Ezinge in de vroege middeleeuwen (original) (raw)

Vergane glorie? Een Hollands adelskroniekje in de Bourgondisch-Habsburgse periode

Leidschrift : Elites, 2000

Het kan licht gebeuren, dat men, de opmerkzaamheid steeds gericht op neergaan, uitleven en verwelken, te veel van de schaduw des doods over het werk laat vallen'. Deze woorden zijn, hoe kan het anders, neergeschreven door Johan Huizinga, en wel op 31 januari 1919 na voltooiing van zijn Herfsttij der Middeleeuwen. Ze zijn opgenomen in het 'Voorbericht' bij de eerste druk van die studie en vormen als het ware een reactie van de auteur na herlezing van zijn eigen boek. Zijn Herfsttij was erop gericht aan te tonen dat de Frans-Bourgondische cultuur van de veertiende en vijftiende eeuw niet alleen als 'advent der Renaissance' gezien moest worden, maar ook en vooral als 'de middeleeuwsche beschaving in haar laatste levensgetij, als een boom met overrijpe vruchten'. Kijkend naar de Late Middeleeuwen zag hij een avondhemel, 'vol bloedig rood, zwaar en woest van dreigend loodgrijs, vol valschen koperen schijn.' 1 Blijkens de hierboven als opening geciteerde woorden was Huizinga zelf zich terdege bewust van een mogelijke vertekening door eenzijdigheid. Dat heeft echter niet kunnen verhinderen dat het door hem zo magistraal geschilderde beeld van het Middeleeuwse avondrood een eigen leven is gaan leiden en vele interpretaties van laatmiddeleeuwse cultuurverschijnselen heeft beïnvloed. Cultuuruitingen in de vijftiende eeuw werden meer dan eens geïnterpreteerd als schone schijn, als elementen in een droomcultuur, als schitterende levensvormen los van de harde, zakelijke en vaak ook veel minder kleurrijke realiteit. 2 J. Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over levens-en gedachtenvormen der veertiende en vijftiende eeuw in Frankrijk en de Nederlanden (Groningen 1984 16), vii-viii. Vgl. ook F.P. van Oostrom, 'De oude orde in verval? Hollandse hofliteratuur en Huizinga's Herfsttij', in: idem, Aanvaard dit werk. Over Middelnederlandse auteurs en hun publiek, NLCM 6 (Amsterdam 1992), 136-151, aldaar 139: 'Hoezeer men Huizinga ook moet relativeren: twee van zijn hoofdstellingen lijken toch moeilijk te loochenen: ten eerste, dat de aloude adel in de loop van de veertiende en vijftiende eeuw gevoelig aan macht inboet; en ten tweede, dat de kunst die deze adel cultiveert tegen dit positieverlies veelal een dam, of zelfs een rookgordijn opwerpt'.

Onderzoeksbalans archeologie in Vlaanderen Versie 1, 29/10/2008: Vroege en volle middeleeuwen

Onderzoeksrapporten, 2021

Onderzoeksbalans Vroege en volle middeleeuwen pagina 9 van 89 achtergrond. Een ander onderwerp dat eind 19de-begin 20 ste eeuw bijzondere aandacht kreeg, was het onderzoek op opgehoogde terreinen, zoals mottes. Onder leiding van A. de Loë werden heel wat kleine opgravingen uitgevoerd, die gepubliceerd werden in de Annales de la Société Royale d'Archéologie de Bruxelles 4. Door de Eerste Wereldoorlog werd dit programma afgebroken en nadien niet meer hernomen. Begin jaren 1970 werden door de toenmalige NDO ook enkele onderzoeksthema's vastgelegd, waarrond systematisch onderzoek zou gaan plaatsvinden 5. Het ging onder meer over de Karolingische en volmiddeleeuwse aarden versterkingen in Vlaanderen, onder meer te Beveren 6 , Diest 7 , Veurne 8 , Loker 9 , Dudzele 10 , Gistel 11 , Landen 12 en Werken 13 en het versterkingswezen in de Scheldevallei, onder meer te Petegem 14 , Ename 15 en Gent 16. Dit onderzoek heeft tot nu toe echter nauwelijks geleid tot brede overzichtstudies of syntheses die inzicht verschaffen in de algemene problematiek en dynamiek van deze fenomenen, maar enkel tot enkele bondige overzichten en vraagstellingen 17. Al van bij de start in de jaren 1970 van de vorige eeuw werd het stadsarcheologisch onderzoek te Gent geconfronteerd met vele vondsten van grote volmiddeleeuwse steenbouw in de binnenstad, wat de Gentse stenen al snel een belangrijk thema maakte in het onderzoek. Dit resulteerde in eerste syntheses betreffende dit onderwerp 18. Navraag over recente onderzoeksvragen en-thema's bij instellingen en verenigingen uit het Vlaamse archeologische werkveld leidde tot de volgende lijst en de vaststelling dat er inhoudelijk heel wat werk in een breder kader geplaatst wordt. In West-Vlaanderen zijn de laatste 15 jaar verschillende onderzoeksthema's aan de orde, al dan niet gestuwd door systematisch onderzoek:

De oorsprong van ghe-als negatief-polair element in het Middelnederlands

2006

Gothic gain in origin a derivational verbal prefi x on a par with prefi xes like Modern Dutch ont-, be-and ver-, and the ancestor of Dutch and German ge-, shows the beginnings of a new use which was no longer derivational (altering the aktionsart of the verb) but infl ectional (perfective aspect). Postma (2002) notes that its Middle Dutch form, ghe-, seems to have developed into a prefi x that transforms a following verb into a negative polarity item. Our paper tries to account for this development by pointing out possible routes for such a reinterpretation, the most signifi cant of which is the appearance of ghe-as a marker on the infi nitive after specifi c modals, which we argue to have arisen out of a need for marking modals expressing dynamic modality as lexical verbs rather than auxiliaries-which the other modals, epistemic and deontic, were grammaticalizing into. The dialect of Brabant turned out to have reinterpreted KUNNEN as a negative polarity verb, partnered by KUNNEN as a negative polarity verb, partnered by KUNNEN MOGEN as HOEVEN is partnered by MOETEN in Modern Dutch. MOETEN in Modern Dutch.

Een woonerf uit de midden-ijzertijd onder de verkaveling Capelakkerte Brecht-Overbroek (prov. Antwerpen)

2006

Inleiding 1.1 Vondstomstandigheden en context De site Capelakker (fig. 1: 1) te Brecht-Overbroek werd ontdekt in 1998 door infrastructuurwerken in een geplande sociale verkaveling aangevraagd door IGEAN (Intercommunale Grondbeleid en Expansie Antwerpen) 1. Het toenmalige Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (IAP) kreeg de gelegenheid heel de te bebouwen oppervlakte van de verkaveling te onderzoeken, nog voor de percelen verkocht werden. Er werd in het totaal een oppervlakte van ongeveer 9000 m² gecontroleerd 2. Brecht kent van in de prehistorie een lange bewoningsgeschiedenis. Dit werd reeds aangetoond door de vele gekende archeologische vindplaatsen in de omgeving. Specifiek voor de periode van de metaaltijden, en in het bijzonder de ijzertijd, blijken in Brecht vele sites gekend te zijn. Vooral door archeologisch onderzoek de laatste 10 jaar wordt het beeld over de ijzertijd langs Belgische zijde van de Kempen ook duidelijker (fig. 1). Langs het Moordenaarsven 3 (fig. 1: 4), op het Thomas Heyveld 4 (fig. 1: 5-beide op 1300 tot 1000 m ten zuidwesten van de vindplaats) en langs de Melkweg 5 (gelegen op de grens tussen Brecht en Wuustwezel) zijn prehistorische sites aangetroffen. Maar ook op de Hoge Meerrijt (fig. 1: 3) en Lage Meerrijt (fig. 1: 2-op 1000 m ten noordwesten en westen van de vindplaats) zouden mogelijk prehistorische sites kunnen gelegen zijn 6. 1 De opgraving gebeurde onder leiding van R. Annaert met medewerking van R. Vanschoubroek en A. Willems. De opgravingsresultaten werden in 2004 verwerkt in een licentiaatsverhandeling van S. Gautier aan de Vrije Universiteit Brussel (promotor: M. De Bie).

De Eeuwwenden (dl. 3): Renaissance 1600. Kunst en Literatuur

1990

Het is door de hele geschiedenis heen al een vraag of eeuwwenden, met bijbehorende crisisverschijnselen, echt bestaan, of dat we dergelijke verschijnselen alleen maar aangrijpen om structuur aan te brengen in een van zichzelf strikt lineair voortschrijdende tijd. Leven is immers alleen mogelijk als de zintuigen contrasten kunnen waarnemen; een te lang aanhoudende 'ééntonige' orgelklank wordt ondragelijk voor het oor