Dutch Civil Law Research Papers (original) (raw)

Eind januari vierde privaatrechtelijk Nederland drie verjaardagen: op 25 januari was het negentig jaar geleden dat de Hoge Raad het arrest Bos/Heineken (ook bekend als Brouwerij I) wees, op 30 januari vierde Quint/Te Poel zijn zestigste... more

Eind januari vierde privaatrechtelijk Nederland drie verjaardagen: op 25 januari was het negentig jaar geleden dat de Hoge Raad het arrest Bos/Heineken (ook bekend als Brouwerij I) wees, op 30 januari vierde Quint/Te Poel zijn zestigste verjaardag en op 31 januari was het arrest Lindenbaum/Cohen maar liefst honderd jaar oud. Met name het eeuwfeest van Lindenbaum/Cohen was reden voor een feestje: de Universiteit Leiden organiseerde een symposium erover en de Hoge Raad heeft zelfs een mini-opera – getiteld ‘NJ 1919, p. 161’, naar de vindplaats in de Nederlandse Jurisprudentie – gecomponeerd. In dit artikel zal ik ingaan op wat vooraf ging aan Lindenbaum/Cohen, en dan met name op de legistische en antilegistische stromingen in Nederland in de negentiend eeuw.

Cultuurgoederen worden algemeen erkend als voorwerpen die onze cultuur in zich dragen en daarom voor onszelf en de toekomst behouden moeten blijven. Van oudsher wordt dan ook gepleit voor bescherming van deze goederen, bijvoorbeeld door... more

Cultuurgoederen worden algemeen erkend als voorwerpen die onze cultuur in zich dragen en daarom voor onszelf en de toekomst behouden moeten blijven. Van oudsher wordt dan ook gepleit voor bescherming van deze goederen, bijvoorbeeld door hen te sparen in tijden van oorlog. In de afgelopen eeuw is deze bescherming door middel van verdragen in het internationaal recht verankerd geraakt. Vooral de illegale handel in cultuurgoederen bleek daarbij een punt van aandacht, omdat deze hun voortbestaan zeer ernstig bedreigt.
Nederland heeft zich op het internationale podium van verschillende houdingen bediend waar het op de bescherming van cultuurgoederen aankwam. Daarbij hebben zich in het afgelopen decennium ontwikkelingen voorgedaan die de vraag doen rijzen hoe Nederland zich tegenwoordig opstelt wat betreft de bescherming van cultuurgoederen. In deze scriptie wordt die houding getypeerd. Daartoe worden drie sprekende ontwikkelingen uit het afgelopen decennium omschreven die een beeld zullen geven van de huidige Nederlandse manier van omgaan met cultuurgoederen. Het gaat daarbij om de implementatie van het UNESCO-verdrag 1970, de mogelijkheid om middels de Restitutiecommissie een restitutieverzoek in te dienen voor kunstgoederen waarvan het bezit in de Tweede Wereldoorlog verloren is en de ontwikkelingen wat betreft de afstoting van museale objecten. Vervolgens wordt een beschrijving van het ontstaan van de bescherming van cultuurgoederen in internationaal opzicht en Nederlands positie hierin gegeven. Daarna kan de huidige positie van Nederland getypeerd worden aan hand van het theoretisch kader dat John Henry Merryman uitgewerkt heeft. Daaruit zal dan blijken of de kille, door economische belangen ingegeven houding jegens het behoud van cultuurgoederen zoals die aan het eind van de 19e eeuw in Nederland bestond nog altijd opgeld doet en wat de invloed vanuit het internationaal recht op die houding geweest is.

In de praktijk leidt het instellen van meerdere vorderingen in
één procedure nog steeds tot onvoorziene problemen. Dat is een goede reden om de kennis van deze materie op te frissen.

This is an interview about my article.