Frankfurt-am-Main. Wien ontving in 1911 de Nobelprijs voor de fysica, voor zijn werk aan de zwarte straler..

Wilhelm Wien overleed op 30 augustus 1928.

Wigner, Eugene Paul

Eugene Paul Wigner werd geboren in Boedapest, Hongarije, op 17 november 1902. Later zou hij, op 8 januari 1937, in de Verenigde Staten genaturaliseerd worden tot Thomas D. Jones, met als functie Professor of Mathematical Physics aan Princeton University, waar hij bleef tot zijn pensioen in 1971. Maar hij begon natuurlijk zijn opleiding in Europa; hij behaalde de titel Dr. Ing. aan de Technische Hochschule Berlin. Hij trouwde in 1941 met Mary Annette Wheeler met wie hij twee kinderen kreeg, David en Martha. Dr. Wigner werkte ook mee aan het Manhattan Project via de University of Chicago, vanaf 1942 tot 1945, en in 1946-1947 was hij Director of Research and Development van Clinton Laboratories.

Hij ontving voor zijn werk onder andere de U. S. Medal for Merit (1946); de Enrico Fermi Prize (U.S.A.E.C.) (1958) en de Atoms for Peace Award (1960). Dr. Wigner kreeg ook de Medal of the Franklin Society, de Max Planck medaille van de Duitse fysicagemeenschap, de nobelprijs van de fysica in 1963, de George Washington Award van de American-Hungarian Studies Foundation in 1964, de Semmelweiss Medal van de American-Hungarian Medical Association in 1965 en de National Medal of Science in 1969.

Hij ontving eredoctoraten van de University of Wisconsin, Washington University, Case Institute, University of Alberta ( Canada ), University of Chicago, Colby College, University of Pennsylvania, Yeshiva University, Thiel College, Notre Dame University, Technische Universit�t Berlin, Swarthmore College, Universit� de Louvain, Universit� de Li�ge, University of Illinois, Seton Hall, Catholic University and The Rockefeller University. Hij was vice-president en president van de American Physical Society, en eveneens lid. Hij was ook lid van de American Nuclear Society; hij behield lidmaatschappen van de American Philosophical Society, de American Mathematical Society, de American Association of Physics Teachers, de National Academy of Science, de American Academy of Arts and Sciences, de Koninklijke Nederlandse Wetenschapsacademie, de American Association for the Advancement of Science, de Oostenrijkse wetenschapsacademie, en hij was corresponding member van de Gesellschaft der Wissenschaften, Gottingen, en foreign member van de Royal Society of Great Brittain. Hij was ook lid van de General Advisory Committee to the U.S. Atomic Energy Commission van 1952 tot 1957, en werd herbenoemd tot dit committ� in 1959 tot 1964.

Eugene Wigner overleed in 1995.

Referenties

De officiële site van de organisatie die ieder jaar de Nobelprijzen uitreikt is een goeie bron van biografische informatie en is te vinden op: http://www.nobel.se
Voor overige biografiën hebben we veel gevonden op http://scienceworld.wolfram.com. Alle gaten die daarna nog overbleven zijn gedicht met behulp van korte stukjes over de personen bij boekbesprekingen. Deze pagina's zijn makkelijk te vinden met zoekmachines als Google.


Home

Terug naar boven

Laatste wijziging februari 2003
© Wageningen Universiteit 2003

Auteurs: Dennis van der Linden en Pascal van der Veeken