Frederik Kaiser en zijn pogingen tot hervorming van 'het sterrekundig deel van onze zeevaart (original) (raw)
Related papers
Internationale bevoegdheid inzake zeevervoer: het Hof van Cassatie als revisierechter?
Rechtspraak Antwerpen Brussel Gent, 2012
Europees en internationaal gerechtelijk recht-Executie en bevoegdheid-EEX-Verdrag Rechtsmiddelen-Gerechtelijk recht en cassatie-Cassatiemiddelen in burgerlijke zaken-Belang De uitvoering van een vervoerovereenkomst over zee omvat een geheel van diensten die niet kunnen worden opgesplitst, zoals onder meer het laden en het stuwen van de goederen, hun vervoer en de aflevering in de bestemmingshaven, zodat zowel de plaats van inlading als de plaats van lossing gelijkelijk moeten worden beschouwd als de plaatsen waar de verbintenissen die het voorwerp zijn van het zeevervoer, worden uitgevoerd voor de toepassing van artikel 5, 1 ste lid EEX-Verdrag. Een cassatiemiddel kan niet tot cassatie leiden en is mitsdien niet ontvankelijk, wanneer de beslissing van de rechter naar recht verantwoord is op grond van een verdragsbepaling die de rechter niet toepasselijk acht, maar die volgens het Hof van Cassatie wel kon worden toegepast om de beslissing te verantwoorden.
P.R. Priester, Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw circa 1600-1910
Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 1999
Recensies worden. Aan die voorwaarde kan het Wilhelmus niet voldoen. En als het zo gesteld is, heeft Grijp gelijk: dan kunnen wij de woorden beter missen. De tekst blijft zoals altijd het zwakke punt van ons volkslied. A. Th. van Deursen
Oude vrienden : de Nederlandse rol bij de opbouw van de Japanse marine, 1850-1870
Leidschrift, 2018
Japan is altijd een bijzonder land geweest, zeker in Westerse ogen: gesloten en mysterieus. Vanaf circa 1640 was de Nederlandse vestiging Deshima in de Baai van Nagasaki voor Japan het venster op de wereld. 1 Japan beschikte niet over een oorlogsvloot en bemoeide zich niet met de buitenwereld. Dat veranderde met de Vrede van Nanking (1842) die een eind maakte aan de Eerste Opiumoorlog, waarbij Groot-Brittannië met geweld toegang tot China kreeg. Het was alleen maar een kwestie van tijd voordat Japan aan de beurt zou zijn. Met medeweten van de Nederlandse regering verscheen in juli 1853 een Amerikaans eskader onder bevel van commodore M.C. Perry voor Uraga in de Baai van Edo om een persoonlijke brief van de Amerikaanse president aan de Japanse regering aan te bieden. De boodschap was duidelijk. In het voorjaar van 1854 werden de havens van Shimoda, Nagasaki en Hakodate opengesteld. Vijftig jaar later vernederde de Japanse oorlogsvloot tijdens de Slag bij Tsushima (27-28 mei 1905) de Russische vloot. Dit essay gaat over de (kortstondige) Nederlandse bijdrage, en die van de Koninklijke Marine in het bijzonder, aan de transitie van Japan van een naar binnen gekeerde continentale mogendheid naar een maritieme (groot)macht. 2 De Nederlanders leverden oorlogsschepen, stuurden instructeurs en leidden Japans marinepersoneel op. Je zou dit de opmaat naar Japanse sea power kunnen noemen. Interne spanningen over de toenemende westerse invloed in het land maakten een eind aan deze samenwerking. 1 Japan onderhield ook handelsrelaties met China, Korea en de Ryukyu (Rio ekioe) eilanden. 2 Een eerdere versie van deze tekst is ter gelegenh eid van d e herd enking van 400 jaar Nederlands-Japanse b etrekkingen in 2000 gepresenteerd bij h et bezoek van een detachement Japanse adelbo rsten aan het Koninklijk Instituut voor de Marine in Den Helder. Martha Ch aiklin en Jan Fernhout hebben toen veel in formatie met mij gedeeld. Cynthia Viallé dank ik voor haar adviezen en suggesties bij deze versie.
Veranderende draagkracht van de Oosterschelde voor kokkels
2003
In opdracht van de Stuurgroep EVA II is de tweede evaluatiefase van het Nederlands schelpdiervisserijbeleid (EVA II) uitgevoerd. In deze studie zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het Oosterschelde-gebied in kaart gebracht die van invloed zijn op de ontwikkeling van het kokkelbestand op de droogvallende platen en daarmee op de hoeveelheid scholeksters die in dit gebied kunnen overleven (scholeksters zijn in de Oosterschelde voor hun voedselbehoefte grotendeels afhankelijk van kokkels). Sinds de aanleg van de Stormvloedkering en compartimenteringsdammen eroderen de platen en slikken in de Oosterschelde, waarbij sediment uit de hooggelegen delen verdwijnt en beneden de laagwaterlijn wordt afgezet. Zonder drastische ingrepen zal dit proces op lange termijn (honderden jaren) ertoe leiden dat vrijwel het gehele intergetijdengebied van de Oosterschelde verandert in een ondiep sublitoraal gebied. Doordat de platen en slikken verlagen, neemt de tijd die deze gebieden droogvallen af, waa...
Th.A.H. de Nijs, E. Beukers, Geschiedenis van Holland, II, 1572 tot 1795
BMGN - Low Countries Historical Review, 2004
Deze geschiedenis van Holland behoort tot een lastig genre. Lastig voor redactie en auteurs, en lastig ook voor een bespreker. Wat immers is de bedoeling van een dergelijk boek, en in verband daarmee, volgens welke maatstaven moet het beoordeeld worden? De veertien bijdragen zijn geschreven door vijftien wetenschappers die hun sporen verdiend hebben. Maar de hele opzet van het werk maakt duidelijk dat hun beoogd publiek eerder tot de categorie 'algemeen ontwikkeld', dan tot dat van de collega-historici gerekend moet worden. Het boek ambieert klaarblijkelijk om wetenschappelijke kennis samen te vatten en aan een niet-wetenschappelijk publiek over te dragen. Daarbij mogen dan criteria als 'betrouwbaarheid', 'volledigheid' en 'toegankelijkheid' worden gehanteerd. Wat dat betreft hebben de lezers van dit boek niets te klagen. In een prettig leesbare stijl worden door ter zake deskundige auteurs de belangrijkste feiten en ontwikkelingen voorgesteld. Luuc Kooijmans en Carly Misset zetten in het eerste hoofdstuk de politieke ontwikkelingen op een rijtje, Taeke Stol bericht over de waterstaatkundige verwikkelingen, terwijl Jan Bieleman (landbouw) en Milja van Tielhof (handel en nijverheid) de economie voor hun rekening nemen. Drie hoofdstukken van Jan Lucassen (bevolking), Paul Knevel (maatschappelijke groepen) en Jo Spaans (sociale zorg) behandelen de sociale aspecten, waarna Paul Abels de kerkelijke geschiedenis uit de doeken doet. Willem Otterspeer bijt met een hoofdstuk over de wetenschap het spits af in het culturele gedeelte, gevolgd door Eddy Grootes (literatuur), Eric Jan Sluijter (schilderkunst), Louis Peter Grijp (muziek) en Freek Schmidt (bouwkunst). Het boek eindigt met een slotbeschouwing van Willem Frijhoff. Wie met de materie vertrouwd is wordt zo nu en dan verrast-Lucassen verstrekt nieuwe ramingen over aantallen stedelingen omstreeks 1680 en 1750, Jo Spaans komt met enkele mij onbekende gegevens over provinciale wetgeving inzake de armenzorg, Sluijter geeft een nieuwe synthese van het werk over de canonvorming rond de 'Hollandse school'-maar men zal hier toch vooral een competente samenvatting van de resultaten van recent onderzoek aantreffen. Daar is niets mis mee, want dat was precies de bedoeling en wanneer het beoogde bredere publiek in groten getale op deze manier daarover geïnformeerd wordt, is het belangrijkste doel van dit boek bereikt. De toegankelijkheid wordt niet weinig vergroot door een ruimhartig illustratiebeleid, met geregeld verrassende afbeeldingen die goed aansluiten bij de tekst. Wat dat betreft verdienen ook vormgever en uitgever een compliment. So far so good. Men zou wellicht ook enkele additionele eisen aan een boek als dit mogen stellen: 'verantwoording', 'evenwichtigheid', 'historiciteit' en 'samenhang'. Om met het eerste te beginnen, daar is de redactionele politiek niet helemaal helder. Sommige hoofdstukken zijn uitvoerig geannoteerd, andere uitsluitend bij de citaten, het eerste zelfs daar niet. Bij alle hoofdstukken is een beredeneerde literatuuropgave, en die heeft soms het karakter van verantwoording, maar lijkt in andere gevallen slechts bedoeld als leeswijzer. Ook met de 'evenwichtigheid' is iets merkwaardigs aan de hand. Niet minder dan vijf van de veertien hoofdstukken zijn gewijd aan wetenschap en cultuur. Daarbij steekt een enkel hoofdstuk over de politiek wel mager af, te meer daar er bij voorbeeld heel weinig te vinden is over de werking van de openbare instellingen. De justitie, om een ander thema te noemen, dat bovendien niet van actualiteit is ontbloot, komt in het hele boek niet voor. En waarom wel het muziekleven behandeld, waarvan Grijp zelf zegt dat het eigenlijk niet erg bijzonder was, en niet de marine die Hollands naam en faam op de zeven zeeën uitdroeg? Maar de belangrijkste problemen zitten toch bij de laatste twee criteria. Door de thematische behandeling van ruim twee eeuwen