Leesmaar.nl Voor-reden Boek 6 Deel 2 Cruydt-Boeck 1644 (original) (raw)

1644 Cruydt-Boeck
A | B C D E F G H IJK L M N O P QR S T U V
Voorwerk
Deel 1 Boek 1 | 2 3 4 5
Deel 2 Boek
6 Van Violetten, Roosen, ende andere dierghelijcke BloemenPlanten Alfabetisch
7 Van de Bulben oft Bloemen met aiuynachtighe oft klisterachtighe Loocks-ghewijse wortelenPlanten Alfabetisch
8 Van de Wilde Bloemen ende sommighe anderePlanten Alfabetisch
9 Van de Welrieckende cruyden, ende Krans-cruyden, oft tot Kroonkens ende Tuylkens dienendePlanten Alfabetisch
10 Van de cruyden met Krans-ghewijse bloemenPlanten Alfabetisch
Deel 3 Boek 11 | 12 13 14 15
Deel 4 Boek 16 | 17 18 19 20
Deel 5 Boek 21 | 22 23 24 25
Deel 6 Boek 26 | 27 28 29 30
Indiaensche oft Uytlandtsche Boomen, Heesteren ende Cruyden
Nawerk Neder-Duytsche Naemen der Cruyden
Middelnederlandse termen
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel
Bijgewerkt28-04-2023

« Cruydt-Boeck 1644 Deel 2 boek 6 Zie volgende pagina »

Voor-reden.

Zie scan Cruydt-Boeck 1644 Deel 2 boek 6 Bladzijde 229 Naedemael wy volbroght hebben het eerste Deel deses Cruydt-Boecks, waer in wy veelderhande cruyden nae het vervolgh van den A,B,C, beschreven hebben, die met malkanderen geene, oft immers seer kleyne, gelijckenisse hadden; soo sal het nu tijdt wesen dat wy komen tot de voordere beschrijvinge van de cruyden ende gewassen, de welcke in sekere ende merckelijcke verdeylinghen bepaelt ende afghesondert konnen wesen, ghemerckt dat sy den anderen met eenige kennelijcke ghelijckenisse seer nae by schijnen te komen. Om het welcke ten eynde te brengen, sullen wy eerstelijck ende voor allen in dit tweede Deel van de bloemen ende welrieckende cruyden spreken. Niet alleen, om dat door den reuck oft handelinge van desen, den gheest der menschen tot eenige ghenuchte oft vermaeckinghe verweckt wordt; maer oock, om dat sy dickwijls tot vercieringhe ende verfraeyinghe soo wel van huysen, kercken ende andere plaetsen, als van de menschen selve ghebruyckt pleghen te worden. Men pleegh van de bloemen kranskens te vlechten, om het hooft te vercieren : men maeckt oock tuylkens van de selve bloemen, als oock van de welrieckende bladeren, die seer lustigh om sien, ende seer lieflijk van reuck zijn. Dan boven allen soo zijn dese cruyden ende bloemen het meeste verciersel, fraeyigheyt ende lieflijckheyt die de hoven door eenigh dinck mogen krijgen : want geenderhande ghewelfsels, wagens, prieelen ende andere hofwercken, hoe konstigh die oock mogen gewrocht, geschildert, oft t'samen ghevoeght zijn, oft hoe aerdigh ende fraey met verwen verciert oft bestreken, ende hoe kostelijck dat sy oock ghemaeckt zijn, en konnen de hoven in geender voegen soo seer vercieren oft lustigh maecken, als de bloemen en welrieckende cruyden plegen te doen; de welcke niet alleen en dienen om het gesicht ende den reuck te verheughen, maer oock bequaem zijn om daer kranskens, hoeykens ende tuylkens af te maecken : iae, dat meer is, sonder dese bloemen ende cruyden zijn alle de voornoemde hof-wercken onbehaeghlijck ende onaengenaem, ende schijnen gantsch van alle vercieringe, lieflijcheyt ende bevalligheyt berooft te wesen. Bovendien soo is de ghenuchte ende vermakinge des gheests, diemen uyt dese dingen schept, niet alleen seer behaeghlijck ende lieflijck, maer en kan oock niet anders dan seer eerlijck ende prijsbaer wesen : want het gesicht ende handelinge daer van, vermaent ende verweckt het gemoet des menschen tot prijsinge ende naevolginge van alle eerlijcke ende schoone saken; sulcks datmen daghelijcks bemerckt, dat de bloemen door hunne schoonheydt, aerdighe verwe, ende uytnemende fraeyigheyt, die in hun maecksel blijckt, dickwijls oorsaeck zijn van een overdenckinghe ende goet voornemen van alle loflijcke daden, ende ghedachtenisse van alle deughden; besonderlijck inde kloecke ende edele verstanden ende hooghmoedige geesten : want het waer een schandelijcke sake, als den Wijsen man seydt, dat degene die schoone dingen voor oogen heeft, ende de selve dickwijls aenschouwt, schoone dingen handelt, ende op schoone oft fraeye plaetsen verkeert, sijnen gheest ende sijn gemoet oock niet en soude soecken schoon te hebben, oft van alle onreynigheyt en ondeughden suyver te maken. Dan aengaende de bloemen, men soude seer veel verscheyden gheslachten van dien moghen vinden, ende besonderlijck beschrijven, waer het sake datmen neerstigheydt woude doen om die seer nauw ende scherp te overleggen,ende haer onderscheydt te aenmercken : maer wy hebben onnoodigh gheacht dat selve soo anghstelijck te volbrengen, meynende, oft immers verhopende, dat het genoegh was de bloemen alleen in drijderhande onderscheyden te verdeylen; te weten, in Hof-bloemen, Wilde Bloemen, ende de ghene die van Clisters voordt-komen, dat is eene loockachtige wortel hebben.
Zie Zie scan Cruydt-Boeck 1644 Deel 2 boek 6 Bladzijde 230 Onder dese dry gheslachten hebben wy gheaerbeydt te begrijpen alle de cruyden ende ghewassen, die met haerlieder bloemen sonderlinghe in de ghenees-konste nut zijn, oft de ooghen een behaghen oft wellust konnen gheven; ende daerom eyghentlijk bloemen ghenoemt zijn, door dien dat sy meest om haerlieder bloemen ghesocht ende in de hoven onder-houden en gheoeffent worden. Dese dry gheslachten van cruyden in de dry voorste Boecken van dit ons tweede Deel beschreven hebbende, te weten in het seste , sevenste ende achtste Boeck, hebben daer terstont den vierden Boeck deses Deels bijghevoegt, dat is den neghensten van ons geheele Werck, waer in wy handelen van de Welrieckende cruyden, ende daer nae volght den vijfden van dit tweede Deel, dat is den tienden van onsen Cruydt-Boeck; waer in wy spreken van de cruyden die kroonkens draghen : want ghemerckt dat de saden der selver dickwijls welrieckende zijn, soo mochten die seer qualijck van de Welrieckende cruyden ghescheyden oft afghesondert wesen; als hier naemaels klaerder blijcken sal. Volghende dan ons voorseydt voornemen, soo sullen wy hier in dit seste Boeck, 't welck het eerste is van dit tweede Deel, eerstelijck van de Violetten ende Roosen handelen; ende voordts oock van sommighe andere die met desen, 't zy van ghedaente oft maecksel, 't zy van naem eenighe ghelijckenisse hebben : want onder de Violetten moghen vele aerdighe bloemen ghestelt ende gherekent woren; als zijn de Violieren, Orant ende andere dierghelijcke schoone ende welrieckende bloemen. By de gheslachten van de Roosen worden gherekent de Pioene ende de soorten van Cistus; ende men hadde daer by oock met eenighe reden moghen voeghen de Winter-Roose; maer ghemerckt dat die een mede-soorte van Maluwe is, soo hebbe ick die onder de Maluwen willen laten blijven. Daerom beghinnende van de Violetten, sullen van de andere vervolghens spreken.

^Naar het begin van deze pagina