Een oude merrie uit een Friese terp (original) (raw)

De Hereniging Van Een Paard Met Een Ruiter

Aziatische Kunst

Isabelle Garachon en Lucien van Valen DE HERENIGING VAN EEN PAARD MET EEN RUITER Het lopende onderzoek naar de groep grafbeelden uit de Tang-dynastie (618-907) heeft het inzicht in de wijze waarop de groep gemaakt is sterk vergroot.1 De resultaten van het onderzoek blijken ook van belang voor de manier van presenteren in de vitrine. De objecten zijn genummerd, zoals alle in de collectie opgenomen objecten: de paarden en kamelen hebben een AK-MAK-XX nummer dat eindigt op-A, en alle zadels en ruiters eindigen op-B. De nummering geeft dus aan welk paard bij welke ruiter of zadel hoort. Zo hoort het paard AK-MAK-65-A bijvoorbeeld bij zadel AK-MAK-65-B. Afb. i Afdrukken van de strepen.

Leem Met Stro en Lood Met Melkgoud Fragment Van Een Muurschildering

Aziatische Kunst

Lucien van Valen LEEM MET STRO EN LOOD MET MELKGOUD FRAGMENT VAN EEN MUURSCHILDERING Aan het begin van de 20e eeuw vond een deel van een muurschildering van Chinese origine zijn weg naar de collectie van de Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst. De oorspronkelijke plaats van herkomst weten we niet en de complete voorstelling waar het ooit deel van uitmaakte is ook nog steeds onbekend. We kunnen de weg die het fragment aflegde in omgekeerde volgorde traceren tot Parijs in de jaren twintig, maar eigenlijk blijft alles wat het daarvoor heeft meegemaakt een mysterie. Door te kijken naar de samenstelling van de materialen waaruit het fragment is opgebouwd zal ik in dit artikel proberen inzicht te geven in de manier waarop het vervaardigd is. Downloaded from Brill.com04/24/2020 03:52:55PM via free access Afbeelding 3 (links) Detailopname van de groene vloer. Afbeelding 4 De Chinese lijnen zijn hier krachtig en scherp, de restauratie is met bibberende lijnen aangebracht.

Prehistorisch boerenerf in Driebergen-Rijsenburg

Graven in Het Groen Jg 2 Nr 1, 2012

Wonen op de flanken Niet alleen nu is het prettig wonen in de bosrijke omgeving van de flankdorpen op de heuvelrug. Ook 2500 jaar geleden was dit een geliefde plek om te wonen, getuige de sporen van een boerenerf daterend van vóór het begin van onze jaartelling, die zijn gevonden aan de Lange Dreef in Driebergen-Rijsenburg.

Een vindplaats uit de IJzertijd aan de IJselweg te Vierakker, gemeente Bronckhorst

2015

In opdracht van N.V. Nederlandse Gasunie heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven en een opgraving uitgevoerd op de locatie IJselweg te Vierakker, gemeente Bronckhorst. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de bodem binnen een groot gedeelte van de (tijdens vooronderzoek aangetroffen) vindplaats tot op grote diepte verstoord was. In de verstoorde delen waren geen archeologische sporen meer aanwezig. Uiteindelijk zijn alleen in de noordelijke en zuidelijke gedeelten van de vindplaats intacte archeologische resten aangetroffen. In zowel het noordelijke als het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied zijn sporenclusters gevonden waarin gebouwstructuren kunnen worden herkend. In totaal gaat het om 97 relevante archeologische sporen, zoals kuilen, paalkuilen en een waterkuil. In het zuidelijke deel van de vindplaats is een sporencluster aangetroffen waarin verschillende bijgebouwen kunnen worden herkend. Tussen de sporen zijn drie vierpalige spiekers en een deel van een vierde spieker herkend. Van een van de spiekers kon worden vastgesteld dat deze door brand is vernietigd. In het noordelijke deel van het onderzoeksgebied zijn een complete huisplattegrond en een vierpalige spieker gevonden. De huisplattegrond wordt toegeschreven aan het type Wachtum. Dit type wordt regelmatig in de IJsselstreek en andere delen van Oost-Nederland gevonden. Over het algemeen worden huizen van dit type gedateerd in de Vroege IJzertijd, hoewel een begindatering in de Late Bronstijd niet wordt uitgesloten. Tijdens de archeologische begeleiding die na afloop van de opgraving heeft plaatsgevonden, zijn ten noorden van het onderzoeksgebied nog paalkuilen, kuilen en een waterkuil aangetroffen. Vermoedelijk kunnen deze sporen aan een tweede erf worden toegeschreven. Omdat de werkstrook ten tijde van de begeleiding echter al tot in de C-horizont was uitgegraven, is hiervan slechts een klein gedeelte teruggevonden. Het was niet mogelijk om in de opgetekende sporen (duidelijke) structuren te herkennen. Het vondstmateriaal bestaat vrijwel uitsluitend uit handgevormd aardewerk en natuursteen. Op basis van de herkende structuren en het aardewerk kan het erf in het noordelijke deel van het plangebied gedateerd worden in de Vroege IJzertijd. De structuren die in het zuidelijke deel zijn aangetroffen, worden gedateerd in de Midden en Late IJzertijd. Zoals gebruikelijk bij een opgraving op zandgrond, zijn slechts weinig botanische resten gevonden. Uit de zaden die in de palen van de verschillende spiekers zijn gevonden, blijkt dat er in ieder geval gerst, gierst, tarwe en haver werden verbouwd. Het gaat om graansoorten die in de IJzertijd algemeen waren. Opvallend is dat in twee spiekers niet graan, maar eikels het grootste bestanddeel uitmaakten van gewassen die opgeslagen lagen. Of deze eikels dienden als voedsel voor vee of dat ze ook door de bewoners werd gegeten, is niet duidelijk

Vergane glorie? Een Hollands adelskroniekje in de Bourgondisch-Habsburgse periode

Leidschrift : Elites, 2000

Het kan licht gebeuren, dat men, de opmerkzaamheid steeds gericht op neergaan, uitleven en verwelken, te veel van de schaduw des doods over het werk laat vallen'. Deze woorden zijn, hoe kan het anders, neergeschreven door Johan Huizinga, en wel op 31 januari 1919 na voltooiing van zijn Herfsttij der Middeleeuwen. Ze zijn opgenomen in het 'Voorbericht' bij de eerste druk van die studie en vormen als het ware een reactie van de auteur na herlezing van zijn eigen boek. Zijn Herfsttij was erop gericht aan te tonen dat de Frans-Bourgondische cultuur van de veertiende en vijftiende eeuw niet alleen als 'advent der Renaissance' gezien moest worden, maar ook en vooral als 'de middeleeuwsche beschaving in haar laatste levensgetij, als een boom met overrijpe vruchten'. Kijkend naar de Late Middeleeuwen zag hij een avondhemel, 'vol bloedig rood, zwaar en woest van dreigend loodgrijs, vol valschen koperen schijn.' 1 Blijkens de hierboven als opening geciteerde woorden was Huizinga zelf zich terdege bewust van een mogelijke vertekening door eenzijdigheid. Dat heeft echter niet kunnen verhinderen dat het door hem zo magistraal geschilderde beeld van het Middeleeuwse avondrood een eigen leven is gaan leiden en vele interpretaties van laatmiddeleeuwse cultuurverschijnselen heeft beïnvloed. Cultuuruitingen in de vijftiende eeuw werden meer dan eens geïnterpreteerd als schone schijn, als elementen in een droomcultuur, als schitterende levensvormen los van de harde, zakelijke en vaak ook veel minder kleurrijke realiteit. 2 J. Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over levens-en gedachtenvormen der veertiende en vijftiende eeuw in Frankrijk en de Nederlanden (Groningen 1984 16), vii-viii. Vgl. ook F.P. van Oostrom, 'De oude orde in verval? Hollandse hofliteratuur en Huizinga's Herfsttij', in: idem, Aanvaard dit werk. Over Middelnederlandse auteurs en hun publiek, NLCM 6 (Amsterdam 1992), 136-151, aldaar 139: 'Hoezeer men Huizinga ook moet relativeren: twee van zijn hoofdstellingen lijken toch moeilijk te loochenen: ten eerste, dat de aloude adel in de loop van de veertiende en vijftiende eeuw gevoelig aan macht inboet; en ten tweede, dat de kunst die deze adel cultiveert tegen dit positieverlies veelal een dam, of zelfs een rookgordijn opwerpt'.

Het erf langs de Reth. Een Ottoonse huisplaats in plangebied Medel Afronding, gemeente Tiel

2018

Het Bedrijvenpark Medel zal de komende tijd worden uitgebreid met de locatie Medel Afronding, gelegen ten oosten van het bestaande bedrijvenpark. Het landschap waarbinnen de uitbreiding zal plaatsvinden is rijk aan archeologische vindplaatsen, zoals eerder al is gebleken tijdens de realisatie van Medel 1. Om de archeologische resten binnen de uitbreidingslocatie in kaart te brengen heeft in 2014 een proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden. Hierbij zijn, naast resten uit de prehistorie en Romeinse tijd, aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een boerenerf uit de Ottoonse tijd of het begin van de volle middeleeuwen. Dit erf kon in 2014 door middel van een opgraving geheel worden onderzocht. De sporen zijn voor het grootste deel toe te schrijven aan een boerenerf uit de Ottoonse tijd en bestaan uit greppels, paalkuilen, greppelkuilen en mestkuilen. De greppels begrenzen het erf en vormen daarbinnen verschillende functionele eenheden. Het westelijke deel van het erf wordt grotendeels in beslag genomen door een zeer vondstrijke, halfronde greppel. Vermoedelijk heeft hierbinnen een boerderij gelegen, maar hier zijn geen gebouwsporen van gevonden. Wel zijn in het oostelijke deel binnen de greppel meerdere mestkuilen gevonden. Mogelijk is het deel van het erf waarop het huis was gelegen opgehoogd met behulp van de grond die vrijkwam bij het uitgraven van de greppels. Centraal op het erf liggen diverse greppelkuilen die mogelijk gebruikt werden voor bepaalde ambachtelijke activiteiten. Op het oostelijke deel van het erf zijn de sporen gevonden van een vijfpalige roedenberg met een centrale paal. De datering van het middeleeuwse erf ligt op basis van het aardewerk uitsluitend in Sanke periode 4, die gedateerd wordt van 960/990 tot 1050/1070. Enkele metaalvondsten lijken een oudere datering te hebben. Deze oudere vondsten zijn wellicht tijdens het bewerken van het land vanuit de nabij gelegen nederzetting Hoge Hof in het plangebied terechtgekomen. Greppel S 6 kan op basis van het vondstmateriaal, dat geheel bestaat uit handgevormd aardewerk, in de late ijzertijd of de vroeg Romeinse tijd worden gedateerd. Vermoedelijk hoort deze greppel bij het landbouwareaal van de nederzetting die ten noorden van het middeleeuwse erf is aangetroffen. Uit de nieuwe tijd dateren drie oost-west georiënteerde sloten. Deze sluiten aan bij het verkavelingspatroon dat in een groter gebied tijdens het in 2014 uitgevoerde proefsleuvenonderzoek is vastgesteld