Onbekende verhalen achter bekende Rembrandts (column Spui 25 / Overdemuur.org) (original) (raw)
Related papers
Bermmonumenten. Nieuwe rouwcultuur in de openbare ruimte
2012
General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the KNAW public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain. • You may freely distribute the URL identifying the publication in the KNAW public portal. Take down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Th.A.H. de Nijs, E. Beukers, Geschiedenis van Holland, II, 1572 tot 1795
BMGN - Low Countries Historical Review, 2004
Deze geschiedenis van Holland behoort tot een lastig genre. Lastig voor redactie en auteurs, en lastig ook voor een bespreker. Wat immers is de bedoeling van een dergelijk boek, en in verband daarmee, volgens welke maatstaven moet het beoordeeld worden? De veertien bijdragen zijn geschreven door vijftien wetenschappers die hun sporen verdiend hebben. Maar de hele opzet van het werk maakt duidelijk dat hun beoogd publiek eerder tot de categorie 'algemeen ontwikkeld', dan tot dat van de collega-historici gerekend moet worden. Het boek ambieert klaarblijkelijk om wetenschappelijke kennis samen te vatten en aan een niet-wetenschappelijk publiek over te dragen. Daarbij mogen dan criteria als 'betrouwbaarheid', 'volledigheid' en 'toegankelijkheid' worden gehanteerd. Wat dat betreft hebben de lezers van dit boek niets te klagen. In een prettig leesbare stijl worden door ter zake deskundige auteurs de belangrijkste feiten en ontwikkelingen voorgesteld. Luuc Kooijmans en Carly Misset zetten in het eerste hoofdstuk de politieke ontwikkelingen op een rijtje, Taeke Stol bericht over de waterstaatkundige verwikkelingen, terwijl Jan Bieleman (landbouw) en Milja van Tielhof (handel en nijverheid) de economie voor hun rekening nemen. Drie hoofdstukken van Jan Lucassen (bevolking), Paul Knevel (maatschappelijke groepen) en Jo Spaans (sociale zorg) behandelen de sociale aspecten, waarna Paul Abels de kerkelijke geschiedenis uit de doeken doet. Willem Otterspeer bijt met een hoofdstuk over de wetenschap het spits af in het culturele gedeelte, gevolgd door Eddy Grootes (literatuur), Eric Jan Sluijter (schilderkunst), Louis Peter Grijp (muziek) en Freek Schmidt (bouwkunst). Het boek eindigt met een slotbeschouwing van Willem Frijhoff. Wie met de materie vertrouwd is wordt zo nu en dan verrast-Lucassen verstrekt nieuwe ramingen over aantallen stedelingen omstreeks 1680 en 1750, Jo Spaans komt met enkele mij onbekende gegevens over provinciale wetgeving inzake de armenzorg, Sluijter geeft een nieuwe synthese van het werk over de canonvorming rond de 'Hollandse school'-maar men zal hier toch vooral een competente samenvatting van de resultaten van recent onderzoek aantreffen. Daar is niets mis mee, want dat was precies de bedoeling en wanneer het beoogde bredere publiek in groten getale op deze manier daarover geïnformeerd wordt, is het belangrijkste doel van dit boek bereikt. De toegankelijkheid wordt niet weinig vergroot door een ruimhartig illustratiebeleid, met geregeld verrassende afbeeldingen die goed aansluiten bij de tekst. Wat dat betreft verdienen ook vormgever en uitgever een compliment. So far so good. Men zou wellicht ook enkele additionele eisen aan een boek als dit mogen stellen: 'verantwoording', 'evenwichtigheid', 'historiciteit' en 'samenhang'. Om met het eerste te beginnen, daar is de redactionele politiek niet helemaal helder. Sommige hoofdstukken zijn uitvoerig geannoteerd, andere uitsluitend bij de citaten, het eerste zelfs daar niet. Bij alle hoofdstukken is een beredeneerde literatuuropgave, en die heeft soms het karakter van verantwoording, maar lijkt in andere gevallen slechts bedoeld als leeswijzer. Ook met de 'evenwichtigheid' is iets merkwaardigs aan de hand. Niet minder dan vijf van de veertien hoofdstukken zijn gewijd aan wetenschap en cultuur. Daarbij steekt een enkel hoofdstuk over de politiek wel mager af, te meer daar er bij voorbeeld heel weinig te vinden is over de werking van de openbare instellingen. De justitie, om een ander thema te noemen, dat bovendien niet van actualiteit is ontbloot, komt in het hele boek niet voor. En waarom wel het muziekleven behandeld, waarvan Grijp zelf zegt dat het eigenlijk niet erg bijzonder was, en niet de marine die Hollands naam en faam op de zeven zeeën uitdroeg? Maar de belangrijkste problemen zitten toch bij de laatste twee criteria. Door de thematische behandeling van ruim twee eeuwen
Meestal onzichtbaar, toch aanwezig : een wandeling over en langs de Romeinse weg in Leidsche Rijn
Oud Utrecht Tijdschrift Voor Geschiedenis Van Stad En Provincie Utrecht Issn 1380 7137 Jg 77 Nr 5 P 147 153, 2011
Het klinkt paradoxaal: de oudste Utrechtse geschiedenis is te vinden in de nieuwste wijk. Juist de mogelijkheden voor archeologisch onderzoek die de aanleg van Leidsche Rijn bood, hebben er voor gezorgd dat de geschiedenis er letterlijk bloot kwam te liggen. Zoals het tracé van de limesweg. Om die te volgen, maakten we deze zomer een wandeling van Kanaleneiland tot de grens van Woerden en we nodigen de lezer uit dat ook te doen. Met de auteur liepen mee: mederedactielid Joyce Pennings, haar hond Saar, 'limeswandelaar' Lieuwe Wynia (hij liep het traject in Germania Inferior van Vinxtbach bij Bad Breisig tot Katwijk) en gemeentearcheologen Erik Graafstal en Herre Wynia. De gegevens over de weg en de Romeinse vondsten zijn vooral gebaseerd op de door de laatste twee, met niet te stuiten enthousiasme, verstrekte informatie. Eén waarschuwing vooraf: de limesweg is zelden 'echt' te zien en waar een stukje gereconstrueerd is, is dat 'gewoon' een (grind)pad. Aan twee voorwaarden moet de wandelaar wel voldoen: enigszins gevoelig zijn voor de sensatie te lopen op historisch unieke grond en nieuwsgierig zijn naar de manier waarop het verleden is ingepast in een 21e-eeuwse wijk. Hij of zij krijgt in ieder geval een aardige doorsnede te zien van het zuidelijk deel van dit gigantische nieuwbouwproject. Meestal onzichtbaar, toch aanwezig Een wandeling over en langs de Romeinse weg in Leidsche Rijn De Romeinse weg werd in 1997 bij toeval gevonden. Het hele tracé op Utrechts grondgebied is inmiddels in kaart gebracht. Zelf de route nalopen? Dat kan: een paar kleine stukjes precies, voor de rest bij benadering. Onderweg valt er op archeologisch gebied genoeg te zien en te beleven.
Vergane glorie? Een Hollands adelskroniekje in de Bourgondisch-Habsburgse periode
Leidschrift : Elites, 2000
Het kan licht gebeuren, dat men, de opmerkzaamheid steeds gericht op neergaan, uitleven en verwelken, te veel van de schaduw des doods over het werk laat vallen'. Deze woorden zijn, hoe kan het anders, neergeschreven door Johan Huizinga, en wel op 31 januari 1919 na voltooiing van zijn Herfsttij der Middeleeuwen. Ze zijn opgenomen in het 'Voorbericht' bij de eerste druk van die studie en vormen als het ware een reactie van de auteur na herlezing van zijn eigen boek. Zijn Herfsttij was erop gericht aan te tonen dat de Frans-Bourgondische cultuur van de veertiende en vijftiende eeuw niet alleen als 'advent der Renaissance' gezien moest worden, maar ook en vooral als 'de middeleeuwsche beschaving in haar laatste levensgetij, als een boom met overrijpe vruchten'. Kijkend naar de Late Middeleeuwen zag hij een avondhemel, 'vol bloedig rood, zwaar en woest van dreigend loodgrijs, vol valschen koperen schijn.' 1 Blijkens de hierboven als opening geciteerde woorden was Huizinga zelf zich terdege bewust van een mogelijke vertekening door eenzijdigheid. Dat heeft echter niet kunnen verhinderen dat het door hem zo magistraal geschilderde beeld van het Middeleeuwse avondrood een eigen leven is gaan leiden en vele interpretaties van laatmiddeleeuwse cultuurverschijnselen heeft beïnvloed. Cultuuruitingen in de vijftiende eeuw werden meer dan eens geïnterpreteerd als schone schijn, als elementen in een droomcultuur, als schitterende levensvormen los van de harde, zakelijke en vaak ook veel minder kleurrijke realiteit. 2 J. Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over levens-en gedachtenvormen der veertiende en vijftiende eeuw in Frankrijk en de Nederlanden (Groningen 1984 16), vii-viii. Vgl. ook F.P. van Oostrom, 'De oude orde in verval? Hollandse hofliteratuur en Huizinga's Herfsttij', in: idem, Aanvaard dit werk. Over Middelnederlandse auteurs en hun publiek, NLCM 6 (Amsterdam 1992), 136-151, aldaar 139: 'Hoezeer men Huizinga ook moet relativeren: twee van zijn hoofdstellingen lijken toch moeilijk te loochenen: ten eerste, dat de aloude adel in de loop van de veertiende en vijftiende eeuw gevoelig aan macht inboet; en ten tweede, dat de kunst die deze adel cultiveert tegen dit positieverlies veelal een dam, of zelfs een rookgordijn opwerpt'.