(1999) - 'Over boeren en bosjesmannen. Momenten van toenadering en distantie tussen volkskunde en volkenkunde' (original) (raw)
1999, Amsterdams Sociologisch Tijdschrift
voor de kultuur van het eigen volk niet minder groote belangstelling heb ben dan voor die der Sumeriërs en der Papoea's' (De Vries 1937c, 411). Eenmaal op het spoor van de volkskunde, profi leerde De Vries zich in de jaren dertig als een vooraanstaand wetenschapper op dat terrein. Via zijn internationale contacten was hij goed op de hoogte van de organisatie van de volkskunde in andere landen. Aan het eind van de jaren twintig pleitte hij-met een verwijzing naar het Gustav Adolph Instituut in Zweden-voor een 'centraal lichaam' dat leiding kon gevenäan documentatie en onderzoek op het terrein van folklore. Van daaruit zou met de samenstelling van een Nederlandse Volkskundige Atlas begonnen kunnen worden (cf. De Vries 1929a). Ook Van der Ven (1927) hield indertijd een pleidooi voor de oprichting van een 'Rijks-folklorebureau' en het initiëren van een 'is-ethnen-cartographie'. De cartografische methode en de volkskundige atlas De voorgenomen activiteiten in het kader van de 'Atlas der Nederlandsche Volkskunde' werden in het begin van de jaren dertig tijdens enkele bijeen komsten gepresenteerd, terwijl er tevens comités werden opgericht die steun aan het project moesten geven (Atlas 1933). Ook buiten Nederland zou gedurende de jaren dertig veel energie en aandacht van volkskundigen naar het opzetten en uitwerken van atlasprojecten uitgaan. Via de sectie Folklore van het Bureau voor Anthropologie gaven De Vries en Van der Ven ruchtbaarheid aan het Nederlandse project en probeerden zij daarmet succes-wetenschappelijke steun •voor te verwerven. 14 In 1934 werd een Comité voor den Atlas der Nederlandsche Volkskunde opgericht, waar mee aan de opzet van een volkskundige atlas gewerkt zou worden. De crisisjaren gingen echter aan het academisch bedrijf niet ongemerkt voor bij. Onder druk van bezuinigingen besloot het Bureau voor Anthropologie dat het comité zichzelf financieel moest zien te bedruipen. Met de terug trekking van het NNBA viel een belangrijke institutionele steun weg voor het atlasproject van De Vries en Van der Ven. De Vries en Van der Ven waren niet de enigen die zich inzetten voor een Nederlandse Volkskundige Atlas. Vrijwel tegelijkertijd zouden Schrijnen en zijn rechterhand Pieter Jacobus Meertens zich in een eigen atlasproject vastbijten. Dat deden zij vanuit de-mede voor dat doel-in november 1934 opgerichte Volkskundecommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Steunend op het correspondentennetwerk van de Dialectencommissie, die in 1931 was begonnen met de samenstelling van een dialectenatlas, zonden zij nog in datzelfde jaar een
Sign up for access to the world's latest research
checkGet notified about relevant papers
checkSave papers to use in your research
checkJoin the discussion with peers
checkTrack your impact
Sign up for access to the world's latest research
Related papers
P.R. Priester, Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw circa 1600-1910
Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 1999
Recensies worden. Aan die voorwaarde kan het Wilhelmus niet voldoen. En als het zo gesteld is, heeft Grijp gelijk: dan kunnen wij de woorden beter missen. De tekst blijft zoals altijd het zwakke punt van ons volkslied. A. Th. van Deursen
Brood & Rozen, 2004
Van 'burgerlijke afstandelijkheid' naar M 'volkse betrokkenheid' ,". De politieke cultuur van enkele socialistische mijnwerkers in het Belgische parlement, 1894-1914 Jo Deferme, assistent aan het departement Geschiedenis van de K. U.Leuven Toen de Belgische socialisten na de verkiezingen van oktober 1894 het parlementair halfrond betraden, werden ze geconfronteerd met een bij 'uitstek burgerlijke parlementaire cultuur. Dat schreef althans de socialist Louis Bertrand. In het parlement zou een politieke cultuur geheerst hebben die de socialisten (vaak arbeiders) niet kenden en waaraan ze ook niet wensten deel te nemen of toe te geven. Zo was het de gewoonte, aldus Bertrand, dat wanneer iemand een leugen vertelde, hij niet rechtstreeks werd terechtgewezen. De conservatieve katholiek Charles Woeste zei dan: "L'honorable membre dit la chose qui n'est pas. " <1> Zulke formuleringen lokten bij de socialisten natuurlijk steevast hoongelach uit. In hun publicaties vertellen socialistische auteurs maar al te graag hoe zij tegen de heilige huisjes van de zogenaamde bourgeoiscultuur schopten.
Het post-naturalisme, de ambachtsman, en de meisjes op de Dam
KWALON, 2017
Alvorens op de repliek in te gaan, moet het mij van het hart dat Beuving en De Vries (2017) hun eigen werk tekortdoen. Ze hadden kunnen stilstaan bij de positieve dingen die ik over hun boek heb gemeld, zoals de toegankelijkheid, de mooie verbindingen tussen methodologie en sociale theorie, de waardevolle hoofdstukken over interviewen, teksten, afbeeldingen en dingen, of de suggesties dat het boek waardevol kan zijn voor methodologieonderwijs.
Loading Preview
Sorry, preview is currently unavailable. You can download the paper by clicking the button above.