Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek, Wim van Anrooij, Ingrid Biesheuvel, Karina van Dalen-Oskam, Jan Noordegraaf - DBNL (original) (raw)

Schönfeld, M.

Schönfeld, Moritz * 9 februari Groningen; † 4 oktober 1958 's Graveland, naamkundige en historisch-taalkundige.

illustratie

Moritz Schönfeld was de zoon van een leraar wis- en natuurkunde aan het stedelijk gymnasium te Groningen. Moritz zette de leraarstraditie voort: na zijn studie aan de Groningse universiteit (aanvang in 1898, doctoraal Nederlandse letteren in 1904) was hij leraar Nederlands en aardrijkskunde te Meppel (1905-1908) en te Tilburg (1908-1913) en daarna tot aan zijn pensionering (1945) aan het pas opgerichte gemeentelijk gymnasium te Hilversum. Aan laatstgenoemde school was hij ook enige jaren waarnemend conrector.

Ontwikkeling en karakterisering

In 1906 promoveerde hij in Groningen op een proefschrift over oud-Germaanse volks- en persoonsnamen. Het is later omgewerkt en aangevuld tot het Wörterbuch der altgermanischen Personen- und Völkernamen nach der Überlieferung des klassischen Altertums bearbeitet(Heidelberg, 1911). Dit is tot op heden een standaardwerk gebleven. In 1965 verscheen te Darmstadt een Nachdruck. Ook werkte hij van 1917 tot 1930 met een aantal lemmata mee aan_Paulys Realencyclopädie der classischen Altertumswissenschaft (_uitgegeven door Georg Wissowa).

In 1921 verscheen de eerste druk van het werk waaraan zijn naam voor altijd verbonden zal blijven, de Historiese grammatika van het Nederlands. Schets van de klank- en vormleer(Zutphen, 1921). Van dit boek verschenen acht drukken, de laatste in 1970 (met een tweede oplage in 1980). Het had oorspronkelijk een didactisch doel: het was volgens het voorbericht van de 1e druk voor de studenten bedoeld als opstapje naar Francks moeilijke_Mittelniederländische Grammatik._ Van druk tot druk is het echter uitgedijd tot een omvangrijk handboek en naslagwerk met uitvoerige bibliografische aantekeningen; telde de 1e druk nog slechts 160 bladzijden, in de 8e zijn dat er 427 geworden. Het bevat zowel de klankleer als de vormleer (verbuiging en vervoeging, vanaf de 2e druk ook de woordvorming). Aan de hand van de opeenvolgende drukken kan men de ontwikkeling van de historische grammatica van het Nederlands op de voet volgen. Vanaf de vijfde druk (1954) werd de tekst door de Brusselse hoogleraar A.C.H.L. van Loey verzorgd; bij de vijfde druk was ook Schönfeld zelf nog betrokken. Vele generaties neerlandici hebben uit dit boek de historische grammatica moeten leren. Bij iedere volgende druk kostte dat meer moeite waardoor ‘Schönfeld’ niet alleen een beroemd maar ook een berucht boek geworden is. Voor onderzoekers is het echter nog altijd onmisbaar. Overigens verbond Schönfeld zijn naam ook nog aan een ander veel gebruikt leerboek, de Nederlandse spraakkunst van C.G.N. de Vooys (1e druk 1947), waaraan hij zijn medewerking verleende en waarvan hij de tekst na de dood van De Vooys voor nieuwe drukken herzag.

De meeste tijd die Schönfeld naast zijn schoolwerk overhield, zal hij wel nodig gehad hebben voor het verwerken van wat anderen over de historische grammatica te berde hadden gebracht. Toch leverde hij ook zelf van tijd tot tijd een bijdrage. In zijn eigen onderzoek is hij echter vooral naamkundige gebleven. Hoewel hij ook over persoonsnaamkunde bleef publiceren, is later vooral zijn toponymisch onderzoek van belang geworden. Het resulteerde in twee belangrijke inhoudsrijke naslagwerken: Veldnamen in Nederland (Amsterdam, 1949) en_Nederlandse waternamen_ (Brussel, 1955).

Belangrijk was hij ook voor de organisatie van de naamkunde. Zo was hij lange tijd redacteur van de Nomina geographica neerlandica (NGN) en functioneerde hij in de naamkundecommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Vooral in de NGN publiceerde hij een aantal Forschungsberichte over de toponymie in Nederland en Vlaanderen.

In het jaar van zijn overlijden verscheen het Jaarboek van de Maatschappij van de Nederlandse letterkunde met de mededeling dat hij de wens te kennen had gegeven dat er van hem geen levensbericht zou verschijnen. Op de tegenover liggende bladzij werd om hem toch te eren een portret van hem afgedrukt. Dit tekent de opvallende bescheidenheid van deze gezaghebbende geleerde. Mogelijk werd om eenzelfde reden ook geen herdenkingsrede in de Akademie (waarvan hij lid was) uitgesproken. Zijn bescheidenheid blijkt ook hieruit dat hij, ondanks zijn belangrijke aandeel in het boek, toch niet wilde dat hij op de titelpagina van de_Nederlandse spraakkunst_ als tweede auteur werd genoemd. Wie kennis neemt van zijn werk, wordt getroffen door zijn grote kennis en zorgvuldigheid en door de enorme werkkracht waarmee hij het tot stand heeft gebracht.

Invloed

De belangrijkste invloed heeft Schönfeld uitgeoefend via zijn Historische grammatica. Van groot belang is het daarin opgenomen hoofdstuk over woordvorming dat voor vele morfologen een belangrijke bron van informatie was en is. Op naamkundig gebied is vooral zijn plaatsnaamkundig werk van invloed geweest.

Cor van Bree
[14 november 2003]

Voornaamste geschriften

Oe-relicten in Holland en Zeeland. Amsterdam, 1932. - Meded. van de Kon. Ned. Akademie, Afd. Lett., 73, A, 1.
‘Ingvaeoons’. In: De nieuwe taalgids 39 (1946), p. 55-59.
‘Friese relicten in het Gronings in het bijzonder in de toponiemen (iets over de verhouding van het Gronings tot het Fries)’. In: Bijdr. en Meded. der Dialectencommissie van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam: Friezen, Saksen, Franken, 10 (1947), p. 1-36.
‘Hebben olla vogala...’. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 76 (1958-59), p. 1-9.
Nagelaten opstellen. Studies op naamkundig gebied, onder red. van D.P. Blok, Amsterdam, 1959.

Belangrijkste secundaire literatuur

D.P. Blok: ‘Bibliografie van het naamkundig werk van Dr. M. Schönfeld’. In: Meded. van de Ver. voor naamkunde te Leuven en de comm. voor naamkunde te Amsterdam, 31 (1955), p. 2-6.
S.J. Fockema Andreae: ‘Dr. M. Schönfeld’. In: Meded. van de Ver. voor naamkunde te Leuven en de comm. voor naamkunde te Amsterdam, 31 (1955), p. 1-2.
S.J. Fockema Andreae: ‘Ter herinnering aan Dr. Moritz Schönfeld’. In: D.P. Blok (red.),Nagelaten opstellen, Studies op naamkundig gebied. Amsterdam, 1959, p. I-III.
C. van Bree: ‘Historische grammatica's van het Nederlands in historisch perspectief’. In:Traditie en progressie. Handelingen van het 40ste Nederlands Filologencongres, 's-Gravenhage, 1990, p. 135-150.

Locatie archief

Geen Schönfeld-archief bekend

Locatie brievencollectie

Zie CEN (voor brieven van Schönfeld in de UB Leiden)