Leesmaar.nl Voor-reden Boek 28 Deel 6 Cruydt-Boeck 1644 (original) (raw)

1644 Cruydt-Boeck
A | B C D E F G H IJK L M N O P QR S T U V
Voorwerk
Deel 1 Boek 1 | 2 3 4 5
Deel 2 Boek 6 | 7 8 9 10
Deel 3 Boek 11 | 12 13 14 15
Deel 4 Boek 16 | 17 18 19 20
Deel 5 Boek 21 | 22 23 24 25
Deel 6 Boek
26 Van de stekelighe oft doornachtighe heesterenPlanten Alfabetisch
27 Van de Heesteren sonder doornenPlanten Alfabetisch
28 Van de Boomen die vruchten draghenPlanten Alfabetisch
29 Van de Wilde BoomenPlanten Alfabetisch
30 Van de altijdt groene, harstdraghende ende andere dieghelijcke Boomen ende boomachtigh ghewasPlanten Alfabetisch
Indiaensche oft Uytlandtsche Boomen, Heesteren ende Cruyden
Nawerk Neder-Duytsche Naemen der Cruyden
Middelnederlandse termen
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel
Bijgewerkt28-04-2023

« Cruydt-Boeck 1644 Deel 6 boek 28 Zie volgende pagina »

Voor-reden.

Zie scan Cruydt-Boeck 1644 Deel 6 boek 28 Bladzijde 1235 De beschrijvinghe van de heesteren is in de voorgaende Boecken van ons genoegh in 't langhe ghegheven gheweest : soo volght dan met recht, dat wy daer nae van de Boomen spreken. Dese zijn drijderhande; ende sullen daerom in dese dry laetste Boecken van ons bijsonderlijck bescheven worden. Het eerste gheslacht begrijpt de Boomen die vruchten draghen; het ander de Wilde Boomen; het derde de ghene die altijd groen blijven, ende haer loof des Winters niet en verliesen. Welcke dry gheslachten allegader eenighe vruchten pleghen voort te brengen. Doch wy verstaen met dien naem Vrucht-dragende oft Fructiferae arbores tegenwoordighlijcken anders gheene Boomen, dan alleen de ghene wiens vruchten eetbaer ende den mensche nuttelijck zijn; de welcke daerom oock Tamme oft Gheoeffende Boomen ghenoemt worden, in 't Griecks Hemerae 'Hèmerai', in 't Latijn Domestica oft Cultivae arbores. Plinius is van ghevoelen, dat sy met goede reden Urbanae arbores, dat is Steedtsche Boomen, ghenoemt moghen worden, om dat haer vruchten Tam ende den mensche eenighsins nut oft behulpelijck zijn, als blijckt uyt het 19. capitel van sijn 16. boeck. Ende van dese Tamme vruchten sullen wy in dit teghenwoordigh acht-en-twintighste Boeck handelen : maer van de twee andere gheslachten, de welcke vruchten draghen die den mensche niet nut oft ghebruycklijck en zijn, ende daerom Wilde Boomen, in 't Latijn Arbores silvestres, in 't Griecks 'Dendrea agrea' heeten, sullen wy in de twee volghende laetste Boecken in 't langhe spreken.
Zie scan Cruydt-Boeck 1644 Deel 6 boek 28 Bladzijde 1236 Dan dese Tamme ende nutte Vrucht-draghende Boomen zijn oock verscheyden van gheslachten : want sommighe hebben Vruchten die in haer buytenste vleesch eetbaer zijn; als zijn naementlijck de Appelen ende Peeren : de andere hebben alleen eetbaere keernen; als zijn de Amandelen ende Noten : andere zijn eetbaer soo wel in haer buytenste vleesch als in haer binnenste keeste oft keerne; ende sulcks zijn de Persen, Pruymen, Kriecken ende meer andere dierghelijcke boomen. Ende elck een van de selve hebben noch haer bijsonder ende verscheyden onderschil, als uyt haer beschrijvinghe claerer blijcken sal. Maer ghemerckt, dat wy eerst behoorden te handelen van die boomen, wiens vruchten, aengaende haer buytenste vleesch, meest eetbaer zijn, soo dunckt my oock dat wy met de beste reden van de Appelen eerstelijck sullen spreken, als de vrucht die met recht voor de edelste ende beste Boom-vrucht oft Ooft ghehouden magh worden.

^Naar het begin van deze pagina