Een vondst van groot belang: de boot van Britsum (Fr.) (original) (raw)
A find of great importance: the boat of Britsum In 1906, a boat, or at least ship’s timbers, were unearthed during commercial quarrying of the terp (dwelling mound) of Britsum (province of Fryslân/Friesland). It was recently found that a number of fragments have survived; they are stored in the Northern Archaeological Depot at Nuis. Since finds of vessels and ship’s timbers in the formerly maritime landscape of the northern Netherlands are extremely rare, and knowledge about ships and seafaring in this area is limited, these fragments have been thoroughly examined. A sample was radiocarbon-dated, with an outcome of 1246 ± 15BP, 685-778 calAD, a period with hardly any finds of ship’s timbers in the Netherlands. The two fragments that were examined were frames: a knee and a v-shaped floor timber of a flat-bottomed vessel. Their shape shows that this may have been a boat with two pointed ends, in Dutch a punter. Since part of this boat may still be hidden in the remainder of the terp of Britsum, further investigation of this site is recommended.
Sign up for access to the world's latest research.
checkGet notified about relevant papers
checkSave papers to use in your research
checkJoin the discussion with peers
checkTrack your impact
Related papers
Rapportage toevalsvondst Meuzegemstraat 84, Meuzegem-Wolvertem (Prov. Vlaams-Brabant)
2012
De toevalsvondst gebeurde tijdens restauratiewerken aan de oude pastorie van het gehucht Meuzegem in de deelgemeente Wolvertem van Meise. Tijdens aanpassings-en rioleringswerken stootte men op een niet gekende fundering die aanleunde bij de noordoostelijke hoek en de noordelijke fundering van de pastorie. Meuzegem is een landelijk dorp in het noordwesten van Vlaams-Brabant op anderhalve kilometer ten noordwesten van het dorpscentrum van Wolvertem en ligt op een uitdijende heuvelrug van het Brabants plateau net op de overgang met de noordelijke laagvlakte (Kaart 1-2). Het centrum ligt ten noorden van de alluviale vlakte van de Meuzegemsebeek die stroomafwaarts via de Zijp en de Molenbeek afloopt richting Rupel-en Scheldevallei (Kaart 3). Deze Meuzegembeek (of Valbeek) zorgt, samen met enkele andere kleinere beken in de regio voor de afwatering van de omliggende verhevenheden en hoger gelegen plateaus. Meuzegem ligt op de grens tussen de lemige bodems van de heuvels en de zanderigere gronden van de laagvlakte (Kaart 4). De site zelf ligt te midden van matig droge zandleembodem met textuur B horizont (Lcaz) en is respectievelijk omgeven door droge zandleembodems met textuur B horizont (Lbaz), droge leembodems zonder profiel (Abp1) en natte zandleembodems met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont (Lhcz) in het noorden en zeer natte leembodems zonder profiel (Afp), matig droge zandleembodems met textuur B horizont (Lca) en droge leembodems met textuur B horizont (Aba0) in het zuiden richting de Brabantse heuvels. De site is opgenomen in de Centrale Archeologische Inventaris, ID: 159338 en in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed, ID: 40215.
Een vindplaats uit de IJzertijd aan de IJselweg te Vierakker, gemeente Bronckhorst
2015
In opdracht van N.V. Nederlandse Gasunie heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven en een opgraving uitgevoerd op de locatie IJselweg te Vierakker, gemeente Bronckhorst. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de bodem binnen een groot gedeelte van de (tijdens vooronderzoek aangetroffen) vindplaats tot op grote diepte verstoord was. In de verstoorde delen waren geen archeologische sporen meer aanwezig. Uiteindelijk zijn alleen in de noordelijke en zuidelijke gedeelten van de vindplaats intacte archeologische resten aangetroffen. In zowel het noordelijke als het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied zijn sporenclusters gevonden waarin gebouwstructuren kunnen worden herkend. In totaal gaat het om 97 relevante archeologische sporen, zoals kuilen, paalkuilen en een waterkuil. In het zuidelijke deel van de vindplaats is een sporencluster aangetroffen waarin verschillende bijgebouwen kunnen worden herkend. Tussen de sporen zijn drie vierpalige spiekers en een deel van een vierde spieker herkend. Van een van de spiekers kon worden vastgesteld dat deze door brand is vernietigd. In het noordelijke deel van het onderzoeksgebied zijn een complete huisplattegrond en een vierpalige spieker gevonden. De huisplattegrond wordt toegeschreven aan het type Wachtum. Dit type wordt regelmatig in de IJsselstreek en andere delen van Oost-Nederland gevonden. Over het algemeen worden huizen van dit type gedateerd in de Vroege IJzertijd, hoewel een begindatering in de Late Bronstijd niet wordt uitgesloten. Tijdens de archeologische begeleiding die na afloop van de opgraving heeft plaatsgevonden, zijn ten noorden van het onderzoeksgebied nog paalkuilen, kuilen en een waterkuil aangetroffen. Vermoedelijk kunnen deze sporen aan een tweede erf worden toegeschreven. Omdat de werkstrook ten tijde van de begeleiding echter al tot in de C-horizont was uitgegraven, is hiervan slechts een klein gedeelte teruggevonden. Het was niet mogelijk om in de opgetekende sporen (duidelijke) structuren te herkennen. Het vondstmateriaal bestaat vrijwel uitsluitend uit handgevormd aardewerk en natuursteen. Op basis van de herkende structuren en het aardewerk kan het erf in het noordelijke deel van het plangebied gedateerd worden in de Vroege IJzertijd. De structuren die in het zuidelijke deel zijn aangetroffen, worden gedateerd in de Midden en Late IJzertijd. Zoals gebruikelijk bij een opgraving op zandgrond, zijn slechts weinig botanische resten gevonden. Uit de zaden die in de palen van de verschillende spiekers zijn gevonden, blijkt dat er in ieder geval gerst, gierst, tarwe en haver werden verbouwd. Het gaat om graansoorten die in de IJzertijd algemeen waren. Opvallend is dat in twee spiekers niet graan, maar eikels het grootste bestanddeel uitmaakten van gewassen die opgeslagen lagen. Of deze eikels dienden als voedsel voor vee of dat ze ook door de bewoners werd gegeten, is niet duidelijk
2006
Inleiding 1.1 Vondstomstandigheden en context De site Capelakker (fig. 1: 1) te Brecht-Overbroek werd ontdekt in 1998 door infrastructuurwerken in een geplande sociale verkaveling aangevraagd door IGEAN (Intercommunale Grondbeleid en Expansie Antwerpen) 1. Het toenmalige Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (IAP) kreeg de gelegenheid heel de te bebouwen oppervlakte van de verkaveling te onderzoeken, nog voor de percelen verkocht werden. Er werd in het totaal een oppervlakte van ongeveer 9000 m² gecontroleerd 2. Brecht kent van in de prehistorie een lange bewoningsgeschiedenis. Dit werd reeds aangetoond door de vele gekende archeologische vindplaatsen in de omgeving. Specifiek voor de periode van de metaaltijden, en in het bijzonder de ijzertijd, blijken in Brecht vele sites gekend te zijn. Vooral door archeologisch onderzoek de laatste 10 jaar wordt het beeld over de ijzertijd langs Belgische zijde van de Kempen ook duidelijker (fig. 1). Langs het Moordenaarsven 3 (fig. 1: 4), op het Thomas Heyveld 4 (fig. 1: 5-beide op 1300 tot 1000 m ten zuidwesten van de vindplaats) en langs de Melkweg 5 (gelegen op de grens tussen Brecht en Wuustwezel) zijn prehistorische sites aangetroffen. Maar ook op de Hoge Meerrijt (fig. 1: 3) en Lage Meerrijt (fig. 1: 2-op 1000 m ten noordwesten en westen van de vindplaats) zouden mogelijk prehistorische sites kunnen gelegen zijn 6. 1 De opgraving gebeurde onder leiding van R. Annaert met medewerking van R. Vanschoubroek en A. Willems. De opgravingsresultaten werden in 2004 verwerkt in een licentiaatsverhandeling van S. Gautier aan de Vrije Universiteit Brussel (promotor: M. De Bie).
Loading Preview
Sorry, preview is currently unavailable. You can download the paper by clicking the button above.