Timmermanskonst i Norra Strö kyrka (original) (raw)

Leem Met Stro en Lood Met Melkgoud Fragment Van Een Muurschildering

Aziatische Kunst

Lucien van Valen LEEM MET STRO EN LOOD MET MELKGOUD FRAGMENT VAN EEN MUURSCHILDERING Aan het begin van de 20e eeuw vond een deel van een muurschildering van Chinese origine zijn weg naar de collectie van de Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst. De oorspronkelijke plaats van herkomst weten we niet en de complete voorstelling waar het ooit deel van uitmaakte is ook nog steeds onbekend. We kunnen de weg die het fragment aflegde in omgekeerde volgorde traceren tot Parijs in de jaren twintig, maar eigenlijk blijft alles wat het daarvoor heeft meegemaakt een mysterie. Door te kijken naar de samenstelling van de materialen waaruit het fragment is opgebouwd zal ik in dit artikel proberen inzicht te geven in de manier waarop het vervaardigd is. Downloaded from Brill.com04/24/2020 03:52:55PM via free access Afbeelding 3 (links) Detailopname van de groene vloer. Afbeelding 4 De Chinese lijnen zijn hier krachtig en scherp, de restauratie is met bibberende lijnen aangebracht.

Bermmonumenten. Nieuwe rouwcultuur in de openbare ruimte

2012

General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the KNAW public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain. • You may freely distribute the URL identifying the publication in the KNAW public portal. Take down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Het Sint-Christinabegijnhof te Ieper in de Nieuwe Tijd ( eind 16de eeuw - eind 18de eeuw)

Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis, 2003

Het Sint-Christinabegijnhof te Ieper in de Nieuwe Tijd (eind 16de eeuweind 18de eeuw) Inleiding Lange tijd liet men de begijnhoven vervallen. Weinigen hadden aandacht voor de stenen resten, laat staan voor wat nog overbleef aan geschreven bronnenmateriaal over deze vrouwen. Gelukkig kwam daartegen reactie in de tweede helft van de 20ste eeuw. Het grootscheeps herstel van het Leuvense Groot Begijnhof door Professor Lemaire betekende een kentering. De recente erkenning door de UNESCO als cultureel erfgoed bracht de begijnhoven weer in de actualiteit. Wat nog rest probeert men her en der te herstellen en verschillende organisaties en instanties maakten de geschiedenis van deze hoven bij de bredere bevolking beter bekend. De steden beschouwen de begijnhoven nu als culturele kleinoden en toeristische attractiepolen. De belangstelling voor het verleden van die instellingen en de mensen die er woonden nam sterk toe. In de meeste gevallen beperkte de aandacht zich tot die begijnhoven waar nog stenen overblijfselen van restten. Zo verging het ook het Ieperse begijnhof. Daar het hof tijdens Wereldoorlog I met de grond gelijk werd gemaakt en niet meer werd heropgebouwd, bleef ook na de herwaardering van de Vlaamse begijnhoven de interesse voor het hof heel beperkt. Er werd slechts sporadisch melding van gemaakt in overzichtswerken 1 • Twee jaar geleden schetsten W. Simons en P. Trio het begijnenleven tijdens

Een vindplaats uit de IJzertijd aan de IJselweg te Vierakker, gemeente Bronckhorst

2015

In opdracht van N.V. Nederlandse Gasunie heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven en een opgraving uitgevoerd op de locatie IJselweg te Vierakker, gemeente Bronckhorst. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de bodem binnen een groot gedeelte van de (tijdens vooronderzoek aangetroffen) vindplaats tot op grote diepte verstoord was. In de verstoorde delen waren geen archeologische sporen meer aanwezig. Uiteindelijk zijn alleen in de noordelijke en zuidelijke gedeelten van de vindplaats intacte archeologische resten aangetroffen. In zowel het noordelijke als het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied zijn sporenclusters gevonden waarin gebouwstructuren kunnen worden herkend. In totaal gaat het om 97 relevante archeologische sporen, zoals kuilen, paalkuilen en een waterkuil. In het zuidelijke deel van de vindplaats is een sporencluster aangetroffen waarin verschillende bijgebouwen kunnen worden herkend. Tussen de sporen zijn drie vierpalige spiekers en een deel van een vierde spieker herkend. Van een van de spiekers kon worden vastgesteld dat deze door brand is vernietigd. In het noordelijke deel van het onderzoeksgebied zijn een complete huisplattegrond en een vierpalige spieker gevonden. De huisplattegrond wordt toegeschreven aan het type Wachtum. Dit type wordt regelmatig in de IJsselstreek en andere delen van Oost-Nederland gevonden. Over het algemeen worden huizen van dit type gedateerd in de Vroege IJzertijd, hoewel een begindatering in de Late Bronstijd niet wordt uitgesloten. Tijdens de archeologische begeleiding die na afloop van de opgraving heeft plaatsgevonden, zijn ten noorden van het onderzoeksgebied nog paalkuilen, kuilen en een waterkuil aangetroffen. Vermoedelijk kunnen deze sporen aan een tweede erf worden toegeschreven. Omdat de werkstrook ten tijde van de begeleiding echter al tot in de C-horizont was uitgegraven, is hiervan slechts een klein gedeelte teruggevonden. Het was niet mogelijk om in de opgetekende sporen (duidelijke) structuren te herkennen. Het vondstmateriaal bestaat vrijwel uitsluitend uit handgevormd aardewerk en natuursteen. Op basis van de herkende structuren en het aardewerk kan het erf in het noordelijke deel van het plangebied gedateerd worden in de Vroege IJzertijd. De structuren die in het zuidelijke deel zijn aangetroffen, worden gedateerd in de Midden en Late IJzertijd. Zoals gebruikelijk bij een opgraving op zandgrond, zijn slechts weinig botanische resten gevonden. Uit de zaden die in de palen van de verschillende spiekers zijn gevonden, blijkt dat er in ieder geval gerst, gierst, tarwe en haver werden verbouwd. Het gaat om graansoorten die in de IJzertijd algemeen waren. Opvallend is dat in twee spiekers niet graan, maar eikels het grootste bestanddeel uitmaakten van gewassen die opgeslagen lagen. Of deze eikels dienden als voedsel voor vee of dat ze ook door de bewoners werd gegeten, is niet duidelijk