Iteratief Proportioneel Fitten, Methodiek en toepassing voor de woonruimteverdeling in Geografische Informatiesystemen voor de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (original) (raw)
2016
Apart from a keen interest in materials, constructions and dating, Dutch housing research of the past fifty years has been dominated by a typological approach in which the typology of a house is equated with the floor plan, in combination with the external appearance of the building volume. In 2014 this approach was severely criticized in the doctoral thesis of Petra Maclot, who pointed out that it had led to untenable generalizations and ignores the functional use of the dwellings and their social ranking. This article investigates how sixteenth-century Amsterdam houses were laid out and used by residents from various social classes and occupational groups. The aim is to shed light on what spatial solutions existed for giving form to housing requirements. The estate inventories of the possessions of Amsterdam residents who had fled the city for religious reasons, drawn up in 1567 and 1568 at the behest of the city administration, are an especially rich source of information, owing...
Guidance of Uncertainty Assessment: • Checklist Uncertainties in Spatial Information • Visualizations of Spatial Uncertainty Spatial components are often found in developments concerned with the environment and nature. These components are reflected in the maps included in products issued by the Netherlands Environmental Assessment Agency (MNP). To enable a correct interpretation of these maps, it is important to know how uncertainty can influence values and patterns shown in the maps. This information on uncertainty is especially crucial in cases where values approximate legal standards or directives. The report then offers tips to researchers on how to deal with uncertainty in spatial data, forming as such a supplement to the 'Guidance for Uncertainty Assessment and Communication' (http:/www.mnp.nl/leidraad). The tips have been summarized in an 11-point Checklist, highlighting: (i) different ways to represent uncertainties on maps, (ii) statistical and dynamic forms of presentation, (iii) the role of spatial resolution, (iv) how to choose classifications in legends and (v) the importance of meta data. The Checklist is supplemented in the report with a series of practical examples of successful, and less successful, uncertainty presentations. This report not only constitutes worthwhile reading for researchers at and outside the MNP, but allows both policy makers and those setting up policy a glimpse into the strategies applied to MNP research.
ECOPLAN-SE: Ruimtelijke analyse van ecosysteemdiensten in Vlaanderen, een Q-GIS plugin
2017
ECOPLAN-SE is een ruimtelijk expliciete tool (QGIS) voor het beoordelen van de impact van landgebruikveranderingen op de levering van ecosysteemdiensten. De ontwikkeling van deze tool kadert in het het SBO-project "ECOPLAN" (Planning for Ecosystem Services). ECOPLAN ontwikkelt ruimtelijk expliciete informatie en instrumenten voor de beoordeling van ecosysteemdiensten. Het ontwerpt instrumenten voor de evaluatie van functionele ecosystemen als een kostenefficiënte strategie om de landgebruiksefficiëntie en milieukwaliteit te verbeteren. Het ontwikkelt open source eindproducten voor het identificeren, kwantificeren, waarderen, valideren en monitoren van ecosysteemdiensten. Deze producten kunnen door administraties en consultants worden ingezet in projectontwikkeling, kosten-baten analyses, milieueffecten rapportering, etc.
Substraat voorkeur voor foerageergedrag leghennen : pilotstudie
2019
Samenvatting In het project 'Gezondheid voor mens en dier door systeemverandering in de pluimveehouderij' wordt gewerkt aan alternatieven voor de huidige strooiselmest als scharrelsubstraat, waaruit de mest kan worden verwijderd om fijnstof-en ammoniakemissie te reduceren. In een pilot, uitgevoerd in drie weken op één commercieel leghennenbedrijf met een overdekte-en buitenuitloop, zijn 10 verschillende mogelijke scharrelsubstraten in steeds 6 bakken aangeboden. Uit deze pilot komt dat diatomeeënaarde, turf, schelpen en boekweitdoppen beter tegemoet komen aan de scharrelbehoefte van de leghennen dan houtkrullen, hydrokorrels, schors en lavasteentjes. Maar er was geen significant verschil in gebruik tussen diatomeeënaarde, turf, schelpen, gehakseld stro of boekweitdoppen onderling om in te foerageren. Summary The project "Health for humans and animals through system change in poultry farming" is working on alternatives to the current litter as foraging substrate, from which manure can be removed to reduce particulate matter and ammonia emissions. In a pilot study, carried out during three weeks on one commercial laying hen farm with a wintergarden and outdoor range, 10 different possible foraging substrates were offered in 6 bins. This pilot shows that diatomaceous earth, peat, shells and buckwheat hulls meet the foraging requirements of laying hens better than wood shavings, hydro pellets, bark and lava stones. But there was no significant difference in use between diatomaceous earth, peat, shells, chopped straw, or buckwheat hulls for foraging. Dit rapport is gratis te downloaden op https://doi.org/10.18174/499912 of op www.wur.nl/livestock-research (onder Wageningen Livestock Research publicaties).
Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis/ The Low Countries Journal of Social and Economic History, 2012
Lies Van de Vijver dIStrIbutIe en exploItatIe van fIlm te gent Een historische typologie op basis van de programmeringsprofielen Distribution and exhibition in Ghent. A historical typology based on programming profiles This article analyzes how local distribution and exploitation of film functions based on the specificity and historical characteristics of the Ghent film market over a course of thirty years. Three distinct concepts, the offer, popularity and circulation of mostly foreign film are analyzed by means of programming listings in the local newspapers as an alternative method for analyzing financial data. The article shows the continuous popularity of French cinema and the postponed popularity of American film. Longitudinal programming profiles of the cinemas show distinct programming strategies according to the origin of the films to attract different audiences and the analyses of the film circulation throughout the city cinemas show a rather flux hierarchy in the exhibition market defined by its locality Filmstudies richtten zich sinds hun opkomst in de jaren zestig vooral op de stilistische en narratieve dimensies van het medium. Veel filmonderzoek vertrok dan ook vanuit individuele filmteksten waarbij niet of slechts zijdelings werd verwezen naar de historische en sociale context waarin een film werd geproduceerd en vertoond. 1 Sinds de jaren zeventig kwam daar enigszins verandering in. 2 Robert C. Allen en Douglas Gomery pleitten er in hun boek 'Film History. Theory and Practice' voor om historische documenten over technologische, sociale, economische of esthetische ontwikkelingen te integreren in filmonderzoek. 3 Ze schreven dat filmgeschiedenis hoofdzakelijk een vaak lineaire en evaluatieve geschiedenis was van productie, pro
Het erf langs de Reth. Een Ottoonse huisplaats in plangebied Medel Afronding, gemeente Tiel
2018
Het Bedrijvenpark Medel zal de komende tijd worden uitgebreid met de locatie Medel Afronding, gelegen ten oosten van het bestaande bedrijvenpark. Het landschap waarbinnen de uitbreiding zal plaatsvinden is rijk aan archeologische vindplaatsen, zoals eerder al is gebleken tijdens de realisatie van Medel 1. Om de archeologische resten binnen de uitbreidingslocatie in kaart te brengen heeft in 2014 een proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden. Hierbij zijn, naast resten uit de prehistorie en Romeinse tijd, aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een boerenerf uit de Ottoonse tijd of het begin van de volle middeleeuwen. Dit erf kon in 2014 door middel van een opgraving geheel worden onderzocht. De sporen zijn voor het grootste deel toe te schrijven aan een boerenerf uit de Ottoonse tijd en bestaan uit greppels, paalkuilen, greppelkuilen en mestkuilen. De greppels begrenzen het erf en vormen daarbinnen verschillende functionele eenheden. Het westelijke deel van het erf wordt grotendeels in beslag genomen door een zeer vondstrijke, halfronde greppel. Vermoedelijk heeft hierbinnen een boerderij gelegen, maar hier zijn geen gebouwsporen van gevonden. Wel zijn in het oostelijke deel binnen de greppel meerdere mestkuilen gevonden. Mogelijk is het deel van het erf waarop het huis was gelegen opgehoogd met behulp van de grond die vrijkwam bij het uitgraven van de greppels. Centraal op het erf liggen diverse greppelkuilen die mogelijk gebruikt werden voor bepaalde ambachtelijke activiteiten. Op het oostelijke deel van het erf zijn de sporen gevonden van een vijfpalige roedenberg met een centrale paal. De datering van het middeleeuwse erf ligt op basis van het aardewerk uitsluitend in Sanke periode 4, die gedateerd wordt van 960/990 tot 1050/1070. Enkele metaalvondsten lijken een oudere datering te hebben. Deze oudere vondsten zijn wellicht tijdens het bewerken van het land vanuit de nabij gelegen nederzetting Hoge Hof in het plangebied terechtgekomen. Greppel S 6 kan op basis van het vondstmateriaal, dat geheel bestaat uit handgevormd aardewerk, in de late ijzertijd of de vroeg Romeinse tijd worden gedateerd. Vermoedelijk hoort deze greppel bij het landbouwareaal van de nederzetting die ten noorden van het middeleeuwse erf is aangetroffen. Uit de nieuwe tijd dateren drie oost-west georiënteerde sloten. Deze sluiten aan bij het verkavelingspatroon dat in een groter gebied tijdens het in 2014 uitgevoerde proefsleuvenonderzoek is vastgesteld
Naar een architectuur van vereenvoudiging?
Bulletin KNOB
The Belgian architect Victor Horta (1861-1947) spent most of the First World War in the United States. Over the course of three years, from December 1915 to January 1919, he explored how the American skyscrapers, standardized dwellings and ingenious urban planning might serve as a model for a modern, post-war Belgium. Yet Horta’s memoirs had very little to say about his discussion of American architecture or any influence his travels might have had on his post-war work. This article consequently breaks new ground in examining the various talks on the subject that Horta gave in the 1920s. Horta’s lectures actually provide a good picture of how he started to see American architecture as a model for the future. In American architectural practice, serial production, standardization and economies of scale facilitated a simplification of the design – a solution Horta also proposed for war-torn Belgium. By way of illustration, the article describes the affinity between Horta’s more classic...
Even Buurten: De complexiteit van een wijkgerichte aanpak
2015
Het project Even Buurten Rotterdam en de evaluatie van dit project zijn gefinancierd door ZonMw (projectnummer: 314030201). De auteurs danken alle Spillen en betrokken professionals, alsmede de ouderen voor hun deelname aan het onderzoek. De stuurgroep van Even Buurten willen wij bedanken voor hun inzet om de transitie naar integrale zorg en ondersteuning mogelijk te maken. De resultaten die in dit rapport worden gepresenteerd zijn gedeeltelijk overgenomen uit eerder gepubliceerde artikelen van het onderzoek (zie bladzijden 40 en 41 voor een compleet overzicht van artikelen) Samenvatting .
Archeologie in Vlaanderen, 1995
Aanvullend onderzoek van de Gallo-Romeinse nederzetting Kontich-Kapelleveld (prov. Antwerpen) Interimverslag 1993 Rica Annaert (A.VR.A.), in samenwerking met de Nationale Dienst voor Opgravingen (thans Instituut voor het Archeologisch Patrimonium) en de gemeente Kontich. Op het Kapelleveld (Kad. Sie C, nr. 648) werd een aantal sporen ingetekend die door de heer H. Verbeeck in de overgangsperiode tussen late IJzertijd en de vroegromeinse tijd werden gesitueerd (fig. 1 en 2: A). Het betreft een vierkantig greppelsysteem van 8 m zijde waarrond meerdere paalsporen op de aanwezigheid van een nederzetting wijzen. Gebouwplattegronden konden evenwel niet gereconstrueerd worden. Ten zuiden en ten oosten van deze zone nam het aantal Romeinse sporen toe zonder dat een duidelijk nederzettingspatroon gedetecteerd werd 1. Op de Steenakker (Kad. Sie C, nrs, 645 en 646) werd een Gallo-Romeins ya««m met temenos gelokaliseerd (tig. 1 en 2: B), waarbij in zuidelijke richting een woonzone van een Gallo-Romeinse vicus aansluit (fig. 1 en 2: C). De kern van deze bewoning bestaat uit een aantal houten woonhuizen en bedrijfsgebouwtjes die alle geaxeerd zijn op een noordwest-zuidoost verlopende straat. Een greppelsystecm verdeelt gans deze zone in erven. Aan de rand van het woonareaal werden enkele ijzersmeltoventjes en een pottenbakkersoven teruggevonden, zodat hier enige ambachtelijke bedrijvigheid kan verondersteld worden 2 .